
Jurisprudentie
BH1011
Datum uitspraak2009-01-27
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/800858-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/800858-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Man wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren voor ontuchtige handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een - op dat moment - veertienjarig meisje.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800858-07
Uitspraak d.d.: 27 januari 2009
Tegenspraak / dnip – onip – onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Marokko) in [1957],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman mr. P.P. Verdoorn te Apeldoorn.
Procesverloop van het onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 20 juni 2008 en 10 september 2008, waarna het onderzoek is gesloten. Vervolgens is er op 24 september 2008 een tussenvonnis gewezen, waarbij het onderzoek is heropend voor onder meer het verrichten van nader onderzoek door het NFI en het horen van een forensisch deskundige ter terechtzitting. Vervolgens heeft er weer een inhoudelijke behandeling op de terechtzitting van 13 januari 2009 plaatsgevonden. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van voornoemde onderzoeken ter terechtzitting.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2006 te [plaats], met [slachtoffer] (geboren [1991]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, penis en/of lichaam heen en weer bewogen en/of
- (in) de borsten van die [slachtoffer] betast/geknepen en/of aan de borsten van die [slachtoffer] gezogen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1)
Vaststaande feiten
Op 19 september 2006 is [slachtoffer] samen met een vriendje, te weten [vriendje], bij verdachte thuis geweest in zijn woning aan de [adres] te [plaats]. Naar aanleiding daarvan heeft [slachtoffer] op 4 oktober 2006 aangifte gedaan van het dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam door verdachte. Verdachte is door de politie gehoord en heeft vrijwillig toegestemd dat van hem celmateriaal, te weten wangslijm, zou worden afgenomen ten behoeve van DNA-onderzoek. Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn zeven bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten, op 20 september 2006 afgenomen bij [slachtoffer], onderzocht op de aanwezigheid van sperma. Op vier van deze bemonsteringen is sperma aangetroffen. Van het DNA van dit sperma in deze bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen matchten met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen man een DNA-profiel heeft dat matcht met het DNA-profiel van het sperma in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De bewijsmiddelen voor dit feit zijn de geobjectiveerde leeftijd van [slachtoffer] op 19 september 2006, zij was toen veertien jaar. Ook de aangifte van [slachtoffer] dat verdachte op [adres] seks met haar heeft gehad, evenals het aantreffen van sperma in de vagina van [slachtoffer], gerapporteerd door het NFI, kunnen voor het bewijs worden gebruikt. Ten slotte past het DNA-profiel van dit sperma bij het DNA-profiel van verdachte. De kans dat deze DNA-kenmerken bij een willekeurige persoon passen, is kleiner dan één op één miljard. Dit is eveneens gerapporteerd door het NFI.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de aan het proces-verbaal van de zitting van 10 september 2008 gehechte pleitnota en hetgeen hij in aanvulling daarop ter terechtzitting van 13 januari 2009 naar voren heeft gebracht vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de aangifte van [slachtoffer] ongeloofwaardig is. Verdachtes lezing dat [slachtoffer] zijn penis (tegen zijn zin) heeft betast, waarbij zij mogelijk zijn voorvocht op haar hand heeft gekregen, en zich vervolgens zelf heeft bevredigd kan, mede gelet op hetgeen de getuige-deskundige Van Douveren ter terechtzitting heeft verklaard, op waarheid berusten. Het valt niet uit te sluiten dat door masturbatie sporen in de vagina zijn ingebracht In het rapport van het NFI staat niet hoeveel spermatozoiden er zijn aangetroffen, maar enkel dat dat er spermasporen zijn aangetroffen. Voorts heeft getuige-deskundige Van Douveren ter terechtzitting verklaard dat door [slachtoffer] tijdens het zedenonderzoek geen melding is gemaakt van een worsteling. Bij de politie heeft [slachtoffer] echter verklaard dat zij zich verzet heeft. Daar heeft de getuige-deskundige Van Douveren niets over verklaard. Dat wijst ook in de richting over wat verdachte heeft verklaard.
De raadsman kan zich voorstellen dat vreemd tegen de verklaring van verdachte wordt aangekeken. Bij de politie is verdachte niet bijgestaan door een tolk. Het is mogelijk dat verdachte zaken verkeerd heeft begrepen of gezegd, waardoor deze verkeerd op papier zijn gekomen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat GGD-arts Van Douveren geen gecertificeerd forensisch deskundige is. Dat is in strijd met de voorschriften die gelden voor het onderzoeken van een slachtoffer van een zedenmisdrijf met behulp van de zedenkit. Zij voldoet niet aan de definitie van forensisch deskundige.
Met betrekking tot de zedenkit heeft de raadsman geconstateerd dat geen toestemming voor het onderzoek is gegeven door een ouder of de voogd van [slachtoffer]. [slachtoffer] had op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren bereikt en daarom was toestemming vereist op grond van artikel 7:450, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Beide toestemmingen hebben in deze zaak ontbroken. Naar de mening van de raadsman is het bewijs dat voortvloeit uit het hiervoor genoemde onderzoek onrechtmatig verkregen en mag het daarom niet meewerken aan het bewijs tegen verdachte.
Resultaten van het voorbereidend onderzoek
1. Bij de politie (voetnoot 2) heeft [slachtoffer], geboren [1991], verklaard dat zij op 19 september 2006 met [vriendje] naar de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] is gegaan. Zij hebben daar wat gedronken, [vriendje] dronk cola en [slachtoffer] dronk bier, en ze hebben dvd’s gekeken. Om 21.15 uur is [vriendje] naar huis gegaan. [slachtoffer] had toen drie flesjes bier gedronken. Door dat bier was zij giechelig en lacherig en dacht nergens meer bij na. Verdachte heeft een pornofilm opgezet. Op het verzoek van [slachtoffer] heeft hij deze weer uitgezet. Toen [slachtoffer] weg wilde gaan zei hij: “Nee”. Hij zei dat op een boze manier. Hij duwde haar op de bank en maakte de knoop van haar broek los toen zij op de bank lag. Hij trok haar broek op een harde manier uit. Haar string ging tegelijk met haar broek uit. Hij kwam op haar liggen. Hij had zijn boxershort iets naar beneden gedaan en deed zijn penis in haar vagina. Hij bewoog zijn penis op en neer in haar vagina. Met zijn handen ging hij onder haar trui. Hij ging met zijn handen onder haar bh. Hij kneep vervolgens in haar borsten.
2. Bij de rechter-commissaris (voetnoot 3) heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op 19 september 2006 ’s avonds met [vriendje] naar verdachte is gegaan. Op een gegeven moment is [vriendje] naar huis gegaan. [slachtoffer] is met hem naar beneden gelopen. Toen zij weer boven kwam in de huiskamer van verdachte, is zij op de bank gaan zitten. Verdachte heeft een pornofilm opgezet. Op verzoek van [slachtoffer] heeft verdachte de film uit gezet. Verdachte is naar [slachtoffer] gelopen en heeft haar broek omlaag getrokken. [slachtoffer] heeft geschreeuwd. Hij is met zijn piemel bij haar naar binnen geweest. Dat weet zij zeker, want zij heeft dat zelf gevoeld. Toen het klaar was, heeft [slachtoffer] zich aangekleed en is weggegaan. Zij wilde geen seks en zij heeft zichzelf niet gevingerd. Zij heeft evenmin zelf haar broek omlaag getrokken. Zij heeft niet aan verdachte gevraagd seks met hem te hebben.
3. Uit het deskundigenonderzoek (voetnoot 4) van het NFI is gebleken dat zeven bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten [ZAF088] van [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma. In vier (voetnoot 5) van de zeven gevallen is sperma aangetroffen. De veiliggestelde bemonstering [ZAF088]#5 en de referentiemonsters wangslijm van het slachtoffer en van verdachte [verdachte] zijn onderworpen aan DNA-onderzoek. Van het sperma/celmateriaal in de bemonstering [ZAF088]#5 van de vagina van [slachtoffer] is een DNA-mengprofiel verkregen dat de DNA-kenmerken bevat van twee personen, waaronder een man. De DNA-kenmerken in het DNA-profiel van verdachte passen binnen deze afgeleide DNA-kenmerken. Dit betekent dat het sperma in de bemonstering [ZAF088]#5 van de vagina van het slachtoffer afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat de DNA-kenmerken in het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dan verdachte passen binnen deze DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
4. Uit het aanvullende deskundigenonderzoek (voetnoot 6) van het NFI is gebleken dat de bemonsteringen [ZAF088]#2, #6 en #7 (voetnoot 7) uit de onderzoeksset zedendelicten van het slachtoffer [slachtoffer] zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek. Van het sperma in de bemonsteringen [ZAF088]#2, #6 en #7 uit die onderzoeksset zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat het sperma in de bemonsteringen [ZAF088]#2, #6 en #7 afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat de DNA-kenmerken in het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dan verdachte passen binnen deze DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
5. Getuige-deskundige H.H.Q.P. van Douveren heeft ter terechtzitting verklaard dat zij GGD-arts is en op 20 september 2006 de zedenkit bij [slachtoffer] heeft afgenomen. De theorie dat [slachtoffer] via masturbatie zelf sperma van verdachte in haar vagina heeft gebracht, lijkt haar, hoewel zij dat niet voor 100% uit kan sluiten, heel ver gezocht. Het lijkt haar heel lastig. Een spermacel moet dan niet alleen in leven blijven, maar ook nog inwendig een lange weg afleggen. Enkele van de genomen sporen zijn diep in de vagina genomen.
Beoordeling van de gevoerde verweren
6. De raadsman heeft aangevoerd dat de resultaten die tot stand zijn gekomen op basis van de bij [slachtoffer] afgenomen zedenkit onrechtmatig zijn verkregen en mitsdien uitgesloten moeten worden als bewijs. Daartoe heeft de raadsman enerzijds naar voren gebracht dat Van Douveren geen gecertificeerd forensisch arts is, hetgeen in strijd is met de voorschriften die gelden voor het afnemen van zedenonderzoeken. Anderzijds heeft hij erop gewezen dat de zedenkit in strijd met artikel 7:450, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bij een minderjarige is afgenomen, zonder toestemming van haar ouders of voogd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Zij stelt vast dat Van Douveren GGD-arts is en dat zij ter terechtzitting heeft verklaard al tien jaar lang vijf tot tien keer per jaar zedenonderzoeken als de onderhavige te verrichten. Toegegeven kan worden dat zij op het moment van het afnemen van het onderzoek niet gecertificeerd was, maar dat uit hetgeen Van Douveren ter terechtzitting heeft verklaard over haar ervaring en over de wijze waarop zij in dit specifieke onderzoek in het bijzonder te werk is gegaan blijkt op geen enkele wijze dat zij niet competent was om dit onderzoek te verrichten. De competentie van mevrouw Van Douveren is ook niet door of namens verdachte bestreden. Evenmin is gebleken dat dit specifieke onderzoek niet zorgvuldig zou zijn uitgevoerd. Dat de ouders of voogd van [slachtoffer] geen toestemming hebben gegeven voor dit onderzoek maakt dat niet anders. De toestemming strekt tot bescherming van de minderjarige en niet van een verdachte die in een strafzaak geconfronteerd wordt met de resultaten van een dergelijk onderzoek. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat de resultaten uit het verrichte zedenonderzoek onrechtmatig zijn verkregen.
7. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat bij het politieverhoor van verdachte geen tolk aanwezig is geweest. De rechtbank stelt vast dat verdachte bij die politieverhoren heeft ontkend het feit te hebben gepleegd. Verdachte heeft ter terechtzitting, in aanwezigheid van een tolk, zijn verhaal kunnen doen. Pas aan het eind van zijn verhoor ter terechtzitting van 10 september 2008 heeft hij verklaard dat [slachtoffer] zijn penis heeft betast en dat [slachtoffer] zichzelf daarna heeft bevredigd met haar hand, hetgeen de aanwezigheid van sporen van zijn sperma in haar vagina zou verklaren. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat, ook als er vanuit zou worden gegaan dat de politie verdachte ten onrechte zonder tolk zou hebben verhoord, verdachte dientengevolge niet (wezenlijk) in zijn belangen is geschaad.
8. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat niet uit te sluiten valt dat verdachtes lezing van hetgeen op 19 september 2006 bij hem thuis tussen hem en [slachtoffer] is voorgevallen op waarheid berust en dat de aangifte van [slachtoffer] ongeloofwaardig is. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] steeds consistent heeft verklaard. Haar aangifte wordt ondersteund door de resultaten van het verrichte zedenonderzoek. Op drie bemonsteringen genomen in haar vagina en op één bemonstering genomen op haar linker schaamlip zijn spermasporen aangetroffen van verdachte. Ook de verklaring van [slachtoffer] dat zij, toen [vriendje] er nog was, met verdachte heeft gedanst en dat hij aan haar string heeft getrokken, wordt door de getuigenverklaring [vriendje] ondersteund.
Verdachte heeft ontkend dat hij met zijn penis in de vagina van [slachtoffer] is geweest. Pas ruim anderhalf jaar na zijn eerste verhoor bij de politie, aan het eind van zijn verhoor ter terechtzitting op 10 september 2008, heeft hij voor het eerst verklaard dat er die avond in seksuele zin toch iets tussen hen zou zijn voorgevallen. Hij heeft toen verklaard dat [slachtoffer] die avond (tegen zijn zin) zijn penis zou hebben betast. De in [slachtoffer] aangetroffen spermasporen moeten volgens verdachte het gevolg zijn van zelfbevrediging door [slachtoffer], nadat zij zijn penis had betast.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niet te zijn klaargekomen. Wanneer de rechtbank zijn lezing zou volgen, zou dat meebrengen dat de aangetroffen sporen zouden moeten zijn ontstaan door voorvocht dat op de hand van [slachtoffer] zou zijn terechtgekomen en vervolgens door haarzelf in haar vagina zou zijn ingebracht. Dat is volgens de rechtbank, mede gelet op hetgeen getuige-deskundige Van Douveren ter terechtzitting heeft verklaard, om verschillende redenen uiterst onwaarschijnlijk. Weliswaar kan voorvocht ook spermatozoïden bevatten, maar slechts een fractie van de hoeveelheid die bij klaarkomen wordt geproduceerd. Dit betekent dat er slechts weinig spermatozoïden van verdachte in de vagina kunnen zijn gekomen, als zij op de hand van de aangeefster al zouden hebben overleefd. Nu (diep) in de vagina van aangeefster op maar liefst drie plaatsen spermasporen van verdachte zijn aangetroffen (en daarnaast nog op één plaats op de linkerschaamlip), brengt dit naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de lezing van verdachte niet voor aannemelijk kan worden gehouden.
9. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met de veertienjarige [slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen. Dit met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen vindt dat verdachte aan de borsten van aangeefster heeft gezogen, nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 19 september 2006 te [plaats], met [slachtoffer] (geboren [1991]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- vervolgens met zijn, verdachtes, penis en lichaam heen en weer bewogen en
- in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en deze borsten heeft betast.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
10. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
11. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan heeft de raadsman bepleit rekening te houden met de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft niet in de gaten gehad dat [slachtoffer] minderjarig was. Hij schaamt zich tot in het diepst van zijn ziel over het gebeurde en er valt zeker niet uit te sluiten dat hij door [slachtoffer] is verleid. Als al sprake zou zijn van een straf, dan zou die – zeker gezien de hele toedracht – moeten worden beperkt tot een minimum.
12. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
13. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte op een geraffineerde en doordachte manier te werk is gegaan. Hij heeft [slachtoffer] eerst een biertje aangeboden en heeft muziek opgezet. Ook heeft hij voor [slachtoffer] en zichzelf sigaretten gekocht. Hij heeft gevraagd of [slachtoffer] met hem wilde dansen en tijdens het dansen aan haar string getrokken. Hij heeft “toevallig” een pornofilm opgezet toen [slachtoffer] buiten de woonkamer was. Op het moment dat [slachtoffer] aanstalten maakte om te vertrekken, heeft verdachte haar op de bank gedrukt en het bewezen verklaarde feit begaan.
14. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] en dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de situatie door een niet-gemiddeld assertief en verregaand minderjarig meisje als [slachtoffer] op deze manier voor zijn eigen seksuele plezier te misbruiken.
15. Door op zodanige manier te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], hetgeen voor haar ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich kan brengen. Door zijn handelen heeft verdachte eveneens misbruik gemaakt van het door [slachtoffer] in hem gestelde vertrouwen.
16. Uit de justitiële documentatie van verdachte van 5 januari 2009 is gebleken dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld is.
17. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, in die zin dat zij weliswaar een gevangenisstraf van gelijke duur zal opleggen als gevorderd, maar met een langer onvoorwaardelijke deel. De rechtbank is van oordeel dat in de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende de ernst en omvang van het gepleegde feit tot uitdrukking worden gebracht, gelet op hetgeen onder 13, 14 en 15 is overwogen.
18. Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden waarvan 5 (vijf) maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt een deel van de straf voorwaardelijk op, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren, nu dit naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden en bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Roessingh-Bakels en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/07-200678, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, Jeugd- en Zedenzaken, gesloten en ondertekend op 5 maart 2007.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina’s 20 tot en met 37.
3 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 1 juli 2008.
4 DNA-onderzoek d.d. 1 mei 2007, rapporteur dr. R.J. Bink.
5 Respectievelijk de sporen [ZAF088]#2 (linkerschaamlip), [ZAF088]#5 (vaginaal), [ZAF088]#6 (vaginaal) en [ZAF088]#7 (vaginaal).
6 Aanvullend DNA-onderzoek d.d. 21 november 2008, rapporteur dr. R.J. Bink.
7 [ZAF088]#2 (linkerschaamlip), [ZAF088]#6 (vaginaal) en [ZAF088]#7 (vaginaal).