Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1032

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4336 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning gedeeltelijke WAO-uitkering. Omvang geding. Alleen arbeidskundige grondslag aan de orde. Het Uwv heeft afdoende gemotiveerd waarom de met de functies verbonden belasting de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Appellante voldoet aan de geldende vereisten van opleiding dan wel opleidingsniveau. Over beheersing Nederlandse taal heeft de arbeidsdeskundige navraag gedaan bij de primaire arbeidsdeskundige die gemotiveerd bevestigde dat appellante de Nederlandse taal voldoende beheerst.


Uitspraak

07/4336 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: I. [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 13 juni 2007, 06/930 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A. Gerards, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2008. Appellante en het Uwv zijn, met kennisgeving, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. 2. Bij besluit van 26 mei 2004 heeft het Uwv geweigerd aan appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen omdat zij na een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordeling in staat werd geacht functies te verrichten op grond waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg. 2.1. Bij besluit op bezwaar van 7 december 2004 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Dit besluit op bezwaar heeft het Uwv na bijstelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst niet gehandhaafd. Bij besluit op bezwaar van 3 mei 2005 heeft het Uwv appellante een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Hangende het beroep tegen dit besluit heeft het Uwv de rechtbank bericht dat het arbeidsongeschiktheidspercentage na een arbeidskundig heronderzoek uitkwam op 25 tot 35. De rechtbank heeft bij uitspraak van 11 november 2005 het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 3 mei 2005 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit van 26 mei 2004. 2.2. Daarop heeft het Uwv bij besluit op bezwaar van 20 juni 2006 (hierna: bestreden besluit) appellante met ingang van 18 mei 2004 een uitkering ingevolge de WAO toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. 3.1. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, met beslissingen over vergoeding van proceskosten en griffierecht. 3.2. De rechtbank heeft daartoe, samengevat, overwogen dat zij bij haar uitspraak van 11 november 2005 heeft geoordeeld dat het besluit van 3 mei 2005 betreffende de schatting per 18 mei 2004 berust op een deugdelijke medische grondslag. Nu tegen die uitspraak geen rechtsmiddel is ingesteld, heeft deze uitspraak formele rechtskracht gekregen. De medische gronden van het beroep van appellante tegen de schatting zoals neergelegd in het besluit van 20 juni 2006 kunnen daarom volgens de aangevallen uitspraak nu niet meer aan de orde komen voor zover betrekking hebbend op de datum in geding 18 mei 2004. 3.3. Met betrekking tot de arbeidskundige aspecten heeft de rechtbank, samengevat, vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige in diverse rapportages afdoende heeft gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt zijn voor appellante, met inachtneming van haar medische beperkingen en van haar kennis van de Nederlandse taal. Aangezien het Uwv eerst na het nemen van het bestreden besluit heeft voldaan aan de voorwaarden die de Raad heeft geformuleerd voor een juist gebruik van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. In hoger beroep heeft appellante gronden van medische en arbeidskundige aard aangevoerd tegen de aangevallen uitspraak. De Raad stelt voorop dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de medische grondslag van de schatting per 18 mei 2004 in rechte is komen vast te staan, nu appellante tegen de uitspraak van 11 november 2005 geen hoger beroep heeft ingesteld. In die uitspraak heeft de rechtbank de beroepsgronden van appellante met betrekking tot de medische grondslag van de schatting per 18 mei 2004 in het toen bestreden besluit immers uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Het thans bestreden besluit van 20 juni 2006, voor zover hier van belang, houdt ten opzichte van het besluit op bezwaar van 3 mei 2005 enkel een wijziging in van het arbeidsongeschiktheidspercentage per 18 mei 2004 op arbeidskundige gronden. De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 22 oktober 2008 (LJN BG1621). 4.2. Aan de schatting zijn de functies telefonist, receptionist (sbc-code 315120), productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043) en assistent consultatiebureau (sbc-code 372091) ten grondslag gelegd. Appellante heeft ook in hoger beroep aangevoerd dat zij niet voldoet aan de voor de geselecteerde functies gestelde opleidings- en ervaringseisen en dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om de functies adequaat te kunnen uitoefenen. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat met name in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 6 december 2004 afdoende is gemotiveerd dat appellante voldoet aan de voor die functies geldende vereisten van opleiding dan wel opleidingsniveau, terwijl voor geen van de functies een ervaringseis geldt. Over de beheersing van de Nederlandse taal heeft de bezwaararbeidsdeskundige navraag gedaan bij de primaire arbeidsdeskundige die gemotiveerd bevestigde dat appellante de Nederlandse taal voldoende machtig is. De Raad acht deze motivering overtuigend. De Raad is tot slot met de rechtbank van oordeel dat het Uwv afdoende heeft gemotiveerd waarom de met de functies verbonden belasting de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. 4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad zal de aangevallen uitspraak dan ook bevestigen. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van der Vos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) M. van der Vos. KR