Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1030

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5285 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking ZW-uitkering. Geen Sprake (meer) van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit is voldoende zorgvuldig geweest en de inhoud ervan het bestreden besluit kan dragen.


Uitspraak

07/5285 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 1 augustus 2007, 07/259 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. G.M.B.R. Niellissen, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Niellissen. Het Uwv is met kennisgeving niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. 2. Bij besluit van 4 september 2006 heeft het Uwv appellante medegedeeld dat zij met ingang van 18 september 2006 geen recht (meer) heeft op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) omdat zij toen niet (meer) wegens ziekte of gebreken ongeschikt tot het verrichten van haar arbeid werd geacht. Bij besluit van 18 januari 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 4 september 2006 ongegrond verklaard. 3. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 4. Appellante heeft in hoger beroep tegen die uitspraak aangevoerd dat zij op grond van haar psychische klachten op 18 september 2006 niet in staat was haar werk als administratief medewerkster gedurende 40 uur per week te hervatten en heeft verwezen naar hetgeen zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. 5. Het Uwv stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft aangevoerd en dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapporten van 7 mei 2007 en 10 juli 2007 al commentaar heeft gegeven op hetgeen appellante heeft aangevoerd. Het Uwv onderschrijft de aangevallen uitspraak, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is geweest en dat de inhoud ervan het bestreden besluit kan dragen. 6. De Raad overweegt als volgt. 6.1. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld. Onder “zijn arbeid” wordt verstaan het laatstelijk voor de aanvang van de ongeschiktheid feitelijk verrichte werk. 6.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat een zorgvuldig verzekerings-geneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de bezwaarfase kennis genomen van het dossier, waaronder rapporten van de behandelend artsen en psychotherapeut, en heeft appellante op het spreekuur gesproken. Daarbij kwamen de angstverschijnselen als claimklacht niet naar voren en deed appellante vooral verslag van de moeilijke actuele situatie. De bezwaarverzekeringsarts stelde vast dat er een aanzienlijke psychosociale draaglast bestond waardoor de draagkracht onder druk stond. Anderzijds zag de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende aanwijzingen voor een ernstige psychiatrische ziekte. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er onvoldoende argumenten waren voor arbeidsongeschiktheid en dat appellante geschikt was te achten voor de maatgevende arbeid die licht van aard is en ook psychomentaal niet te veeleisend. In de in beroep overgelegde rapporten is de bezwaarverzekeringsarts ingegaan op de door appellante ingediende medische stukken. De bezwaarverzekeringsarts handhaaft gemotiveerd zijn standpunt dat appellante niet is overvraagd met het soort werk als de maatgevende arbeid. De Raad is van oordeel dat het Uwv het bestreden besluit aldus voldoende heeft gemotiveerd en verenigt zich met het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak. 6.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. 7. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van der Vos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) M. van der Vos. KR