
Jurisprudentie
BH0883
Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2009-01-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/2798 GEMWT R
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/2798 GEMWT R
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wet GBA. Slechts op basis van voorafgaand, gedegen onderzoek naar het nieuwe adres van een betrokkene mag het in de GBA geregistreerde adres worden gewijzigd in “vertrek uit Nederland, land waarnaar vertrokken onbekend”. Voor het antwoord op de vraag of de betrokkene naar het buitenland is vertrokken moet aansluiting worden gezocht bij artikel 68, eerste lid, van de Wet GBA. Voor zover toepassing van de HUP ertoe leidt dat ook bij een ingeschrevene van wie niet bekend is waarheen hij is vertrokken en ten aanzien van wie niet kan worden vastgesteld dat hij gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, wordt opgenomen dat hij naar het buitenland is vertrokken, is dit in strijd met de Wet GBA en dient toepassing van de HUP achterwege te blijven.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/2798 GEMWT R
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen,
verweerder,
gemachtigden [gemachtigde verweerder 1] en [gemachtigde verweerder 2].
1. Procesverloop
De rechtbank heeft op 16 juli 2008 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 24 juni 2008 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2008.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
2. Overwegingen
1. De van belang zijnde feiten en omstandigheden
1.1. Op 16 juli 2002 is eiseres, komende uit Angola, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA) van de gemeente [naam gemeente]. Op 23 september 2002 is eiseres verhuisd naar het asielzoekerscentrum Crailo in Laren en aldaar in de GBA ingeschreven. Bij brief van 2 november 2004 heeft de Vreemdelingenrecherche van de politie Gooi en Vechtstreek aan de gemeente Laren medegedeeld dat eiseres sinds 13 oktober 2004 niet meer is verschenen op de wekelijkse meldplicht en dat tijdens een ingesteld kameronderzoek in het asielzoekerscentrum Crailo is gebleken dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren heeft vervolgens de gegevens op de persoonslijst van eiseres ambtshalve gewijzigd in die zin dat is opgenomen “datum vertrek uit Nederland 5 november 2004”, “land waarnaar vertrokken onbekend”. Met ingang van 1 februari 2008 heeft de gemeente [woonplaats] eiseres op haar aangifte ingeschreven op het adres [adres], waarbij op haar persoonslijst is opgenomen “datum vestiging in Nederland 1 februari 2008”, “land vanwaar ingeschreven onbekend”.
1.2. Bij brief van 13 februari 2008 heeft eiseres verweerder verzocht om correctie van de volgende gegevens op haar persoonslijst: land waarnaar vertrokken onbekend, datum vertrek uit Nederland 5 november 2004, land vanwaar ingeschreven onbekend en datum vestiging in Nederland 1 februari 2008. Eiseres stelt dat zij sinds haar aankomst nooit uit Nederland is vertrokken en dat voornoemde gegevens op haar persoonslijst dan ook feitelijk onjuist zijn.
1.3. Bij primair besluit van 11 maart 2008 heeft verweerder het verzoek om correctie van de gegevens op de persoonslijst van eiseres afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
2. De standpunten van partijen
2.1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de gemeente Laren op 5 november 2004 niet anders heeft kunnen besluiten dan in de GBA op te nemen dat eiseres is vertrokken uit Nederland, land waarnaar vertrokken onbekend. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden. Op grond van dat gegeven, het feit dat de betreffende gegevens feitelijk niet onjuist zijn - eiseres is immers in 2004 vertrokken zonder een nieuw adres op te geven - en het feit dat de gebruikte terminologie voorgeschreven is, heeft verweerder geen reden gezien om de persoonslijst van eiseres aan te passen. Eiseres heeft zich op 1 februari 2008 gemeld bij de gemeente [woonplaats] om zich te laten inschrijven op het adres [adres]. In het kader van de behandeling van die inschrijving is op de persoonslijst vermeld dat eiseres is ingeschreven komende van land onbekend. Deze actualisatie van de persoonslijst is juridisch niet onjuist, nu niet bekend is vanwaar eiseres is teruggekeerd. Om die reden alsook vanwege het feit dat is voorgeschreven dat in dit soort situaties de terminologie ‘komende van land onbekend’ wordt gebruikt, is er volgens verweerder geen reden om de persoonslijst op dit punt aan te passen.
2.2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij belang heeft bij de verzochte correctie om buiten twijfel te houden dat haar verblijfsvergunning krachtens de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (ook wel aangeduid als de pardonregeling) terecht is verleend. Het onafgebroken verblijf hebben in Nederland vanaf 1 april 2001 is daarvoor een essentiële voorwaarde. Eiseres heeft feitelijk vanaf haar komst in Nederland in januari 2001 tot en met heden onafgebroken in Nederland verbleven. Volgens eiseres is dit ook niet in geschil en is er bovendien geen enkele aanwijzing dat dit anders zou zijn. Eiseres was gehuisvest in het asielzoekerscentrum Crailo en heeft in het najaar van 2004 op uitnodiging van een vriendin tijdelijk in Naarden verbleven zonder dit in Crailo te hebben gemeld. Uit telefonisch contact met Crailo heeft eiseres toen vernomen dat zij werd gezocht door de vreemdelingenpolitie. Om uitzetting te voorkomen is eiseres vervolgens eind 2004 ondergedoken op het adres [adres] te [woonplaats], alwaar zij tot op heden heeft gewoond. Op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA dient verweerder de verzochte wijzigingen in de GBA aan te brengen aangezien de gewraakte gegevens feitelijk onjuist zijn.
3. Wettelijk kader
3.1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
3.2. Ingevolge artikel 82, tweede lid, van de Wet GBA geeft het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van dit hoofdstuk.
3.3. Ingevolge artikel 83, aanhef en onder a en f, van de Wet GBA wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om (a) aan een aangifte geen of slechts ten dele gevolg te geven en (f) niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82, gelijk gesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank stelt allereerst vast dat voor zover verweerder heeft geweigerd de door hem opgenomen gegevens op de persoonslijst van eiseres “datum vestiging in Nederland 1 februari 2008” en “land vanwaar ingeschreven onbekend” te wijzigen, deze weigering een beslissing als bedoeld in artikel 83, aanhef en onder a, van de Wet GBA behelst om aan een aangifte slechts ten dele gevolg te geven. Bij de aangifte van haar adres heeft eiseres immers op het inlichtingenformulier van 1 februari 2008 vermeld dat zij zich medio januari 2001 komende vanuit Angola in Nederland heeft gevestigd.
Voor zover verweerder heeft geweigerd de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren opgenomen gegevens “datum vertrek uit Nederland 5 november 2004” en “land waarnaar vertrokken onbekend” te wijzigen vormt het bestreden besluit een beslissing in de zin van artikel 83, aanhef en onder f, van de Wet GBA om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 82 van deze wet.
4.2. Ter zitting heeft eiseres, ter nadere duiding van haar verzoek om wijziging van de gegevens op haar persoonslijst, aangevoerd dat op haar persoonslijst ten onrechte is vermeld dat zij op 5 november 2004 uit Nederland is vertrokken en dat zij zich op 1 februari 2008 vanuit een onbekend land in Nederland heeft gevestigd. Eiseres erkent dat zij heeft verzuimd aangifte te doen van haar verblijfplaats binnen Nederland in de periode van 5 november 2004 tot 1 februari 2008. Eiseres is daarom van mening dat verweerder de gegevens op haar persoonslijst zou moeten wijzigen in een vertrek uit de gemeente Laren onbekend waarheen en een vestiging in de gemeente [woonplaats] komende onbekend vanwaar.
4.3. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren tot opname van de gegevens “datum vertrek uit Nederland 5 november 2004” en “land waarnaar vertrokken onbekend” op de persoonlijst van eiseres onherroepelijk vast staat, aangezien eiseres daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Gelet hierop bestaat er volgens verweerder voor hem geen bevoegdheid om de op de persoonslijst opgenomen gegevens met terugwerkende kracht te corrigeren.
4.4. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van artikel 82, eerste en tweede lid, van de Wet GBA uitdrukkelijk bevoegd en zelfs gehouden is om op verzoek van een betrokkene feitelijk onjuiste gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, mits de eerste afdeling van hoofdstuk 2 van de Wet GBA daarbij in acht wordt genomen. De rechtbank is niet gebleken dat een bepaling van laatstgenoemde afdeling in de weg staat aan het verzoek van eiseres. Gelet op de aard van de verplichting – het verbeteren, aanvullen of verwijderen van eerder geregistreerde gegevens – zal inwilliging van een verzoek op grond van artikel 82 van de Wet GBA dikwijls een wijziging van gegevens op de persoonslijst met terugwerkende kracht impliceren. Het onder 4.3 vermelde standpunt van verweerder is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onjuist.
4.5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in zijn uitspraak van 25 april 2007 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer LJN: BA3719) heeft geoordeeld, mag slechts op basis van voorafgaand, gedegen onderzoek naar het nieuwe adres van een betrokkene het in de GBA geregistreerde adres worden gewijzigd in een “vertrek uit Nederland, land waarnaar vertrokken onbekend”. Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene naar het buitenland is vertrokken moet aansluiting worden gezocht bij artikel 68, eerste lid, van de Wet GBA, waaruit volgt dat hiervan pas sprake is indien de betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derden van de tijd buiten Nederland zal verblijven.
4.6. De rechtbank is van oordeel dat de zich in het dossier bevindende onderzoeksgegevens niet de conclusie rechtvaardigen dat eiseres op 5 november 2004 is vertrokken naar het buitenland. Daarbij komt dat verweerder ter zitting ook heeft gesteld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren destijds niet wist of eiseres nog in Nederland verbleef of dat zij naar het buitenland was vertrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dat college dan ook ten onrechte op de persoonslijst van eiseres opgenomen dat zij op 5 november 2004 uit Nederland is vertrokken naar een onbekend land en heeft verweerder bij de inschrijving van eiseres in de gemeente [woonplaats] op haar persoonslijst ten onrechte 1 februari 2008 als datum van vestiging in Nederland en “land vanwaar ingeschreven onbekend” opgenomen.
4.7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een vertrek met onbekende bestemming moet worden behandeld als een emigratie en dat de gebruikte terminologie is voorgeschreven. Verweerder heeft daarbij allereerst verwezen naar het Logisch Ontwerp GBA, waarin de minimaal te stellen functionele eisen aan de gemeentelijke GBA-systemen, aan het Vestigingsregister, aan de afnemerssystemen en aan het GBA-netwerk zijn omschreven. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. In paragraaf 3.9.6 van het Logisch Ontwerp GBA is bepaald dat de procedure emigratie wordt uitgevoerd indien het volgende adres van de ingeschrevene niet in Nederland is gesitueerd of indien wordt vastgesteld dat de persoon naar een ander land is vertrokken of indien er voor de ingeschrevene een Ministerieel besluit van kracht wordt. Dat de procedure emigratie ook zou moeten worden gevolgd indien onbekend is waarheen de ingeschrevene is vertrokken, volgt hieruit niet.
4.8. Verweerder heeft voorts verwezen naar de Handleiding Uitvoeringsprocedures (HUP), die blijkens de inleiding is bedoeld als handleiding voor de uitvoeringsambtenaren en voor medewerkers van de afdelingen burgerzaken. In hoofdstuk 6 van de HUP is onder procedure 6.3 beschreven dat indien een ingeschrevene is vertrokken met onbekende bestemming, dit wordt behandeld als emigratie naar een onbekend land. Zoals de rechtbank hiervoor onder 4.5 heeft overwogen, is van een vertrek naar het buitenland in de zin van de Wet GBA echter alleen sprake indien de ingeschrevene naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derden van de tijd buiten Nederland zal verblijven. Voorzover toepassing van de HUP ertoe leidt dat ook bij een ingeschrevene zoals eiseres, van wie niet bekend is waarheen zij is vertrokken en ten aanzien van wie niet kan worden vastgesteld dat zij gedurende een jaar ten minste twee derden van de tijd buiten Nederland zal verblijven, wordt opgenomen dat zij naar het buitenland is vertrokken, is zulks in strijd met de Wet GBA en dient toepassing van de HUP naar het oordeel van de rechtbank achterwege te blijven.
4.9. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de weigering van verweerder om de in geschil zijnde gegevens op de persoonslijst van eiseres te corrigeren een draagkrachtige motivering ontbeert. Het beroep is derhalve gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Slotoverweging
5.1. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient de gemeente [woonplaats] het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. Voorts ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op grond van artikel 1, aanhef en onder c, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 11, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 begroot op € 10,06 wegens reiskosten van de gemachtigde van eiseres. Daarbij is uitgegaan van € 7,30 voor een dagretour per trein, tweede klasse, van Naarden-Bussum naar Amsterdam Zuid en € 2,76 voor zes strippen van een standaard 15-strippenkaart voor het vervoer per bus van de D. Tersteeglaan te Naarden naar station Naarden-Bussum en vice versa. Voor vergoeding van kosten voor verleende rechtsbijstand is geen aanleiding, nu de aan eiseres verleende rechtsbijstand niet beroepsmatig is verleend.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gemeente [woonplaats] het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- (honderd vijfenveertig euro) aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 10,06 (tien euro en zes eurocent), te betalen door de gemeente [woonplaats] aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2008 door mr. G.M. Beunk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Excel,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B