Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1092

Datum uitspraak2009-01-19
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807852/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 15 september 2008, kenmerk 2008/0134677, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Hengelo (hierna: de raad) bij besluit van 29 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Dalmeden".


Uitspraak

200807852/2. Datum uitspraak: 19 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: 1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [verzoekster sub 2] en andere, gevestigd te [plaats], verzoekers, en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 15 september 2008, kenmerk 2008/0134677, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Hengelo (hierna: de raad) bij besluit van 29 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Dalmeden". Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 oktober 2008, en [verzoekster sub 2] en andere bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2008, beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 10 november 2008. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2008, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2008, hebben [verzoekster sub 2] en andere de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar [verzoeker sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, en [verzoekster sub 2] en andere, vertegenwoordigd door mr. H.J.P. Robbers, advocaat te Hengelo, J.G.R. Keppels en E.D.A. Wegdam, en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, vertegenwoordigd door mr. A. van Maurik, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de raad van de gemeente Hengelo, vertegenwoordigd door mr. H.E.M. Wolsink, M. Brummelhuis-de Sart, H.H. Aalderink, H.G.F. Aman en M.F.C.M Valkenaarsen, ambtenaren in dienst van de gemeente, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het verzoek van [verzoekster sub 2] en andere sterkt er onder meer toe dat het gebruik van hun gronden, kadastraal bekend als U518, U2053, U645, U2295 en U144, voor woondoeleinden mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet. [verzoekster sub 2] en andere zijn in zoverre niet gebaat bij schorsing van (enig deel van) het bestreden besluit aangezien daarmee het gewenste gebruik van hun gronden niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het plan voor zover dat betrekking heeft op hun percelen, doch daarmee zou het gewenste gebruik van hun gronden nog niet mogelijk zijn. 2.3. [verzoekster sub 2] en andere richten zich met hun verzoek tevens tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Wonen -uit te werken-". Zij vrezen dat ten gevolge van de inwerkingtreding van dit plandeel de behandeling van het beroep voor hun percelen illusoir wordt. 2.3.1. Ter zitting is gebleken dat voor de deelgebieden Meander, Stromen en Kern-Noord reeds een ontwerpuitwerkingsplan is opgesteld. Ingevolge artikel 3.3, aanhef en lid a, van de planvoorschriften, mogen zolang en voor zover de uitwerking nog niet onherroepelijk is, bouwwerken slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan en het beeldkwaliteitsplan. Zonder het treffen van een voorlopige voorziening kan met de door [verzoekster sub 2] en andere gevreesde bouwwerkzaamheden wat betreft de deelgebieden Meander, Stromen en Kern-Noord derhalve een aanvang worden genomen. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat het aanvangen met de bouwwerkzaamheden op de gronden met de bestemming "Wonen -uit te werken-" wat betreft de deelgebieden Meander, Stromen en Kern-Noord niet strijdt met de eventuele uitkomst in de hoofdzaak dat aan de percelen van [verzoekster sub 2] en andere alsnog een woonbestemming dient te worden toegekend. Gelet op het vorenstaande is de voorzitter is van oordeel dat bij onmiddellijke inwerkingtreding van het bestreden besluit op dit punt geen onomkeerbare situatie zal ontstaan, die beoordeling van het beroep van [verzoekster sub 2] en andere in de hoofdzaak wat betreft hun percelen illusoir maakt. Evenmin is gebleken dat de belangen van [verzoekster sub 2] en andere door inwerkingtreding van het plan op dit punt anderszins ernstig worden geschaad. Gelet hierop ontbreekt in zoverre het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang. 2.4. Het verzoek van [verzoekster sub 2] en andere om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. 2.5. Het verzoek van [verzoeker sub 1] heeft betrekking op de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Wonen -uit te werken-" wat betreft de deelgebieden Meander en Stromen. [verzoeker sub 1] betoogt dat hij hierdoor in de uitbreidingsmogelijkheden van zijn veehouderijbedrijf aan de [locatie] te [plaats] wordt beperkt en dat geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het beoogde woongebied gegarandeerd kan worden. 2.5.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende rekening is gehouden met de belangen van [verzoeker sub 1] en anderzijds een goed woon- en leefklimaat voldoende is gewaarborgd. Het college heeft ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op de nieuwe geurberekening die namens de gemeenteraad is uitgevoerd en waaruit blijkt dat de geurbelasting ter plaatse van het beoogde woongebied maximaal 5 odour units per kubieke meter lucht bedraagt, alsmede op de gemeentelijke verordening die op 9 september 2008 door de raad is vastgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de verordening). In de verordening is bepaald dat voor het gebied Dalmeden in plaats van de in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet geurhinder en veehouderij bepaalde waarde een waarde geldt van 5 odour units per kubieke meter lucht. [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd dat de geurberekening de nodige gebreken bevat. Voorts heeft hij betoogd dat het college geen rekening mocht houden met de verordening, nu deze ten tijde van het bestreden besluit nog niet bekend was gemaakt. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de verordening onverbindend is. De vraag of het college zich bij het nemen van het bestreden besluit op de nieuwe berekening en de verordening mocht baseren, vergt nader onderzoek waarvoor de bodemprocedure zich meer leent dan de thans aan de orde zijnde procedure. Gelet hierop ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare ontwikkelingen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.6. Het college dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [verzoekster sub 2] en andere geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 15 september 2008, kenmerk 2008/0134677, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen -uit te werken-" wat betreft de deelgebieden Stromen en Meander; II. wijst het verzoek van [verzoekster sub 2] en andere af; III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Overijssel aan [verzoeker sub 1] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV. gelast dat de provincie Overijssel aan [verzoeker sub 1] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2009 466.