Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0700

Datum uitspraak2009-01-22
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.016.576/01 & HV 200.016.604/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontvankelijkheid hoger beroep. Machtigingen uithuisplaatsing niet geëffectueerd, dus vervallen.


Uitspraak

MdO 22 januari 2009 Sector civiel recht Zaaknummers: HV 200.016.576/01 en HV 200.016.604/01 Zaaknummers eerste aanleg: 191380 JE RK 08-1226 en 191386 JE RK 08-1227 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Beschikking in de zaken in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen: de moeder, advocaat: mr. C.J.M. Jansen, t e g e n Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, gevestigd te Eindhoven, tevens kantoorhoudende te Tilburg, geïntimeerde, hierna te noemen: de stichting. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikkingen van de rechtbank Breda van 23 juli 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschriften, ingekomen ter griffie op 21 oktober 2008, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikkingen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van de rechtsgronden, het in eerste aanleg gedane verzoek van de stichting strekkende tot uithuisplaatsing van [zoon A.] en [zoon B.], alsnog af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht. 2.2. Bij verweerschriften, ingekomen ter griffie op 17 november 2008, heeft de stichting verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikkingen in stand te laten. 2.3. Gezien de verknochtheid van de voormelde zaken, heeft het hof de voeging daarvan gelast, opdat zij gezamenlijk zullen worden behandeld en opdat er gezamenlijk wordt beslist. 2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Bij die geledenheid zijn gehoord: - de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.J.M. Jansen. De moeder werd tevens bijgestaan door een tolk, de heer H.T.M. Vogt. - de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw I. van de Vossenberg en mevrouw G. Burgel, gezinsvoogdijwerker. De vader is, hoewel hij behoorlijk is opgeroepen, niet ter zitting verschenen. 2.5. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij de beroepschriften; - de producties, overgelegd bij de verweerschriften; - de brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 5 december 2008; 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van de beroepschriften. 4. De beoordeling 4.1.1. Uit de relatie tussen de moeder en de heer [Y.] zijn vijf kinderen geboren, onder wie [zoon A.] (hierna: [zoon A.]), geboren op [geboortejaar] te [geboorteplaats] in Ecuador, en [zoon B.] (hierna: [zoon B.]), geboren op [geboortejaar] te [geboorteplaats]. 4.1.2. Bij beschikking van de rechtbank Breda van 28 maart 2008 zijn – voor zover hier van belang – [zoon A.] en [zoon B.] met ingang van 28 maart 2009 voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de stichting. 4.1.3. Bij de bestreden beschikkingen heeft de rechtbank aan de stichting machtigingen verleend tot de uithuisplaatsing van de voornoemde minderjarigen in een verblijf pleegouder 24-uurs tot uiterlijk 28 maart 2009. De moeder kan zich met deze beschikkingen niet verenigen en komt hiervan in beroep. Ontvankelijkheid 4.2.1. Ter beoordeling van het hof staat of de moeder niet-ontvankelijk is in het hoger beroep in beide zaken, aangezien inmiddels vaststaat dat de stichting geen gebruik heeft gemaakt van de door de rechtbank Breda bij de bestreden beschikkingen verleende machtigingen tot uithuisplaatsing van [zoon A.] en [zoon B.]. 4.2.2. Dienaangaande is namens de moeder gesteld dat zij belang heeft bij een inhoudelijke uitspraak van het hof, aangezien de moeder deze maanden in grote onzekerheid heeft geleefd of de kinderen daadwerkelijk uit huis geplaatst zouden worden, zodra er een geschikt pleeggezin gevonden zou zijn. Tevens is namens de moeder gesteld dat het oordeel van het hof van belang is voor eventuele nieuwe beslissingen inzake het verlenen van machtigingen tot uithuisplaatsing ten aanzien van [zoon A.] en [zoon B.]. 4.2.3. Het hof is van oordeel dat de moeder geen belang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep, nu de termijn van drie maanden, gedurende welke de bestreden beschikkingen ten uitvoer konden worden gelegd, ongebruikt is verstreken. Dientengevolge zijn de beschikkingen op grond van het bepaalde in artikel 1:262, lid 3, Burgerlijk Wetboek vervallen. Met betrekking tot het door de moeder gestelde belang bij een inhoudelijke uitspraak van het hof ondanks het verstreken zijn van de geldigheidsduur van de machtigingen in verband met een mogelijke emotionele genoegdoening overweegt het hof dat een zuiver emotioneel belang naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad geen belang bij hoger beroep kan creëren. Voorts overweegt het hof dat het door de moeder gestelde belang bij een inhoudelijke uitspraak van het hof in verband met eventuele opvolgende beslissingen van de rechtbank naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad evenmin een belang oplevert dat meebrengt dat de moeder in haar beroep ontvankelijk is. Overigens is gesteld noch gebleken dat het hoger beroep nog enig ander in rechte te honoreren doel dient. Het hof ziet tenslotte geen aanleiding voor een overweging ten overvloede. 4.2.4. Gelet op het vorenstaande zal het hof de moeder in beide zaken alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep. 5. De beslissing Het hof: verklaart de moeder in beide zaken alsnog niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Breda van 23 juli 2008. Deze beschikking is gegeven door mrs. Everaars-Katerberg, Smeenk-van der Weijden en Van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2009.