
Jurisprudentie
BH0721
Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.005.354/01, C06/1142 (oud)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.005.354/01, C06/1142 (oud)
Statusgepubliceerd
Indicatie
conflictenregel van art. 21 EVEX
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.005.354/01
Rolnummer (oud) : 06/1142
Rolnummer rechtbank : 05/1954
arrest van de derde civiele kamer d.d. 9 december 2008
inzake
MASTERANK EUROPE B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
appellante,
hierna te noemen: Masterank,.
advocaat: mr. P.J. Trijzelaar te 's-Gravenhage,
tegen
de naar Zwitsers recht opgerichte rechtspersoon
TANTAL LUBRICANTS A.G.,
gevestigd te Basel (Zwitserland),
geïntimeerde,
hierna te noemen: Tantal,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van dagvaarding van 26 juli 2006 is Masterank in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank 's-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnis van 3 mei 2006, aangevuld op 7 juni 2006. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Masterank een grief aangevoerd, die door Tantal is bestreden bij memorie van antwoord (met een productie). Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in dit geding, zakelijk weergegeven, om het volgende.
(i) Masterank heeft wegens verkoop en levering van paraffine een vordering aanhangig gemaakt tegen Tantal bij de rechtbank ’s-Gravenhage. Zij heeft daarbij veroordeling gevorderd van Tantal tot betaling in hoofdsom van € 492.284,04. (Verder ook: de laatste procedure) .
(ii) Voordien had Masterank op 1 april 2004 terzake een vordering van CHF 787.650,30 laten registreren bij het Betreibungsambt te Basel (prod. 1 incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid).
(iii) Op 19 april 2004 is door het Betreibungsambt hiervoor een betalingsbevel (Zahlungsbefehl) uitgevaardigd tegen Tantal.
(iv) Tantal heeft tegen dit betalingsbevel bezwaar gemaakt, waarna de executie hiervan is geschorst.
(v) Om een executoriale titel te verkrijgen heeft Masterank op 12 mei 2004 een verzoek gedaan “um provisorische Rechtsöffnung” tegen Tantal bij het Zivilgericht Basel-Stadt (prod 3 incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid).
(vi) Na gevoerd verweer heeft het Zivilgericht Basel-Stadt bij brief van 7 september 2004 (zonder nadere toelichting) bericht dat “Das Begehren wird abgewiesen”, en dat Masterank hiervan de kosten (“ordentlichen Kosten” van CHF 1.000,- en “Parteientschädigung” van CHF 20.0000,-, exclusief BTW van CHF 1.520,-) draagt (prod 5 incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid).
(vii) De in 1.ii t/m vi genoemde procedure zal verder ook worden genoemd: de eerste procedure).
(viii) In de eerste procedure is geen rechtsmiddel ingesteld, terwijl evenmin een bodemprocedure in Zwitserland aanhangig is gemaakt.
(ix) In de laatste procedure heeft de rechtbank 's-Gravenhage zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen.
2. Inzet van het geding in hoger beroep is genoemde bevoegdheidskwestie. Masterank klaagt met haar grief over de onbevoegdverklaring door de rechtbank. Het hof oordeelt als volgt.
Artikel 5 lid 1 EVEX
3. Niet in geschil is dat partijen de toepasselijkheid van Nederlands recht zijn overeengekomen. Evenmin is in geschil dat er geen sprake is van een forumkeuze en dat de bevoegdheidsvraag moet worden beoordeeld aan de hand van het Verdrag van Lugano (verder: EVEX). Op grond van de hoofdregel van art. 2 EVEX is in ieder geval de Zwitserse rechter bevoegd. Masterank beroept zich thans op de alternatieve bevoegdheidsregel van art. 5 lid 1 EVEX. Volgens haar is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt – te weten de betaling van voormeld bedrag – ’s-Gravenhage, aangezien de betaling van de door haar aan Tantal gezonden facturen plaatsvond op een door haar aangegeven bankrekening te 's-Gravenhage.
4. Tantal heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat met dit laatste in beginsel de (alternatieve) bevoegdheid van de Nederlandse (Haagse) rechter is gegeven.
Tantal heeft zich echter beroepen op de conflictenregel van art. 21 EVEX, welk beroep de rechtbank heeft gehonoreerd.
Artikel 21 EVEX
5. Dit artikel luidt:
1. Wanneer voor gerechten van verschillende Verdragsluitende Staten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op een zelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.
6. Masterank heeft ter toelichting op haar grief aangevoerd (kort weergegeven):
a) Er is geen procedure (meer) lopend in Zwitserland.
b) Bovendien is de eerste procedure er een geweest op grond van art 24 EVEX (betreffende voorlopige of bewarende maatregelen).
c) De eerste procedure is niet een zelfde soort procedure als bedoeld in art 21 lid 1 EVEX.
7. Ad a)
Bij het aanhangig maken van de procedure in Nederland (in mei/juni 2005) was er geen procedure in Zwitserland aanhangig.
Blijkens art. 21 lid 1 juncto 22 EVEX betreft deze conflictenregel het geval dat er gelijktijdig samenhangende procedures aanhangig zijn in verschillende Staten, waarbij de laatste rechter moet wachten totdat de bevoegdheid van de eerste rechter vaststaat.
Deze regeling beoogt te voorkomen dat er gelijktijdig twee procedures tussen partijen over hetzelfde onderwerp worden gevoerd, hetgeen het gevaar van tegenstrijdige uitspraken in zich bergt (Hof van Justitie 08-05-2003, NJ 2006,349, r.o 4, in een geding betreffende -het vrijwel identieke- art. 21 EEX.). Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare uitspraken worden gegeven (r.o 6, slot, van genoemde uitspraak).
8. In de bewoordingen van art 21 EVEX is geen aanknopingspunt te vinden voor de opvatting van Tantal dat een partij zich óók op dit artikel kan beroepen indien een eerdere procedure al is beëindigd. Voor extensieve interpretatie ziet het hof in dit geval geen grond (zie ook aant 6 onder a. T&C Rv bij het grotendeels met art. 21 EVEX vergelijkbare art. 12 Rv, alsmede het Hof van Justitie in genoemd arrest, dat blijkens met name r.o 25 en 26 veel betekenis toekent aan de bewoordingen van art. 21 EEX, thans 27 EEX-vo).
9. In dit verband wordt voor de volledigheid opgemerkt dat in de strekking van art 21 EVEX (zie hiervoor ook r.o 7) evenmin een aanknopingspunt is te vinden voor de door Tantal gegeven uitleg.
10. In ieder geval zijn er onvoldoende zwaarwegende en deugdelijk onderbouwde argumenten door Tantal naar voren gebracht om te oordelen dat desondanks art. 21 EVEX zo ruim moet worden uitgelegd als Tantal thans doet. De verdere argumenten van Tantal worden, voorzover nodig, hierna besproken.
Tegenstrijdige uitspraken
11. Het argument van tegenstrijdige uitspraken is gelet op het voorgaande, niet aan de orde. De laatste rechter kan bovendien kennisnemen van de eerste uitspraak, terwijl er bij de eerste procedure, zoals gezegd, sprake was van een voorlopige (volstrekt ongemotiveerde) beslissing, waaraan partijen niet ten gronde zijn gebonden. Voor een beslissing ten gronde is nog een bodemprocedure nodig.
Forumshopping
12. Het argument van forumshopping is onvoldoende zwaarwegend, nu de kwestie van forumshopping door de Verdragsluitende Staten bewust onder ogen is gezien bij het creëren van een alternatieve forumregeling.
De stelling van Tantal in eerste aanleg dat zij er op grond van de regeling en systematiek van het EVEX op mocht vertrouwen (pleitnota onder 22) dat alleen de rechter te Basel bevoegd zou zijn miskent het voorgaande. Dit geldt ook voor haar stelling in hoger beroep, zoals weergegeven in de memorie van antwoord onder 24, slot en 26,
De redelijkheid en billijkheid
13. Tantal heeft nog gesteld (I) dat Masterank op 3 december 2004 aan Tantal heeft doen weten dat zij de vordering alsnog via de gewone procedure in Basel aanhangig zou maken (incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid onder 7, pleitnota eerste aanleg onder 19 en de bij akte inbreng producties van 16 maart 2006 overgelegde productie 7 – brief d.d. 3 december 2004). Masterank heeft, aldus nog steeds Tantal, haar daardoor op het verkeerde been gezet en de mogelijkheid ontnomen in Basel een “negative Feststellungsklage” te vragen (pleitnota in eerste aanleg onder 24).
Daarnaast voert Tantal aan (incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid onder 12) dat Masterank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid die de contractuele relatie beheersen onaanvaardbaar handelt door deze vordering in Nederland in te stellen, met name gelet op (II) het kostenaspect, (III) de vreemde taal en (IV) de onnodige belasting van het Nederlandse rechtssysteem.
14. Nog daargelaten dat zonder toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op welke gronden verdragsregels zouden moeten wijken voor (de beperkende werking van) de redelijkheid en billijkheid, zijn de aangevoerde argumenten niet voldoende valide.
Ad I: Masterank heeft ontkend zich zo te hebben uitgelaten. Dit strookt met genoemde brief , waarin niet veel meer staat dan dat de vordering zal worden doorgezet en dat gevraagd wordt of Tantal tot een buitengerechtelijke regeling bereid is. Hiermee ontvalt de grondslag aan dit argument.
Ad II: Gelet op de hoogte van de ten gunste van Tantal komende kostenveroordeling in de eerste procedure gaat het hof er, behoudens deugdelijke andersluidende stellingen die ontbreken, van uit dat daarmee in de totale proceskosten van Tantal in die procedure is voorzien. Het kostenargument is aldus beduidend geringer geworden en in ieder geval ontoereikend.
Ad III: Tantal heeft dit in het geheel niet toegelicht. Nu het bovendien gaat om twee professionele (op wereldschaal opererende) partijen, en professionele rechtbijstand niet alleen kennelijk in Zwitserland maar ook in Nederland is geboden, is dit argument eveneens ontoereikend.
Ad IV: Dit argument is evenmin valide, nog daargelaten dat mutatis mutandis het Zwitserse rechtssysteem onevenredig veel zwaarder zal worden belast door het moeten berechten van deze zaak naar Nederlands recht.
Slotsom
15. Het voorgaande leidt ertoe dat de Nederlandse rechter wel degelijk rechtsmacht heeft. De overige argumenten (b en c) behoeven geen bespreking. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Beslist zal worden als na te melden.
Partijen hebben niet verklaard te verlangen dat het hof de zaak aan zich houdt. Op grond van het bepaalde in art. 76 Rv zal de zaak worden verwezen naar de rechtbank 's-Gravenhage om op de hoofdzaak te worden beslist.
16. Tantal zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties, met uitzondering van het griffierecht in eerste aanleg. De beslissing daarover wordt aan de rechtbank overgelaten om daarover te oordelen tegelijk met de hoofdzaak.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:
- verklaart de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd om van de vordering kennis te nemen en verwijst de zaak naar deze rechtbank om op de hoofdzaak te worden beslist;
- veroordeelt Tantal in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Masterank tot op de vonnisdatum begroot op € 904,-- aan salaris van de voormalige procureur;
- veroordeelt Tantal in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Masterank tot op heden begroot op € 5834,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, Th.W.H.E. Schmitz en
A.G. Beets en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2008 in aanwezigheid van de griffier.