Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0704

Datum uitspraak2009-01-22
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001635-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opzettelijk aanwezig hebben van onder meer 3.500.000 MDMA-tabletten alsmede het voorbereiden van de productie van synthetische drugs. Hof komt tot oplegging van een hogere straf dan de eerste rechter en ook dan de advocaat-generaal in diens eis.


Uitspraak

Parketnummer: 20-001635-08 Uitspraak : 22 januari 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 8 april 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-984823-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1970], wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond, waarbij: - verdachte werd vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde; - verdachte ter zake van: o “Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod” o “Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod” o “Een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zich en een ander gelegenheid of middelen te verschaffen en voorwerpen, stoffen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, gepleegd door twee of meer verenigde personen” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren; - vier horloges werden onttrokken aan het verkeer; - een pompwagen werd teruggegeven aan verdachte; - de bewaring ten behoeve van de rechthebbende werd gelast van een aanhanger. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1., 3. en 4. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis – voor zover aan zijn oordeel onderworpen – zal vernietigen en opnieuw rechtdoende: - de verdachte voor de onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - vier horloges zal onttrekken aan het verkeer; - een pompwagen en een aanhanger verbeurd zal verklaren. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 22 mei 2007 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 780 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een poeder bevattende MDMA en/of ongeveer 3,5 miljoen, in elk geval een hoeveelheid, tabletten bevattende MDMA en/of ongeveer 285 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. hij op of omstreeks 22 mei 2007 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 4. hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 22 mei 2007 op een of meerdere plaats(en) gelegen in het/de arrondissement(en) Breda en/of 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, (telkens) zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens) - zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededaders, (telkens) opzettelijk daartoe meermalen, althans eenmaal, - (een) voertuig(en) gehuurd en/of te beschikking gesteld en/of - (een) hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of (een) (andere) chemische stof(fen) besteld en/of laten bestellen en/of - (een) hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of (een) (andere) chemische stof(fen) overgenomen en/of afgenomen van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) en/of - die hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of (andere) chemische stof(fen) vervoerd en/of laten vervoeren en/of voorhanden gehad en/of - een loods/garagebox gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of - die hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of (andere) chemische stof(fen) overgedragen en/of laten overdragen en/of afgeleverd en/of laten afleveren aan/bij (een) ander(en) en/of in die loods/garagebox gestald en/of weg gezet en/of voorhanden gehad. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Met betrekking tot het onder 1 en 3. ten laste gelegde Vaststaande feiten Het hof stelt het volgende vast. Verdachte huurde met ingang van 4 januari 2006 een loods aan [adres 1] te Veldhoven. Op 22 mei 2007 werd deze loods door de politie doorzocht. In deze loods werden 198,8 kilo hasj, 285,96 kilo amfetamine en 40 emmers met daarin 778,68 kilo MDMA-poeder aangetroffen. Voorts werden 100 zakken pillen met logo kers, 46 zakken pillen met logo propeller/windmolen en 127 zakken pillen met logo hartje aangetroffen. Uit een berekening bleek dat het totaal aantal in de loods aangetroffen pillen ongeveer 3.500.000 bedroeg. Uit onderzoek door het NFI bleek dat de aangetroffen pillen MDMA bevatten. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs A. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van het onder 1. en 3. ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte de loods wel huurde, maar deze onderverhuurde aan iemand, die hij kende als [naam 1]; deze onderhuurder was verantwoordelijk voor hetgeen zich in de loods bevond. B. Dienaangaande overweegt het hof als volgt. i. Van 11 april 2007 tot en met 21 mei 2007 vond camera-observatie van de loods aan [adres 1] te Veldhoven plaats. Op de gemaakte opnames werd waargenomen dat een donkerblauwe Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 1], op zeventien dagen eenmaal of meermalen de loods in- en/of uitrijdt. Tenaamgestelde van dit voertuig was [betrokkene 1], de echtgenote van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker van dit voertuig was. Voorts werd waargenomen dat op vier dagen een witte Renault Kangoo, voorzien van het kenteken [kenteken 2], de loods in- en/of uitrijdt. Tenaamgestelde van dit voertuig was [betrokkene 2]. Deze heeft verklaard dat hij deze auto heeft uitgeleend aan ene [naam] uit Eindhoven, welke persoon hij aan de hand van een hem getoonde foto van verdachte herkende als zijnde verdachte. In een proces-verbaal van de analyse van de camerabeelden van de observatie bij de loods wordt gerelateerd dat de op 8 mei 2007 op de camerabeelden zichtbare bestuurder van dit voertuig grote gelijkenis vertoont met verdachte. Gelet op het voorgaande acht het hof aannemelijk dat wanneer deze voertuigen zich in de loods bevonden, verdachte eveneens in de loods aanwezig was. Daarmee was verdachte de meest frequente bezoeker van de loods, terwijl bovendien uit de observatie blijkt dat slechts incidenteel iemand anders dan verdachte bij de loods aanwezig was. De duur van de bezoeken van verdachte aan de loods varieerde van ongeveer een minuut tot ruim twaalf uren, terwijl deze niet enkel gedurende de dag doch ook ’s avonds en ’s nachts plaatsvonden. Naar het oordeel van het hof passen de frequentie, de duur en het moment van verdachtes bezoeken niet bij de door verdachte gestelde rol als (onder)verhuurder. ii. Op 12 april 2007 om 06.19 uur werd waargenomen dat verdachte twee pallets de loods in draagt. Voorts werd op 29 april 2007 om 13.44 uur waargenomen dat verdachte een pallet de loods in draagt. Daarnaast heeft [betrokkene 3], vriendin van verdachte, op verzoek van verdachte schoongemaakt in de loods. Op geen enkele wijze is evenwel aannemelijk geworden dat de werkzaamheden van verdachte in en rond de loods en het schoonmaken van de loods plaatsvonden op verzoek van [naam 1]. iii. Bij de doorzoeking van de loods werd een gesloten witte aanhangwagen, voorzien van het kenteken [kenteken], aangetroffen. Op verschillende data werd waargenomen dat de Mercedes voorzien van het kenteken [kenteken 1] met daarachter deze aanhangwagen de loods in- of uitrijdt. Verdachte heeft verklaard dat deze aanhangwagen van [naam 1] was, maar dat hij daarvan gebruik mocht maken. Naar het oordeel van het hof past dit handelen evenwel niet bij de door verdachte gestelde rol als (onder)verhuurder van een loods. iv. Wat er zij van eventuele onderverhuur – aan het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn sterke aanwijzingen te ontlenen dat daarvan helemaal geen sprake was – het hof stelt gelet op het voorgaande vast dat verdachte de feitelijk gebruiker van de loods was en aldus verantwoordelijk is voor hetgeen zich in de loods bevond. Van enige strafrechtelijk relevante betrokkenheid van derden bij de aanwezigheid van de verdovende middelen is niets komen vast te staan. v. Het verweer wordt bijgevolg verworpen. Bewezenverklaring Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: 1. hij op 22 mei 2007 te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 780 kilogram van een poeder bevattende MDMA en ongeveer 3,5 miljoen tabletten bevattende MDMA en ongeveer 285 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. hij op 22 mei 2007 te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilogram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; Met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde Vaststaande feiten Het hof stelt het volgende vast. Op 21 maart 2007 werd door [bedrijf 1] 1106 kilogram methanol geleverd aan de firma [bedrijf 2], welke onderneming eigendom is van [medeverdachte 2]. Op deze dag zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met een vrachtauto verschenen bij het [bedrijf 1] in België. Na ongeveer een kwartier vertrokken zij weer en reden zij met deze vrachtauto naar de Parkstraat te Oud-Gastel, alwaar zij de vrachtauto parkeerden op een parkeerplaats achter [bedrijf 3]. Circa anderhalf uur later stopte een personenauto ter hoogte van de vrachtauto. Een persoon stapte uit de personenauto en stapte in de vrachtauto waarna hij wegreed. De vrachtauto reed naar een parkeerplaats bij [bedrijf 4] aan De Run te Veldhoven. De bestuurder, [medeverdachte 3], stapte uit en had daar contact met verdachte. Verdachte stapte in de vrachtauto, terwijl [medeverdachte 3] plaatsnam in de Mercedes van verdachte. Verdachte reed met de vrachtauto naar [adres 1] te Veldhoven en reed de loods binnen. Na een kwartier verliet de vrachtauto de loods en reed terug naar de parkeerplaats voor [bedrijf 4]. [medeverdachte 3] en verdachte hadden weer contact op deze parkeerplaats, waarna [medeverdachte 3] in de vrachtauto en verdachte in de Mercedes wegreed. Methanol wordt bij de productie van synthetische drugs gebruikt als oplosmiddel, te weten voor het oplossen van amfetamineolie tijdens het kristallisatieproces en het oplossen van PMK bij de synthese via de verhoogde druk methode. Wanneer bij de synthese van MDMA volgens de methode van reductieve aminering gebruik wordt gemaakt van ethylamine in plaats van methylamine, dan wordt in plaats van MDMA N-ethyl-MDA ofwel MDEA gevormd. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs A. ’s-Hofs hierboven gedane vaststellingen dat op 21 maart 2007 door [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] 1106 kilogram methanol werd geleverd zomede dat op 21 maart 2007 is waargenomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met een vrachtwagen zijn verschenen bij het [bedrijf 1] in België, na ongeveer een kwartier weer zijn vertrokken en ten slotte in Oud-Gastel dat voertuig hebben geparkeerd, laten naar het oordeel van het hof redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] 1106 kilogram methanol in de vrachtwagen hebben geladen en daarmee naar Oud-Gastel zijn gereden. B. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de productie van synthetische drugs heeft voorbereid of bevorderd. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte weliswaar de betreffende vrachtauto heeft overgenomen en daarmee naar zijn loods is gereden, maar dat deze handelingen samenhingen met (bemiddeling bij) de verkoop van een gestolen lasapparaat. Voorts ontbreekt bewijs dat de methanol daadwerkelijk in de loods terecht is gekomen. C. Dienaangaande overweegt het hof als volgt. i. Omtrent de gebeurtenissen op 21 maart 2007 heeft verdachte tijdens zijn verhoren door de politie geen verklaring willen afleggen. Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte daaromtrent een verklaring afgelegd, die erop neer komt dat hij op 21 maart 2007 op de parkeerplaats bij [bedrijf 4] in Veldhoven had afgesproken in verband met een lasapparaat dat hij had verkocht aan een zekere [naam]. Het trof daar aan een man (die hij later heeft leren kennen als [medeverdachte 3]) met een bus. Verdachte is vervolgens met die bus alleen naar de loods gereden om het aldaar aanwezige lasapparaat te laden. Vervolgens heeft verdachte de bus teruggebracht naar de parkeerplaats. Hij liet [medeverdachte 3] niet naar de loods komen, omdat hij naar zijn zeggen geen vreemden bij zijn loods wilde hebben; eerder had hij namelijk meegemaakt dat een door hem gehuurde loods opengebroken was. Verdachte had 600 euro betaald voor het lasapparaat. Het te ontvangen geld voor het lasapparaat lag in het dashboardkastje van de bus. ii. Verdachte heeft ter ’s-hofs terechtzitting van 6 januari 2009, in aanvulling op zijn in eerste aanleg afgelegde verklaring, nog verklaard dat: - het om een gestolen lasapparaat ging; - [medeverdachte 3] plaatsnam in zijn auto toen hij met de bus naar de loods reed, maar hij wel de sleutels van zijn auto bij zich had; - [medeverdachte 3] een envelop met geld bij zich had; - hij 800 euro had betaald voor het lasapparaat en er 1000 euro voor kreeg. D. Nopens deze verschillende verklaringen overweegt het hof verder: - allereerst dat van een aannemelijke reden waarom de verdachte niet reeds in het opsporingsonderzoek de evenbedoelde, voor hem toch – althans voor wat de Opiumwet betreft – ontlastende verklaringen heeft afgelegd, ter terechtzitting niet is gebleken; - voorts dat zijn verklaringen omtrent het lasapparaat, de reden van overdracht van het busje en de envelop met geld geen steun vinden in de verklaringen van [medeverdachte 3]; - en ten slotte dat de beweerde levering van het lasapparaat wel op een wonderlijke wijze zou hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft daarover weliswaar verklaard dat hij bang was dat als de koper het lasapparaat in zijn loods zou ophalen, deze mogelijk zou zien dat er in de loods iets te halen viel, maar het hof meent dat deze uitleg geen steek kan houden. Niet goed valt immers in te zien waarom de verdachte er dan geen bezwaar tegen zou hebben dat de persoon die beweerdelijk het lasapparaat in ontvangst nam, een op dat moment volstrekt onbekende van verdachte, wel in zijn Mercedes-personenauto zijn terugkeer zou mogen afwachten. E. Op grond hiervan kan het hof geen geloof hechten aan de verklaringen van verdachte. Het stelt vast dat deze onder de gegeven omstandigheden slechts de strekking kunnen hebben gehad om te verhullen dat hij methanol heeft vervoerd naar de loods aan [adres 1] te Veldhoven. Uit deze vaststelling in combinatie met het gegeven dat de verdachte – gelijk het hof hierboven heeft bewezen verklaard – in de loods opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 780 kilogram MDMA-poeder, 3,5 miljoen MDMA-tabletten en 285 kilogram amfetamine en dat de verdachte ook met betrekking tot die (zeer grote) hoeveelheid verdovende middelen geen steekhoudende verklaring heeft gegeven, trekt het hof het gevolg dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de methanol bestemd was tot het bereiden van (onder andere) MDMA. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en het evenoverwogene brengen het hof dan ook tot het oordeel dat verdachte de methanol opzettelijk aanwezig heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd was voor de productie van synthetische drugs. Het verweer wordt bijgevolg verworpen. Bewezenverklaring Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: hij op 21 maart 2007 in het arrondissement 's-Hertogenbosch om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA en N-ethyl-MDA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen - stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte opzettelijk daartoe, - een hoeveelheid methanol voorhanden gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven telkens is bewezen verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het onder 1. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet. Het onder 3. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet. Het onder 4. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Het hof heeft – evenals de eerste rechter – bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 780 kilogram van een poeder bevattende MDMA, 3.500.000 pillen bevattende MDMA, 285 kilogram (van een materiaal bevattende) amfetamine en 200 kilogram hasjiesj en aan de voorbereiding van de productie van synthetische drugs door methanol bestemd voor die productie aanwezig te hebben. De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot dezelfde straf als de eerste rechter. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de enorme hoeveelheden verdovende middelen die verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad en die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigen; - de omstandigheid dat harddrugs als amfetamine en MDMA, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend; - het gegeven dat het onder 3. bewezen verklaarde handelen van verdachte in relatie staat tot de handel in softdrugs, welke handel (vaak) allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten, zoals het ontduiken van belastingen en de diefstal van stroom, bevordert; daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft; - de omstandigheid dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin. Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op: - de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 augustus 2008, niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld; - de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof verder acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met de onderhavige (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren tot uitgangspunt genomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de eerste rechter en geëist door de advocaat-generaal. Beslag Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven aanhanger kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten. Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: 1. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. 3. Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat die bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren. Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: een aanhanger. Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: - een pompwagen; - vier horloges. Aldus gewezen door mr. H.D. Bergkotte, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 22 januari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.