
Jurisprudentie
BH1059
Datum uitspraak2009-01-26
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/849556-07 B
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/849556-07 B
Statusgepubliceerd
Indicatie
Promisvonnis.
Geen opzet in het spel bij 73-jarige man uit Sint-Oedenrode daar waar het betreft een xtc-laboratorium.
Veroordeling voor het medeplegen van het aanwezig hebben van een dergelijk laboratorium, maar straf beperkt tot een geldboete van Eur. 3.000,- subsidiair 60 dagen hechtenis en een hechtenis van 2 weken voorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849556-07
Datum uitspraak: 26 januari 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1936,
wonende[adres1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 december 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot
en met 20 september 2007 te Sint-Oedenrode, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft bereid
en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in (een) schu(u)r(en) aan het
[adres1]) een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA
en/of MDA en/of MDEA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
[Sr art. 2 OW]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen de ten laste gelegde opzet, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 20 september 2007 branden twee schuren, gelegen aan de [adres1] 7 te Sint-Oedenrode, volledig af.1 In de schuren worden zaken aangetroffen die gelieerd worden aan de grootschalige productie van synthetische drugs (XTC). Er worden stoffen aangetroffen bevattende amfetamine en MDMA.2
Verdachte is eigenaar van het perceel waarop de stoffen worden aangetroffen.3 De eveneens op het perceel gesitueerde boerderij wordt bewoond door verdachte en zijn zoon. In het voorste gedeelte van de boerderij woont verdachte. Zijn zoon woont in het achterste gedeelte van de boerderij, welk gedeelte het dichtst bij de schuren ligt.4 Verdachte heeft vanuit zijn woonkamer en slaapkamer – waar hij veelal verblijft – geen zicht op de schuren of de poorten die toegang geven tot de achterzijde van het perceel.5
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het eerste feit op de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. Uitgangspunt is dat verdachte op de hoogte moet zijn van wat er zich afspeelt in de schuren waarvan hij de eigenaar is. Hoewel verdachte gebruik maakt van een rolstoel, kan hij zich ook zonder rolstoel bewegen. Verschillende getuigen zagen hem staan of zelfs lopen. Verdachte was de enige die een sleutel had van de poorten die toegang geven tot het erf en de schuren. De tenlastegelegde opzet kan dus worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Cliënt heeft niets geweten van de aanwezigheid van een xtc-laboratorium. De zoon van cliënt is inmiddels bij onherroepelijk vonnis veroordeeld voor het aanwezig hebben van het xtc-laboratorium. Anders dan in het geval van zijn zoon, heeft cliënt vanuit het gedeelte van de woning dat door hem wordt gebruikt geen zicht op de stallen waar het xtc-laboratorium is aangetroffen. Cliënt kan niet lopen zonder daarbij veel pijn te ondervinden en zit bijna steeds in een rolstoel. Daarnaast gaat hij, in verband met zijn hoge leeftijd en de pijn aan zijn been, vaak vroeg naar bed. Er waren meerdere sets met sleutels in omloop. Anderen hadden dus de mogelijkheid om buiten medeweten van cliënt het xtc-laboratorium in te richten en te bemannen.
Het oordeel van de rechtbank.
Opzettelijk aanwezig hebben.
Degene die eigenaar is van een onroerende zaak is steeds verantwoordelijk voor hetgeen zich daarin afspeelt en wordt geacht daarvan in beginsel ook wetenschap te hebben. In het onderhavige geval is echter gebleken van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat van wetenschap bij verdachte geen sprake was:
- Verdachte heeft steeds ontkent iets te weten van het aanwezige xtc-laboratorium en de aangetroffen stoffen. Hij verklaart eigenlijk nooit in de afgebrande schuren te komen en ook nooit vreemde mensen of onbekende auto’s op het erf te hebben gezien.
- Getuigen verklaren dat verdachte principieel tegen drugs is en ook lichamelijk niet in staat zou zijn om een xtc-laboratorium te houden.6 Uit tapverslagen blijkt dat verdachte al drie jaar niet meer in de betreffende schuren kwam.7 De verklaringen van deze getuigen en deze tapverslagen ondersteunen de ontkennende verklaring van verdachte.
- Het woongedeelte van verdachte is gelegen aan de voorzijde van de boerderij, zodat verdachte nauwelijks zicht had op hetgeen zich aan de achterzijde van de boerderij en rondom de schuren heeft afgespeeld.8
- De schuren waren in gebruik bij de zoon van verdachte. Hoewel de schuren niet werden verhuurd, was de feitelijke situatie dat de schuren (mede) bij een ander dan verdachte in gebruik waren.
- Er is geen direct bewijs waaruit blijkt van een bewustheid bij verdachte met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van een xtc-laboratorium.
De rechtbank is op basis van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte de amfetamine en/of MDMA willens en wetens aanwezig heeft gehad of bewust de aanmerkelijke kans op het aanwezig hebben van die stoffen heeft aanvaard. Dit betekent dat opzet op het aanwezig hebben van die stoffen niet kan worden bewezen en verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Verwijtbaar aanwezig hebben.
Gelet op de inhoud van het strafdossier en de verantwoordelijkheid die de officier van justitie bij verdachte legt op basis van het feit dat hij eigenaar is van de schuren, heeft de officier van justitie in de tenlastelegging kennelijk tevens bedoeld aan verdachte naast het opzettelijk aanwezig hebben ook het niet opzettelijk aanwezig hebben te verwijten. De rechtbank verstaat de tenlastelegging dan ook overeenkomstig die bedoeling. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Met de constatering dat niet bewezen kan worden dat verdachte wist van de aanwezigheid van het xtc-laboratorium, staat niet vast dat verdachte niet op de hoogte had moeten zijn van wat er zich op zijn erf afspeelt. Uitgangspunt blijft immers dat verdachte verantwoordelijk is voor hetgeen zich in en op zijn onroerende zaak afspeelt. De rechtbank constateert dat verdachte als eigenaar onvoldoende zicht heeft gehouden op wat er zich in zijn schuur afspeelde. De rol van de zoon – van wie bij verdachte bekend was dat hij drugs gebruikte en financiële problemen had9 – disculpeert verdachte niet van zijn verantwoordelijkheid. In zoverre heeft verdachte dus in rechtens relevante zin schuld aan het op 20 september 2007 in zijn schuur aanwezig hebben van amfetamine en MDMA.
Voor zover het verweer van de verdediging tevens kan worden opgevat als een beroep op de afwezigheid van alle schuld aan de zijde van verdachte, wordt dat beroep door de rechtbank verworpen. Niets wijst erop dat verdachte op geen enkele wijze in staat was controle uit te oefenen of toezicht te houden op hetgeen zich op zijn erf en in de opstallen afspeelde. Met name zijn lichamelijke beperkingen en de rol van zijn zoon, ontslaan verdachte niet van zijn verantwoordelijkheid.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
hij op 20 september 2007 te Sint-Oedenrode, tezamen en in vereniging met een ander, aanwezig heeft gehad in schuren aan het [adres1] een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 18, 23, 24c, 27, 47.
Opiumwet art. 2, 10.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Door een xtc-laboratorium te huisvesten, heeft verdachte meegewerkt aan een grootschalige en georganiseerde vorm van criminaliteit. De huisvesting van het xtc-laboratorium heeft een permanent gevaar opgeleverd voor iedereen die daarbij in de buurt kwam. Er was sprake van een voortdurend gevaar voor ontploffing en brand. Verdachte mag van geluk spreken dat er niemand gewond is geraakt.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte is 73 jaar en is in zijn hele leven nog niet met justitie in aanraking geweest. Hij heeft geen documentatie. Voor zover hij al zou hebben geweten van de aanwezigheid van het xtc-laboratorium, is het aannemelijk dat zijn zoon – die inmiddels veroordeeld is – daarin een veel grotere rol heeft gehad. Tenslotte wordt gewezen op de schade die verdachte heeft gehad ten gevolge van het afbranden van de schuren en het opruimen van de daarin aanwezige asbest. Deze schade beloopt ongeveer € 200.000,-.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte opzettelijk handelde in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Verdachte heeft harddrugs voorhanden gehad terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De apparatuur en met name de grote hoeveelheid gasflessen (ongeveer 20 stuks) die in de afgebrande schuren aanwezig waren, leverden een direct gevaar op voor een ieder die zich in de buurt van de schuren heeft begeven. Zijn familie, kleinkinderen, vrienden en de leden van de vrijwillige brandweer hebben mede door de onoplettendheid van verdachte bloot gestaan aan een zeer gevaarlijke situatie. Verdachte mag van geluk spreken dat de brand geen ernstigere gevolgen heeft gehad. De aanwezigheid van het xtc-laboratorium heeft voor maatschappelijke overlast en onrust gezorgd.
Verdachte heeft een hoge leeftijd, te weten 73 jaar. Hij werd niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld. Deze omstandigheden werken niet alleen strafmatigend, maar zijn tevens reden om een geheel voorwaardelijke hechtenis op te leggen. Deze voorwaardelijke hechtenis zal worden gecombineerd met een geldboete. Gezien de slechte lichamelijke conditie van verdachte, acht de rechtbank bestraffing middels de oplegging van een geldboete passender dan de oplegging van een werkstraf.
Bij bepaling van de hoogte van de aan verdachte op te leggen geldboete heeft de rechtbank mede gelet op het feit dat verdachte de nodige financiële schade heeft geleden ten gevolge van de brand en heeft zij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Met betrekking tot de op te leggen hechtenis zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding van:
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven
verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Geldboete van EUR 3.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis.
Hechtenis voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J. Neijt, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. F.P.E. Wiemans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kruitwagen, griffier,
en is uitgesproken op 26 januari 2009.
1 Eindproces-verbaal d.d. 28 november 2007 van de regiopolitie Brabant-Noord, district Aa & Dommel, districtsrecherche, met kenmerk 07-232752E, opgesteld door verbalisant [verbalisant1] (hierna: “PV”), brandrapport van de vrijwillige brandweer, p. 30.
2 Proces-verbaal d.d. 13 december 2007van het kops Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Operationele Expertise, Groep LFO-FTO, met kenmerk LFO/210907/RdV-MZ/[adres1] /St.Oedenrode, inclusief bijlagen.
3 PV, verdachtenverhoor [verdachte] (2de verhoor), p. 44.
4 PV, 3de verhoor [zoon verdachte], p. 122.
5 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 januari 2009 en PV, doorzoeking woning [adres1] 7, p. 178.
6 PV, 1ste verhoor [verdachte], p. 42, PV, 4de verhoor [zoon verdachte], p. 127 en PV, 6de verhoor [zoon verdachte], p. 134.
7 PV, Tapgesprek Tap 02, gesprek 0017, p. 214, alsmede PV, verhoor [getuige], p. 73.
8 PV, doorzoeking woning [adres1] 7, p. 175.
9 verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 januari 2009.
??
??
2
Parketnummer: 01/849556-07
[verdachte]