Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0712

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.016.568/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling wordt door het hof behandeld op de dag dat de driejarentermijn van de schuldsaneringsregeling is verstreken. Verwijzing naar rechtbank ter verdere afdoening op de voet van artikel 354 FW


Uitspraak

JvdP 21 januari 2009 Sector civiel recht Zaaknummer HV200.016.568/01 Zaaknummer eerste aanleg 06/20 R GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Arrest in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant, hierna: [X.], advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 14 oktober 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 21 oktober 2008 heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de toepassing van de schuldsanering zal worden voortgezet tot de vermoedelijke einddatum van 09 januari 2009 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2009. Bij die gelegenheid zijn [X.] en zijn advocaat gehoord. De bewindvoerder mevr. mr. E. van Uijthoven is met kennisgeving daarvan niet verschenen. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 30 september 2008; - de brief met bijlagen van de bewindvoerder van 13 november 2008; - de brief met bijlagen van de advocaat van [X.] van 29 december 2008; - de brief met bijlagen van de bewindvoerder van 2 januari 2009; - de brief met bijlagen van de bewindvoerder van 8 januari 2009. . 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1.1. [X.] is bij vonnis van de rechtbank Breda van 9 januari 2006 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. 4.1.2. Op verzoek van de bewindvoerder, ondersteund door een gelijkluidend advies van de rechter-commissaris heeft de rechtbank bij het vonnis waarvan beroep - voorzover thans nog van belang -: - vastgesteld dat [X.] een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen; - bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. 4.2. [X.] is het niet eens met die beslissing en in zijn beroepschrift heeft hij vier grieven daartegen aangevoerd. De strekking van de grieven van [X.] is te betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [X.] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen en dat, voor zover er al sprake zou zijn van een niet naar behoren nakomen van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, [X.] zich op het standpunt stelt dat deze tekortkoming vanwege de geringe betekenis daarvan buiten beschouwing dient te worden gelaten. 4.3.Het hof is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de drie-jarentermijn van de schuldsaneringsregeling op 9 januari 2009 - de datum waarop het door [X.] ingediende beroepschrift bij het hof is behandeld - is geëindigd, thans geen aanleiding meer bestaat voor een tussentijdse beëindiging, van welke grondslag - tussentijdse beëindiging - de rechtbank bij haar beslissing is uitgegaan blijkens de toepassing van artikel 350 lid 3 sub c. Fw.. De vraag of en, zo ja, in hoeverre [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de naleving van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en het door [X.] gedane beroep op artikel 354 lid 2 Fw. zullen in het kader van de eindbeoordeling van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 354 Fw. aan de orde moeten komen. 4.4. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden vernietigd en beslist zal worden als volgt. 5. De uitspraak Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep; verwijst de zaak naar de rechtbank Breda ter verdere afdoening op de voet van artikel 354 Fw. Dit arrest is gewezen door mrs. De Klerk-Leenen, Kranenburg en Pouw, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.