Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0857

Datum uitspraak2009-01-22
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500207-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan een roofoverval - met gebruikmaking van o.a. een vuurwapen - in een woning waarbij tegen het slachtoffer fors geweld is gebruikt. Op de broek van verdachte is bloed van het slachtoffer aangetroffen. Verwerping van een verweer dienaangaande. Vrijspraak voorhanden hebben van een vuurwapen categorie III.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector strafrecht parketnummer: 11/500207-08 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2009 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren in 1981, zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in de PI Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn, te Alphen aan den Rijn. Raadsman mr. H.A. Belfor, advocaat te Amsterdam. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2009, waarbij de officier van justitie mr. J. Spaans en de raadsman en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: samen met anderen [benadeelde partij 2] in zijn woning met geweld heeft beroofd. Feit 2: een vuurwapen van categorie III met munitie voorhanden heeft gehad. 3 De voorvragen De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft begaan. Hij baseert zich daarbij -kort samengevat- op de aangiftes van [benadeelde partij 2], het technisch bewijs dat op verdachtes broek bloed van het slachtoffer is aangetroffen en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Volgens de officier van justitie blijkt uit deze bewijsmiddelen dat verdachte samen met een ander in de woning is geweest, en geweld tegen [benadeelde partij 2] heeft gebruikt en daar een kluis met inhoud, geld en sierraden heeft weggenomen. 4.2 Het standpunt van de verdediging Door de raadsman is betoogd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] zeer kritisch beschouwd moet worden omdat hij zijn betrokkenheid minimaliseert en zijn verklaring deels in strijd is met die van medeverdachte [verdachte]. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van [medeverdachte 1] onvoldoende geloofwaardig is omdat hij kennelijk door de politie onder druk is gezet en uit zijn verklaring opgemaakt zou kunnen worden dat hij probeert [medeverdachte 2] te dekken. Tenslotte heeft de raadsman er op gewezen, dat in de woning geen sporen van zijn cliënt zijn aangetroffen, maar wel van anderen. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij niet op de hoogte is geweest van een overval, en dat hij niet in de woning van het slachtoffer is geweest. Verdachte stelt dat het plan was dat hij -slechts- bij een inbraak op de uitkijk zou staan staan. Dat anderen ([medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]) verder zijn gegaan dan de bedoeling was kan niet aan hem toegerekend worden. Ten aanzien van het op zijn broek aangetroffen bloed van de aangever is door verdachte ter zitting aangevoerd dat hij en medeverdachte [medeverdachte 4] op de achterbank van de Merdedes zaten en dat hij onder bedreiging van een vuurwapen door medeverdachte [medeverdachte 2], met [medeverdachte 2] van bovenkleding moest wisselen, en dat [medeverdachte 4] de broek van [medeverdachte 2] moest aantrekken. Hierbij heeft [medeverdachte 2] zijn broek op verdachtes broek gegooid, waardoor het bloed van aangever op zijn broek terecht is gekomen. 4.3 Het oordeel van de rechtbank De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de verklaringen van deze medeverdachten dienen te worden uitgesloten als bewijsmiddel, wordt dit verweer door de rechtbank verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], voor zover deze als bewijs zullen worden gebezigd, betrouwbaar en geloofwaardig en bruikbaar als bewijsmiddel. Beiden belasten, naast verdachte, ook zichzelf met hun verklaringen. De verklaringen komen sterk met elkaar overeen en vinden steun in overige bewijsmiddelen. In dit verband wijst de rechtbank op de verklaring van [medeverdachte 2] (01.V4.07) waarin hij verklaart over een eerdere mislukte poging om [benadeelde partij 2] te overvallen, te weten op 28 april 2008, waarbij [verdachte] of [medeverdachte 4] door een buurman is aangesproken. Dit komt overeen met de verklaring van getuige [getuige] (01.G10.01), die op 28 april 2008 een man gehuld in TNT kleding met een pakje voor de deur van [benadeelde partij 2] heeft zien staan en die man heeft aangesproken omdat hij wist dat er bij [benadeelde partij 2] niemand thuis was. Ten slotte is niet voldoende aannemelijk geworden dat [medeverdachte 1] onder druk zou zijn gezet tijdens zijn verhoren. De rechtbank vindt hiervoor in de processen-verbaal evenmin aanwijzingen. Ten aanzien van feit 1 Op 29 april 2008 doet [benadeelde partij 2] aangifte van wat hem die dag is overkomen. Omstreeks 09.05 uur hoorde hij de bel van zijn woning te Gorinchem en is hij naar de voordeur gelopen. Toen hij de deur open had gedaan, zag hij een man staan met een pakketje in zijn hand. De man zei dat hij van TNT pakketservice was. Aangever zag een grijs busje op de stoep voor de woning staan. Aangever is vervolgens door de man de hoek ingeslagen en hoorde hem zeggen “overval, waar is de kluis” waarbij aangever met een vuist in het gezicht werd geslagen. Vervolgens pakte de man een vuurwapen en sloeg hem meerdere malen met de kolf van het vuurwapen op het hoofd. Op dat moment ziet aangever een andere man aankomen die hem raakt met een stroomstootwapen. Aangever hoort één van de mannen zeggen “opstaan, breng mij bij de kluis” en hij heeft hierop de mannen de kluis aangewezen. Vervolgens heeft één van de mannen het vuurwapen op hem gericht waarbij gezegd werd “ik schiet je dood” en “I shoot you”. De andere man heeft de kluis opgetild. Omdat aangever zei dat hij de code niet wist kreeg hij een vuistslag op zijn oog en moest hij op de grond gaan liggen. Vervolgens werden de polsen en voeten van aangever vastgebonden met tie-wraps. Aangever zag bij de man met het stroomstootwapen een zogenaamd oortje van een telefoon in zijn oor en hoorde hem in het Engels zeggen “how is the situation outside” en “we have the small one”. De mond van aangever werd vervolgens dichtgeplakt met tape. Onder bedreiging van het vuurwapen hoorde hij een man zeggen “be quiet, if you tell someone i will kill you or someone else will do it”. Als hij het gevoel heeft dat de kust veilig is en zich heeft ontdaan van de tie-wraps, rent aangever het huis uit, belt 112, hoort een auto optrekken en ziet op de Dijk, achter zijn woning, een grijze Ford Transit passeren, die door een derde man wordt bestuurd. De bus wordt kort gevolgd door een grijze Mercedes Benz. Aangever blijkt uiteindelijk uit zijn woning te missen een enveloppe met 5000 euro, ongeveer 1600 euro aan vreemde valuta, juwelierszakjes met gouden Libanese munten ter waarde van totaal 8000 euro, gouden horloges, kettingen, damesringen, oorbellen en een gouden armband, een kluis met kentekenbewijzen, autosleutels, woningsleutels, een sieradenbox, inentingskaarten en paspoorten. Volgens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2008 kregen verbalisanten op 29 april 2008 om 09.25 uur de melding dat er een gewapende overval in Gorinchem had plaatsgevonden. Nadere informatie luidde dat de getinte daders in een grijze Ford Transit en een grijze personenauto waren weggereden. De verbalisanten treffen omstreeks 09.39 uur op een carpoolplaats te Meerkerk (geografisch gezien gelegen op ongeveer zeven kilometer van de woning waarin de overval had plaatsgevonden) een grijze Ford Transit en een grijze Mercedes personenauto aan, waarbij minimaal vier licht getinte personen stonden. De politie sluit de toegang tot de carpoolplaats direct af, maar kan ondanks het afvuren van enkele schoten niet verhinderen dat tenminste 1 persoon in de Ford Transit weet te ontkomen. Vervolgens ziet de politie vier personen in de geparkeerde Mercedes zitten. Op aanroepen van de politie hebben de personen de auto verlaten en zijn geboeid afgevoerd. Direct na het afvoeren van de verdachten werd onder een bestelbus die naast de Mercedes stond, een zwarte tas aangetroffen met daarin een doorgeladen vuurwapen. Op het vuurwapen worden bloedsporen aangetroffen. De vier inzittenden van de Mercedes welke zijn aangehouden zijn: [medeverdachte 4], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Op 29 april 2008 hebben verbalisanten van politie Zuid-Holland-Zuid, unit forensische opsporing naar aanleiding van de overval, een technisch sporenonderzoek ingesteld. Hierbij hebben zij het bloed dat op het pistool was aangetroffen, bemonsterd. (spoornummers 1.02a en 1.02b) Op de broekspijp van de broek van [medeverdachte 4] en van de broek van [verdachte] werd eveneens bloed aangetroffen en bemonsterd (spoornummer 5.03 en 6.01). Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van het Ministerie van Justitie werden onder andere genoemde monsters op 7 mei 2008 ontvangen. Deze monsters zijn onderzocht en het blijkt dat het celmateriaal van het pistool afkomstig kan zijn van het slachtoffer [benadeelde partij 2], met een berekende frequentie DNA-profiel kleiner dan één op één miljard (dit is de kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte spoor). Daarnaast blijkt uit het deskundigenrapport van het NFI dat het celmateriaal aangetroffen op de broeken van verdachte [verdachte] en [medeverdachte 4] ook afkomstig kan zijn van het slachtoffer [benadeelde partij 2], met een berekende frequentie DNA-profiel kleiner dan één op één miljard. Op 30 april 2008 wordt in Hardinxveld-Giessendam door de politie een grijze Ford Transit aangetroffen. De bestelbus was voorzien van kenteken 24-BR-XX. In de deur aan de bestuurderszijde zat een gat, vermoedelijk veroorzaakt door een kogel. In de laadruimte lag brief- en muntgeld en een deksel, die later door de moeder van het slachtoffer wordt herkend als afkomstig van een sieradendoosje uit haar huis. Bij navraag van het kenteken bleek dat dit op naam was gesteld van Master Car Rent te Amsterdam. De eigenaar [getuige 2] heeft verklaard dat de bestelbus op 24 april 2008 werd afgehaald door een man genaamd [medeverdachte 1]. Door deze medeverdachte [medeverdachte 1] is verklaard dat hij voor een vriend een Ford Transit bestelbus heeft gehuurd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 29 april 2008 had afgesproken met medeverdachte [medeverdachte 3] en de Libanees [medeverdachte 2]. Iets later hebben [medeverdachte 4] en [verdachte] zich bij hen aangesloten. [medeverdachte 4] en [verdachte] gingen meteen achterin de bus zitten die door [medeverdachte 1] werd bestuurd. [medeverdachte 1] moest achter de door [medeverdachte 3] bestuurde Mercedes aanrijden naar Gorinchem. Na een korte tussenstop in Gorinchem is [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] en [verdachte] in de bus naar de woning gereden en heeft hij deze voor de woning op de stoep geparkeerd. Na enkele minuten stapte, volgens [medeverdachte 1], één persoon met een TNT jas uit de bus en belde of klopte bij de woning aan. [medeverdachte 1] zag de deur opengaan, en de man in de TNT jas naar binnen gaan. Direct daarna zag hij een tweede man, ook met een TNT jas aan, de woning binnen gaan. Beide personen met de TNT jas kwamen uit de door hem bestuurde bus. Kort daarop hoorde hij iemand schreeuwen. [medeverdachte 1] is daarop weggereden, maar is toch teruggereden en zag [medeverdachte 4] en [verdachte] aan de achterkant van de woning naar buiten komen. [medeverdachte 1] stopte daarop de bus, waarna [medeverdachte 4] en [verdachte] de deur openden en een doos met een doek er omheen in de bus legden. Nadat beide jongens waren ingestapt is [medeverdachte 1] weggereden. Hij is vervolgens de Mercedes, waarin [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zaten, gevolgd naar een parkeerterrein waar [medeverdachte 4] en [verdachte] uit de bus stapten. Omdat [medeverdachte 1] politie zag aankomen is hij met de bestelbus weggereden. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de laatste tijd meer omging met zijn neef [verdachte] en met [medeverdachte 3]. Hij heeft [verdachte] horen zeggen dat hij slachtoffer was van [benadeelde partij 1] en dat er bij [benadeelde partij 2] een kluis boven stond. [medeverdachte 3] heeft hierop gezegd “zullen we die klootzak terugpakken”. Vanaf dat moment werd er, volgens [medeverdachte 2], een en ander gepland. Later is hij met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] naar de woning van [benadeelde partij 2] gereden. Op de terugweg werd besproken hoe ze het zouden doen. Volgens [medeverdachte 2] heeft [verdachte] op een gegeven moment verteld dat [benadeelde partij 1] terug was gekomen uit het buitenland met 300.000 euro, en dat de overval nu gepleegd moest worden. De plannen waren dat ze zouden aanbellen bij [benadeelde partij 2] met een pakje en dat [medeverdachte 4] en [verdachte] naar binnen zouden gaan, één van hen zou [benadeelde partij 2] grijpen en de ander zou naar de kluis gaan. [medeverdachte 2] heeft in de ochtend van 29 april 2008 [medeverdachte 3] in diens Mercedes opgehaald en ze zijn vervolgens naar een afgesproken plek gereden waar [medeverdachte 1] stond te wachten. [medeverdachte 4] en [verdachte] waren iets later. Vervolgens zijn ze in twee voertuigen naar Gorinchem gereden. Ergens in Gorinchem hebben ze nog staan te praten. [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [verdachte] zijn vervolgens de overval gaan plegen, en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben elders gewacht. Volgens [medeverdachte 2] had [medeverdachte 3] telefonisch contact met één van de overvallers. Na de overval heeft [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] naar een parkeerplaats geloodst waar [medeverdachte 4] en [verdachte] met het geld zouden overstappen in de Mercedes. Uit voorgaande gebezigde bewijsmiddelen volgt dat [benadeelde partij 2] op 29 april 2008 met grof geweld in zijn woning te Gorinchem is beroofd door verdachte en anderen, die daarbij een vuurwapen en een stroomstootwapen hebben gebruikt. Dat in de woning geen sporen van verdachte (maar wel van anderen of een ander) zijn aangetroffen doet daar niet aan af. Nadere bewijsoverweging Met betrekking tot de stelling van verdachte over de wijze waarop het bloed van [benadeelde partij 2] op zijn broek is gekomen overweegt de rechtbank als volgt. Zoals al uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt is verdachte één van de twee personen die in de woning van [benadeelde partij 2] is geweest en geweld heeft gebruikt. Daarbij komt dat [medeverdachte 2] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 8 september 2008 bovengenoemde stelling van verdachte heeft tegengesproken en daarbij heeft opgemerkt dat er geen tijd was voor het wisselen van kleding. Uit het proces-verbaal bevindingen (voetnoot 4) blijkt dat de politie omstreeks om 09.39 uur ter plaatse was. Volgens het proces-verbaal van aanhouding (V1.2) is verdachte om 09.41 uur is aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 3], de bestuurder van de Mercedes, heeft bij de rechter-commissaris op 8 september 2008 in dit verband verklaard dat hij niet gezien heeft dat er van kleding gewisseld is en dat hij geen bedreiging met een pistool heeft gezien, terwijl hij een en ander, indien dat had plaatsgevonden, had moeten zien. Tenslotte merkt de rechtbank op dat verdachte pas in een zeer laat stadium, te weten op 8 september 2008, heeft verklaard dat hij bedreigd was en van kleding moest wisselen. Ter zitting van 8 januari 2009 heeft verdachte uiteindelijk naar voren gebracht dat [medeverdachte 2] zijn broek op zijn broek gooide en dat daardoor het bloed van [benadeelde partij 2] op zijn broek is gekomen. Daarbij komt nog bij dat verdachte eerder, op 10 juni 2008, heeft verklaard dat de bij hem in beslag genomen kleding zijn eigendom was en hij op 29 april 2008 geen vuurwapen heeft gezien. (01.V1.04) De rechtbank acht de stelling van verdachte dat hij en een medeverdachte onder dreiging van een vuurwapen van kleding moesten wisselen met medeverdachte [medeverdachte 2] niet aannemelijk geworden. Ten aanzien van feit 2. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Weliswaar is er sprake van een vuurwapen van het merk Glock, met bijbehorende munitie, maar er is geen bewijsmiddel voorhanden dat het een vuurwapen betreft van de categorie III. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van feit 2. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 29 april 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende meerdere kentekenbewijzen en meerdere sleutels en een sieradendoos en twee inentingsbewijzen) en een enveloppe (inhoudende 5000 euro) en een doosje (inhoudende meerdere buitenlandse bankbiljetten (ter waarde van ongeveer 1600 euro)) en meerdere zakjes (inhoudende gouden munten (ter waarde van ongeveer 8000 euro) en meerdere horloges en meerdere sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader - die [benadeelde partij 2] meermalen met (een) vuist(en) en (de kolf van) een vuurwapen in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en - die [benadeelde partij 2] met een stroomstootwapen een stroomstoot heeft/hebben gegeven en - een vuurwapen aan die [benadeelde partij 2] heeft/hebben getoond en/of op die [benadeelde partij 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en - heeft/hebben gezegd "ik schiet je dood en I shoot you en if you tell someone I will kill you or someone else will do it" en - de handen en de voeten van die [benadeelde partij 2] met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en de mond van die [benadeelde partij 2] met tape heeft/hebben dichtgeplakt. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op: 1. DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN. 6 De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7 De strafoplegging 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren, met aftrek van voorarrest. 7.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft, in het licht van zijn stelling dat zijn cliënt niet in de woning is geweest, bepleit hiermee rekening te houden bij het opleggen van een straf. In ieder geval zou een andere straf dienen te worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd. 7.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige beroving in een woning. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer tot bloedens toe geslagen en vervolgens aan handen en voeten vastgebonden en zijn mond dichtgeplakt. Het slachtoffer heeft tengevolge van het geweld een kies verloren en ernstig oogletsel opgelopen. Ook hebben verdachte en/of zijn mededader het slachtoffer gedreigd met een vuurwapen en bedreigd met de dood. Verdachte en zijn mededader hebben de woning doorzocht en een kluis en andere kostbare voorwerpen meegenomen. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat hij zichzelf uit zijn benarde positie heeft kunnen bevrijden, omdat zijn ouders op dat moment met vakantie waren. Een dergelijk delict wordt door degene die het overkomt als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat het slachtoffer nog geruime tijd zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededader hem hebben aangedaan. Daarnaast brengen zulke feiten ook angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de burgers teweeg. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in strafverzwarende zin in het bijzonder gelet op het strafblad van 1 juli 2008, waaruit blijkt dat verdachte in 2002 en 2005 voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk zes en vier jaar. De rechtbank heeft ook kennis genomen van het voorlichtingsrapport reclassering Dordrecht d.d. 6 augustus 2008. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met de door haar gehanteerde oriëntatiepunten, zoals die gelden na de inwerkingtreding van de Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar een passende sanctie is. Weliswaar is door de reclassering geadviseerd om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, maar de wet biedt die mogelijkheid niet indien er een gevangenisstraf van meer dan vier jaar wordt opgelegd. 8 Het beslag 8.1 De onttrekking aan het verkeer De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen, terwijl het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. 9 De benadeelde partij De benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres en woonplaats] vordert een schadevergoeding van Eur 5.000,= wegens materiële schade voor feit 1. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. De benadeelde partij [benadeelde partij 2], [adres en woonplaats] vordert een schadevergoeding van Eur 18.007,85 voor feit 1. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van Eur 6.946,57 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan Eur 1.946,57 ter zake van materiële schade en Eur 5.000,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De materiële schade bestaat uit Eur 1.196,57 eigen bijdrage en wettelijk eigen risico en een voorschot ter zake van het plaatsen van een kroon, door de rechtbank bepaald op Eur 750,=. Terzake van immateriële schade wordt door de rechtbank een voorschot toegewezen, bepaald op Eur 5.000,= Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. 10 De wettelijke voorschriften De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 36b, 36c, 36f, 310 en 312, van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 11 De beslissing De rechtbank: - verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij; - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; - verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert; - verklaart verdachte strafbaar; - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) jaren ; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf; - verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 1 pistool, kleur zwart, GLOCK; 1 tas kleur zwart Benadeelde partijen - veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van Eur 5.000,= (vijfduizend euro) ter zake van materiële schade; - veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], Eur 5.000,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 100 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; - veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van Eur 6.946,57 (zesduizendnegenhonderdzesenveertig euro en zevenenvijftig cent), waarvan Eur 1.946,57 ter zake van materiële schade en Eur 5.000,= ter zake van immateriële schade; - bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; - verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], Eur 6.946,57 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 138 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. L.C. van Walree, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 januari 2009. Mr. Heijnen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. hij op of omstreeks 29 april 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende een of meerdere kentekenbewij(s)(zen) en/of een of meerdere sleutel(s) en/of een sieradendoos en/of twee inentingsbewijzen) en/of een enveloppe (inhoudende 5000 euro) en/of een doosje (inhoudende een of meerdere buitenlands(e) bankbiljet(ten) (ter waarde van ongeveer 1600 euro)) en/of een of meerdere zakje(s) (inhoudende (een) gouden munt(en) (ter waarde van ongeveer 8000 euro) en/of een of meerdere horloge(s) en/of een of meerdere siera(a)d(en), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, - die [benadeelde partij 2] met (een) vuist(en) en/of (de kolf van) een vuurwapen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of - tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of - die [benadeelde partij 2] met een stroomstootwapen (een) stroomsto(o)t(en) heeft/hebben gegeven en/of - een vuurwapen aan die [benadeelde partij 2] heeft/hebben getoond en/of op die [benadeelde partij 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of - heeft/hebben gezegd "ik schiet je dood en/of I shoot you en/of if you tell someone I will kill you or someone else will do it" en/of - de handen en/of de voeten van die [benadeelde partij 2] met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of de mond van die [benadeelde partij 2] met tape heeft/hebben dichtgeplakt; 2. hij op of omstreeks 29 april 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock), en/of bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;