Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0903

Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2009-01-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-110/2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is schuldig aan moord op een persoon die een nacht eerder ruzie gemaakt had met hem. Mogelijk meende hij het slachtoffer te moeten vermoorden omdat hij anders zelf zou worden vermoord. Hij heeft slachtoffer in de val gelokt en hem met twee mededaders doorzeefd met kogels. Hof houdt rekening met jeugdige leeftijd en dat hij niet eerder wegens geweldsdelict is veroordeeld. Hij krijgt 15 jaar.


Uitspraak

Uitspraak: 23 december 2008 Zaaknummer: H-110/2008 Parketnummer: 500.363/07 Tegenspraak GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA S T R A F V O N N I S gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 20 maart 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [datum] 1986 op Curaçao, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring alhier. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 maart 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 13 november 2008 en 4 december 2008 op Curaçao. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.C. Vaders naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan verdachte terzake van feit 1 en 2 een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 24 jaar met aftrek van voorarrest. In eerste aanleg is verdachte terzake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar met aftrek van voorarrest. De telastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd:……….. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof tot andere beslissingen komt. Vrijspraak Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 ten laste is gelegd zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ter toelichting diene het volgende. Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 23 op 24 januari 2007 bij het verkeersplein R. Hariri (ook bekend als de rotonde Palu Blanku) een incident heeft plaatsgevonden tussen verdachte (“[verdachte]”) en [naam slachtoffer] (“[slachtoffer]”). Bij die gelegenheid heeft [slachtoffer] verdachte verbaal bedreigd. Verdachte is weg gereden, waarop [slachtoffer] achter hem is aangereden en met een vuurwapen meermalen op de rijdende auto van verdachte heeft geschoten. Vanuit de auto van verdachte is toen op [slachtoffer] terug geschoten. Dat verdachte degene is geweest die op [slachtoffer] heeft terug geschoten, kan op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting echter niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. De getuige [naam getuige], die bij [slachtoffer] in de auto zat toen er werd geschoten, heeft verklaard dat er iemand naast verdachte in de auto zat en dat hij niet kon zien wie er vanuit die auto schoot. Gelet op de door hem beschreven situatie ([slachtoffer] schoot vanuit het autoraam op de auto die schuin links voor hem reed, waarna er werd terug geschoten en [slachtoffer] in zijn been werd geraakt) ligt het ook niet voor de hand dat verdachte, die de voorste auto bestuurde, degene was die schoot. De getuige [2e getige] verklaart dat [slachtoffer] in de bewuste nacht gewond thuis kwam en vertelde dat [verdachte] zojuist bij Palu Blanku op hem had geschoten, maar uit haar verklaring blijkt niet wat [slachtoffer] precies zei te hebben gezien. Ook de verklaring van [3e getuige], dat zij van “[2 e getuige]” heeft gehoord dat hij van “[verdachte]” had vernomen dat [slachtoffer] en [verdachte] in de bewuste nacht een probleem met elkaar hadden gehad bij de rotonde Palu Blanku en dat zij daarbij op elkaar hadden geschoten, biedt onvoldoende duidelijkheid over de vraag of verdachte daadwerkelijk zelf heeft geschoten. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan verder niet worden afgeleid dat tussen verdachte en de andere inzittende(n) van zijn auto een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het feit bestond dat van medeplegen sprake is. Bewezenverklaring Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, met dien verstande: dat hij op 24 januari 2007, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, im¬mers hebben hij, verdachte en zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met vuurwapen(s), meerdere malen, op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge van welk(e) schot(en) die [slachtoffer] is over¬leden. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Bewijsoverwegingen Volgens het door de verbalisanten Carrero, Winklaar en Isei op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 november 2007 heeft de getuige [3e getuige] tegenover deze verbalisanten verklaard dat verdachte in de nacht van de schietpartij te Domi Abou, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen, bij haar thuis kwam met een auto, zich zeer nerveus gedroeg, een groot zwart vuurwapen uit het dashboardkastje haalde en haar vroeg of zij dit voor hem kon bewaren. Zij heeft van derden gehoord dat verdachte [naam vriend] had laten bellen met [verdachte] (kennelijk is hier bedoeld: [slachtoffer], Hof) en dat hij moest doen alsof hij verdovende middelen wilde kopen, waardoor zij [slachtoffer] in de val hebben gelokt en hem konden doodschieten. Ongeveer twee weken later heeft zij verdachte en “[vriend]” aan “[kennis]” horen vertellen dat verdachte, [vriend] en [2e vriend] degenen waren die [slachtoffer] hadden vermoord. Verdachte zei daarbij dat hij [slachtoffer] moest vermoorden omdat, als hij dat niet had gedaan, [slachtoffer] hem zou hebben vermoord. Later op diezelfde dag heeft verdachte haar zelf ook verteld dat op de dag dat hij bij haar was gekomen om te vragen het vuurwapen voor hem te bewaren, hij eerder, samen met [vriend 1 en 2], [slachtoffer] had vermoord. Zoals hiervoor al aangehaald, heeft zij verder verklaard over het incident in de nacht ervoor bij de rotonde te Palu Planku tussen verdachte en [slachtoffer]. Volgens het proces-verbaal heeft zij haar verklaring na voorlezing en volharding ondertekend. De verklaring van deze getuige over het incident tussen verdachte en [slachtoffer] in de nacht voordat [slachtoffer] werd doodgeschoten vindt bevestiging in de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die op hun beurt worden ondersteund door de overige bevindingen van het onderzoek naar dit incident (te weten de verklaring van de getuige [getuige 3] over een schietpartij tussen de inzittenden van twee auto’s in de bewuste nacht, de vondst van hulzen op de aangewezen plaats, de aanwezigheid van (kogel)perforaties in de betrokken auto’s en het feit dat [slachtoffer] zich na die nacht ‘s middags met een schotwond in zijn been bij het ziekenhuis heeft gemeld). Haar verklaring over het door verdachte genoemde motief voor de moord (verdachte moest [slachtoffer] vermoorden, omdat hij anders door [slachtoffer] zou worden vermoord) spoort met het feit dat de nacht voor het gebeurde inderdaad een ernstig incident tussen verdachte en [slachtoffer] had plaatsgehad, waarbij [slachtoffer] verdachte had beschoten. Haar verklaring over de wijze waarop verdachte en [vriend] naar eigen zeggen [slachtoffer] in de val hebben gelokt (door [vriend] te laten bellen met [slachtoffer] en te doen alsof hij drugs wilde kopen) strookt met het gegeven dat na de fatale schietpartij bij het lichaam van [slachtoffer] een tas met zakjes met vermoedelijk cocaïne is aangetroffen. Haar verklaring dat verdachte heeft verteld dat hij met [vriend 1 en vriend 2] (dus met drie personen) [slachtoffer] heeft vermoord, strookt tenslotte met de uitkomst van het ballistisch onderzoek dat er (tenminste) drie vuurwapens bij het feit zijn gebruikt. De getuige [3e getuige] is bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van het Gerecht in eerste aanleg en het Hof op voormelde verklaring teruggekomen. Zij verklaart thans dat er dingen in die verklaring staan die zij niet heeft gezegd, maar die de politie zelf heeft toegevoegd. Zij zou alleen hebben gezegd dat verdachte een keer ’s nachts bij haar thuis is gekomen om melk voor haar kinderen te brengen. Gelet op de gedetailleerdheid van haar verklaring bij de politie, de bevestiging die deze verklaring (als hiervoor vermeld) in andere gegevens vindt en de verklaring van de door het Hof gehoorde verbalisanten dat de getuige wel degelijk en zonder dwang heeft verklaard hetgeen in het proces-verbaal van haar verhoor is vermeld, acht het Hof haar eerste verklaring niettemin betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Op grond van die verklaring, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] opzettelijk heeft doodgeschoten. Op grond van de verklaring van de getuige [getuige 3] dat verdachte en [vriend] [slachtoffer] in de val hebben gelokt om hem dood te schieten en dat zij hem samen met [2e vriend] hebben vermoord, in combinatie met het rapport van het ballistisch onderzoek waarin wordt geconcludeerd dat er waarschijnlijk met (tenminste) drie vuurwapens op [slachtoffer] is geschoten en het sectieverslag waaruit blijkt dat het lichaam van [slachtoffer] was doorzeefd met kogels, acht het Hof voorts bewezen dat verdachte en zijn mededaders na kalm beraad en rustig overleg hebben gehandeld en het feit dus met voorbedachten rade hebben gepleegd. De bewijsmiddelen Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit Het bewezene levert op: medeplegen van moord, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. Het bewezene is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten. Strafbaarheid van de verdachte De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten. De op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een moord op een persoon, die een nacht eerder ruzie met hem had gemaakt, achter hem was aangereden en op hem had geschoten. Mogelijk heeft verdachte gemeend dat hij het slachtoffer moest vermoorden, omdat hij anders zelf zou worden vermoord. Hij heeft het slachtoffer in de val gelokt en hem samen met zijn mededaders doorzeefd met kogels. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij op grove wijze het hoogste rechtsgoed, het recht op leven, geschonden. De dood van het slachtoffer heeft voor de nabestaanden ongetwijfeld groot leed veroorzaakt. Brute afrekeningen zoals deze versterken verder gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel. De strafwaardigheid van het feit is dan ook allerhoogst. Het Hof houdt rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en met het feit dat hij wel eerder wegens overtreding van de Opiumlandsverordening, maar niet eerder wegens een geweldsdelict is veroordeeld. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het Hof een gevangenisstraf van na te melden lange duur passend en geboden. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN Het Hof: Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 20 maart 2008 en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd onder 1 en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Kwalificeert het bewezene als vorenomschreven. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN (15) JAREN. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Wattel, en G.C.C. Lewin en U.I.D. Luydens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 23 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.