Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1098

Datum uitspraak2009-01-20
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808171/1 en 200808171/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 september 2007 heeft de raad van de gemeente Dronten (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Swifterbant-Bloemenzoom (7030)" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.


Uitspraak

200808171/1 en 200808171/2. Datum uitspraak: 20 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de beroepen, in het geding tussen: 1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], en anderen, 2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats], en andere, en het college van gedeputeerde staten van Flevoland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 september 2007 heeft de raad van de gemeente Dronten (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Swifterbant-Bloemenzoom (7030)" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Bij besluit van 23 september 2008, gedagtekend 17 september 2008, kenmerk 733111, heeft het college van gedeputeerde staten van Flevoland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2008, en [appellante sub 2] en andere bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 1] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2008. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [appellant sub 1] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [appellante sub 2] en andere de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [appellante sub 2] en andere hebben nadere stukken ingediend. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar [appellant sub 1] en anderen, in de persoon van [appellant sub 1], [appellante sub 2] en andere, vertegenwoordigd door mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle, [gemachtigde] en J.T. van Vulpen, en het college, vertegenwoordigd door S.C. van den Broek, ambtenaar in dienst van de provincie Flevoland, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Deuzeman, ambtenaar in dienst van de gemeente Dronten, als partij gehoord. Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2. Overwegingen 2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Het bestemmingsplan ziet op gronden in het zuiden van Swifterbant. Het biedt ruimte aan ongeveer 64 nieuwe woningen en een aantal woon-werklocaties. 2.3. Het college heeft het bestemmingsplan goedgekeurd behoudens een plandeel in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied waar op termijn een rechtstreekse ontsluitingsweg naar de Biddingweg is voorzien. 2.4. Behoudens in het geval als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en in het geval dat geen bedenkingen zijn ingebracht tegen het vastgestelde plan, welke gevallen zich hier niet voordoen, wordt ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Awb gelezen in samenhang met artikel 28, tweede lid, van de WRO, een besluit tot goedkeuring geacht te zijn genomen, indien binnen zes maanden na afloop van de termijn van terinzageligging van het vastgestelde plan geen besluit omtrent goedkeuring is bekendgemaakt aan het bestuursorgaan dat het aan goedkeuring onderworpen besluit heeft genomen. 2.5. Het college stelt zich op het standpunt dat hij tijdig omtrent goedkeuring heeft beslist. Hij heeft zich gebaseerd op het einde van de termijn van terinzageligging van het op 31 januari 2008 gedateerde bestemmingsplan. Hij heeft zich niet gerefereerd aan het einde van de termijn van terinzageligging van het op 27 september 2007 gedateerde bestemmingsplan omdat naar zijn mening uit het desbetreffende raadsbesluit niet volgt dat op die datum tot vaststelling is besloten. 2.6. De voorzitter ziet geen aanleiding het college in dit laatste te volgen. Weliswaar staat in het raadsbesluit niet uitdrukkelijk dat de raad het bestemmingsplan vaststelt, uit de overige ter beschikking staande stukken volgt naar het oordeel van de voorzitter zonder meer dat de raad op 27 september 2007 heeft beoogd te besluiten en ook heeft besloten over de vaststelling van het bestemmingsplan. In dit geval is in de op schrift gestelde weergave van het raadsbesluit sprake van een kennelijke omissie die aan de vaststelling van het bestemmingsplan niet afdoet. 2.6.1. Het op 27 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan is op 15 oktober 2007 ter goedkeuring aan het college verzonden en op 22 oktober 2007 ter visie gelegd. De termijn van terinzageligging liep af op (maandag) 3 december 2007. Derhalve eindigde de bedoelde termijn voor bekendmaking van het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan op 3 juni 2008. Het college heeft voor zijn beslistermijn ten onrechte het einde van de termijn van terinzageligging van het op 31 januari 2008 gedateerde bestemmingsplan aangehouden en zijn besluit omtrent goedkeuring eerst op 24 september 2008 aan de raad bekendgemaakt. Gelet hierop is het plan ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Awb gelezen in samenhang met artikel 28, tweede lid, van de WRO, van rechtswege goedgekeurd. 2.6.2. Het besluit van 23 september 2008 moet worden aangemerkt als een intrekking van het besluit tot goedkeuring van rechtswege hetgeen in strijd is met artikel 10:29, tweede lid, van de Awb, waarin is bepaald dat de goedkeuring niet kan worden ingetrokken. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De voorzitter ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het college op te dragen zorg te dragen voor de schriftelijke mededeling van het feit dat aan het bestemmingsplan van rechtswege goedkeuring is verleend alsmede voor de publicatie en terinzagelegging van die mededeling. Tegen de goedkeuring van rechtswege kan op gelijke wijze beroep worden ingesteld als tegen het bij deze uitspraak vernietigde besluit. Dit betekent dat, voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] en andere zich niet kunnen verenigen met de goedkeuring van het bestemmingsplan en zij dat geschil wensen voor te leggen aan de Afdeling, zij opnieuw beroep dienen in te stellen. 2.6.3. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.7. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] en andere op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de beroepen gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Flevoland van 23 september 2008, kenmerk 733111; III. draagt het college van gedeputeerde staten van Flevoland op zorg te dragen voor de schriftelijke mededeling van het feit dat het bestemmingsplan van rechtswege is goedgekeurd en voor publicatie en terinzagelegging van deze schriftelijke mededeling, zulks ter voldoening aan artikel 28, vijfde en zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; IV. wijst de verzoeken af; V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Flevoland: a. tot vergoeding van bij [appellant sub 1] en anderen in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 32,49 (zegge: tweeëndertig euro en negenenveertig cent); het dient door de provincie Flevoland aan [appellant sub 1] en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; b. tot vergoeding van bij [appellante sub 2] en andere in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 676,49 (zegge: zeshonderdzesenzeventig euro en negenenveertig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Flevoland aan [appellante sub 2] en andere onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere; VI. gelast dat de provincie Flevoland aan appellanten het door hen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van: a. € 290,00 (zegge: tweehonderdnegentig euro) voor [appellant sub 1] en anderen voor de behandeling van het beroep en het verzoek, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; b. € 576,00 (zegge: vijfhonderdzesenzeventig euro) voor [appellante sub 2] en andere voor de behandeling van het beroep en het verzoek, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Bechinka Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2009 371.