Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0677

Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers172706 HA ZA 08-584
Statusgepubliceerd


Indicatie

In vrijwaring wordt een geslaagd beroep gedaan op een arbitragebeding. Redenen van proceseconomie zij op zichzelf onvoldoende om een arbitragebeding te doorbreken.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 172706 / HA ZA 08-584 Vonnis in incident van 17 december 2008 in de zaak van de stichting STICHTING SCHOLENGEMEENSCHAP VOOR VOORTGEZET VRIJE SCHOOLONDERWIJS MIDDEN EN ZUID-OOST NEDERLAND, gevestigd te Nijmegen, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, advocaat mr. R.G. Gebel, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN HEESEWIJK BOUW B.V., gevestigd te Eindhoven, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, advocaat mr. drs. P.C. van Nielen. Partijen zullen hierna de Stichting Scholengemeenschap en Van Heesewijk Bouw B.V. genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de incidentele conclusie tot onbevoegdheid - de incidentele conclusie van antwoord. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. 2. Het geschil en de beoordeling in het incident 2.1. De Stichting Scholengemeenschap vordert in de hoofdzaak dat Van Heesewijk Bouw B.V. - zo mogelijk gelijktijdig met het in het rechtsgeding onder rolnummer 165773/ HA ZA 07-2052 uit te spreken vonnis – wordt veroordeeld om aan de Stichting Scholengemeenschap te betalen al datgene waartoe zij als gedaagde in voornoemd rechtsgeding mocht worden veroordeeld. 2.2. In het incident vordert Van Heesewijk Bouw B.V. dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij legt hieraan ten grondslag dat zij met de Stichting Scholengemeenschap een geschillenregeling overeengekomen is op grond waarvan de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA) met uitsluiting van de burgerlijke rechter bevoegd is te oordelen over onderhavig geschil. De geschillenregeling is verwoord in artikel 11 van de Overeenkomst bouwkundige voorzieningen Novalis College te Eindhoven (hierna de overeenkomst) en opgenomen in de STABU-voorwaarden 2001, die via het bestek op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn verklaard. Weliswaar is er in artikel 11 van de overeenkomst een voorbehoud opgenomen voor de Stichting Scholengemeenschap om - wanneer de aard van het conflict daartoe aanleiding geeft - het geschil aan de burgerlijke rechter te onderwerpen, maar over dat voorbehoud is geen wilsovereenstemming tot stand gekomen, gezien de kanttekeningen die Van Heesewijk Bouw B.V bij dat artikel heeft gemaakt via een brief van 11 november 2004 die integraal onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Bovendien mocht de Stichting Scholengemeenschap geen voorbehoud als hiervoor bedoeld maken omdat zij daarmee zou afwijken van de in de (aanbestedings)bekendmaking en in het bestek vermelde eisen, hetgeen haar ingevolge artikel 24 UAR 2001 niet is toegestaan. Subsidiair is Van Heesewijk Bouw B.V. van mening dat de aard van het conflict geen aanleiding geeft de burgerlijke rechter te benaderen. 2.3. De Stichting Scholengemeenschap voert verweer. Zij betwist – kort samengevat – dat de brief van 11 november 2004 deel uitmaakt van de overeenkomst. Naar aanleiding van die brief heeft nader overleg tussen partijen plaatsgevonden, waarbij overeengekomen is om de oorspronkelijke tekst van de overeenkomst te handhaven, zonder de daarbij door Van Heesewijk Bouw B.V. geplaatste kanttekeningen. Er is mitsdien geen geldige arbitrageovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Artikel 24 UAR 2001 verbiedt geenszins om nader in onderhandeling te treden over de geschillenregeling. Voorts is de Stichting Scholengemeenschap van mening dat het conflict vooral juridisch van aard is en partijen in een vrijwaringsgeschil zijn verwikkeld, waarvan de hoofdzaak dient bij deze rechtbank. Onbevoegdverklaring in onderhavige procedure zou uit proceseconomische overwegingen ongewenst zijn. 2.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 2.5. De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat de Stichting Scholengemeenschap het bouwkundig gedeelte van de nieuwbouw van het Novalis College via een openbare aanbestedingsprocedure aan Van Heesewijk Bouw B.V. heeft vergund. 2.6. In de overeenkomst die partijen hebben ondertekend is in artikel 1.2. het volgende bepaald: 1.2. De rechtsverhouding tussen partijen wordt achtereenvolgens bepaald door - deze overeenkomst - het bestek als omschreven in artikel 1.3. - de bepalingen der UAV (met inachtneming van hoofdstuk 01 van het bestek) - de van toepassing zijnde geldende (overheids)voorschriften en bepalingen. 2.7. In het bestek is in hoofdstuk 1, paragraaf 01.01.10. bepaald: 01. Van toepassing zijn de standaardbepalingen, zoals deze zijn opgenomen in de STABU Standaard 2001, uitgegeven door de Stichting STABU te Ede 2.8. In de STABU voorwaarden 2001 is de UAV 1989 integraal van toepassing verklaard en die UAV bevatten in paragraaf 49 een bepaling over beslechting van geschillen, luidende als volgt: 1. voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen. 2. Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door een der partijen als zodanig worden beschouwd - die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luiden. 2.9. In paragraaf 01.02 van het bestek zijn administratieve bepalingen opgenomen, aansluitend op de UAV, waaronder punt 01.02.49 over Beslechting van geschillen. Hierin is vermeld: 03. Indien een der partijen zulks verlangt, wordt een der leden van het scheidsgerecht uit de buitengewone leden van de Raad van Arbitrage voor de Bouw gekozen dan wel door de voorzitter van die Raad benoemd. In dit geval bestaat het scheidsgerecht steeds uit drie leden 2.10. Tenslotte is in artikel 11 van de overeenkomst het volgende vermeld: 11.1 Met betrekking tot geschillen, ook die welke door slechts een partij worden beschouwd, welke tussen partijen in verband met of naar aanleiding van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende overeenkomsten ontstaan, zowel die van juridische als die van feitelijke aard zal de volgende handelswijze gelden: 1. het geschil wordt voorgelegd aan een commissie, in vergadering bijeen en bestaande uit projectverantwoordelijken van partijen van het project, en de directie van partijen. (…) 2. Indien de vergadering niet leidt tot een oplossing van het geschil, verplichten partijen zich hun standpunt inzake het geschil nogmaals te overwegen, met inachtneming van hetgeen in de commissie is besproken. Binnen 14 dagen na afloop van de onder 1 genoemde vergadering roept de voorzitter opnieuw een vergadering bijeen om een oplossing te vinden voor het geschil 3. Indien ook in voornoemde tweede vergadering geen oplossing voor het gerezen geschil wordt gevonden, wordt het geschil op verzoek van een van beide partijen voorgelegd aan de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland (…) tenzij het onderwerp van geschil een geldswaarde van maximaal € 5.000,- vertegenwoordigt in welk geval de terzake relatief bevoegde Kantonrechter als enige instantie bevoegd zal zijn tot beoordeling van het voorliggende geschil 4. In afwijking van het sub 3 bepaalde kunnen partijen ook besluiten tot het instellen van een door henzelf bepaalde arbitragecommissie als hieronder uiteengezet: (…) 11.2 In afwijking van het vorige lid bepaalde heeft de opdrachtgever het recht om, wanneer naar haar oordeel de aard van het conflict daartoe aanleiding geeft, het geschil aan de bevoegde burgerlijke rechter te onderwerpen, ook indien besteksbepalingen in deze mogelijkheid niet voorzien of een andere manier van geschilbeslechting voorschrijven in welk geval elk recht op arbitrage vervalt. Indien opdrachtgever van dit recht gebruik maakt, zal zij de opdrachtnemer hiervan tijdig schriftelijk in kennis stellen. (…) 2.11. De door de Stichting Scholengemeenschap in het geding gebrachte overeenkomst, die door beide partijen is ondertekend, bevat bij artikel 11 een handgeschreven verwijzing naar de brief van 11 november 2004 en onder de handtekening van de directeur van Van Heesewijk Bouw B.V. is handgeschreven aangetekend “onder toevoeging van onze brief met kenmerk AS/Nov/1101, gedateerd 11 november 2004” In deze brief is ten slotte ten aanzien van artikel 11 van de overeenkomst vermeld: Zie algemene opmerking boven, indien zich geschillen voordoen dan zal gehandeld worden, zoals in het bestek aangegeven. De algemene opmerking waaraan wordt gerefereerd strekt ertoe te betogen dat er in de opdracht een aantal artikelen weergegeven zijn die niet in bestek, tekeningen en overige aanbestedingsstukken van toepassing zijn. Als algemeen geldt dat het uitgangspunt van de opdracht is het bestek en bijbehorende tekeningen en nota’s van aanvullingen. Zaken die in de opdracht hiermee in tegenspraak en/of een zwaardere eis inhouden worden door ons niet geaccepteerd, aldus is in de brief vermeld. 2.12. Centraal bij de beoordeling van de incidentele vordering staat de vraag of er een arbitragebeding tussen partijen is overeengekomen dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd maakt te oordelen over het voorgelegde geschil in hoofdzaak. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende 2.13. Vooropgesteld wordt dat ingevolge artikel 1021 Rv een arbitrageovereenkomst wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. 2.14. Vast staat dat de overeenkomst, in samenhang gelezen met het bestek en de van toepassing zijnde STABU-voorwaarden 2001, waarvan integraal deel uitmaken de UAV 89, een arbitragebeding bevatten. De vraag is of het voorbehoud, dat is opgenomen onder 11.2 van de overeenkomst, onderdeel uitmaakt van hetgeen rechtens te gelden heeft als overeengekomen tussen partijen. 2.15. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Zij acht hierbij van belang dat uit de handgeschreven kanttekeningen op de overeenkomst, in samenhang gelezen met de brief van 11 november 2004, moet worden geconcludeerd dat Van Heesewijk Bouw B.V. niet heeft ingestemd met dit voorbehoud en er mitsdien geen wilsovereenstemming over dat voorbehoud is bereikt. Dat dit nadien alsnog is gebeurd, is door de Stichting Scholengemeenschap wel gesteld, maar niet onderbouwd. De brief van 10 februari 2005 biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt, nu daarin slechts in algemene zin een overleg over de betreffende brief is aangekondigd. Dat de uitkomst van dat overleg is geweest dat Van Heesewijk Bouw B.V. alsnog het gewraakte voorbehoud heeft aanvaard, blijkt uit niets terwijl toch voor de hand zou hebben gelegen dat dit op enigerlei wijze schriftelijk vast zou zijn gelegd. Als dit is gebeurd, had het op de weg van de Stichting Scholengemeenschap gelegen om dit stuk ter onderbouwing van haar stellingen in het geding te brengen en als dat niet is gebeurd dan dient de Stichting het risico daarvan te dragen, mede in aanmerking genomen dat zij geen enkel relevant bewijsaanbod terzake heeft gedaan. Dit risico is dat niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst is gesloten met een andere inhoud dan is op te maken uit het door de Stichting Scholengemeenschap bij dagvaarding overgelegde exemplaar. 2.16. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat er in casu een arbitraal beding tussen partijen is overeengekomen en dat derhalve de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is over het geschil dat tussen partijen is gerezen te oordelen. De stelling van de Stichting Scholengemeenschap dat – nu de hoofdzaak een vrijwaringsprocedure betreft - een onbevoegdverklaring ertoe zou leiden dat eenzelfde geschil aan twee verschillende instanties zou worden voorgelegd wat uit proceseconomisch oogpunt onwenselijk is, brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie. Zij tekent hierbij aan dat redenen van proceseconomie op zichzelf onvoldoende reden vormen om een arbitragebeding te doorbreken. Voor dit geding ten overvloede tekent ze hier nog bij aan dat ook het bepaalde in artikel 216 Rv een arbitragebeding niet doorbreekt. 2.17. Nu tussen partijen een arbitragebeding geldt dat leidt tot onbevoegdheid van deze rechtbank, kan hetgeen overigens nog naar voren is gebracht door partijen onbesproken blijven. 2.18. De Stichting Scholengemeenschap zal in de proceskosten van het incident en van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij die kosten nodeloos heeft veroorzaakt. 3. De beslissing De rechtbank In het incident 3.1. wijst de vordering tot onbevoegdverklaring toe, 3.2. veroordeelt de Stichting Scholengemeenschap in de kosten van het incident, aan de zijde van Van Heesewijk Bouw B.V. tot op heden begroot op € 452,00 3.3. wijst het meer of anders gevorderde af In de hoofdzaak 3.4. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, 3.5. veroordeelt de Stichting Scholengemeenschap in de kosten van de hoofdzaak tot op heden begroot op € 2.190,- Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.