Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1107

Datum uitspraak2009-01-22
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808043/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 10 september 2008, kenmerk 2008INT228745, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zeist (hierna: de raad) bij besluit van 15 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Amersfoortseweg e.o.".


Uitspraak

200808043/2. Datum uitspraak: 22 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, gevestigd te Zeist, verzoekster, en het college van gedeputeerde staten van Utrecht, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 september 2008, kenmerk 2008INT228745, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zeist (hierna: de raad) bij besluit van 15 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Amersfoortseweg e.o.". Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken (hierna: de stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 november 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2008, heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar de stichting, vertegenwoordigd door P. Greeven, en het college, vertegenwoordigd door G.A. de Mello, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door J.P.M. Hooijmans, en C. Hekking, ambtenaren in dienst van de gemeente, en A.J.R. Roosken, werkzaam bij het stedenbouwkundig bureau mRO, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de Amersfoortseweg en omstreken. Bij het bestreden besluit heeft het college het plan goedgekeurd. 2.3. Ter zitting heeft de stichting laten weten dat het verzoek in het bijzonder is gericht tegen de goedkeuring van het plan, voor zover dat ontwikkelingen mogelijk maakt op Sterrenberg. De stichting betoogt dat het groene karakter en de bestaande ecologische kwaliteiten van het gebied worden aangetast. De noodzakelijk compensatie is onvoldoende gegarandeerd, aldus de stichting. Verder vreest de stichting dat de voorziene ontwikkelingen aan Sterrenberg in de weg staan aan de realisering van een westelijke ecologische corridor met een minimale breedte van 1000 meter. Volgens de stichting is het plan op dit punt in strijd met het gemeentelijk Structuurplan Zeist (hierna: het structuurplan), de Wet geluidhinder en het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005). 2.4. Ter zitting is gebleken dat ter plaatse van Sterrenberg reeds een aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend. Gelet hierop bestaat een spoedeisend belang bij de beoordeling van het verzoek. 2.5. De gronden van Sterrenberg hebben in het plan de bestemming "Gemengde doeleinden" gekregen. Hiermee zijn de gronden onder meer aangewezen voor wonen en gezondheidszorg, zorg- en/of welzijnsdoeleinden. Ingevolge artikel 2.5, tweede lid, onder 1, sub b, van de planvoorschriften zijn binnen een bestemmingsvlak niet meer woningen toegestaan dat het op de plankaart aangeduide "maximum aantal wooneenheden", met dien verstande dat het totale aantal wooneenheden op de voor gemengde doeleinden aangewezen gronden maximaal 480 wooneenheden mag bedragen, waarvan er ten minste 80 als zorgwoningen moeten worden gebouwd. 2.6. Onbestreden is dat het Streekplan 2005-2015 (hierna: het streekplan) aan de voorziene ontwikkeling op de Sterrenberg niet in de weg staat. Wel blijkt uit dit plan duidelijk de samenhang met de ontmanteling van zorginstelling Dennendal te Den Dolder ten behoeve van de natuur. Volgens de plantoelichting is het bestemmingsplan voor Dennendal tegelijkertijd met het onderhavige plan in procedure gebracht. Ter zitting is gebleken dat het plan reeds is vastgesteld en thans ter goedkeuring voorligt bij het college. 2.6.1. In het structuurplan staat op pagina 181 vermeld dat Zeist streeft naar behoud en versterking van de vele zorginstellingen binnen haar grenzen. Verandering aan terreinen en gebouwen zijn slechts toelaatbaar, indien ze binnen de zorgbestemming vallen, aldus dit plan. Bij uitvoering van enige woningbouw tussen Sterrenberg en Soesterberg dient volgens het structuurplan deze bouw functioneel gebonden te zijn aan de zorgfunctie te Sterrenberg. Het college is niet rechtstreeks gebonden aan het beleid uit het structuurplan, maar moet de inhoud hiervan wel als relevant feit in de belangenafweging betrekken. Ter zitting heeft het college laten weten dat de voorziene ontwikkeling op Sterrenberg niet zonder meer in overeenstemming is met het structuurplan. Nu het structuurplan van 2001 dateert en het streekplanbeleid van veel recentere datum is, behoefde naar de mening van het college aan het in het structuurplan neergelegde beleid bij de belangenafweging geen grote waarde te worden gehecht. De voorzitter komt dit vooralsnog niet onredelijk voor. 2.6.2. De vragen of voor de uitvoering van een plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel aan de orde in een procedure op grond van de Flora- en faunawet. Dat doet er niet aan af dat het college geen goedkeuring aan het plandeel had kunnen verlenen, indien en voor zo ver het college op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plandeel in de weg staat. Bij besluit van 11 april 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet voor een aantal planten- en diersoorten verleend wat betreft de ontwikkelingen ter plaatse van Sterrenberg. Ter zitting is gebleken dat deze ontheffing thans onherroepelijk is. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat naast deze ontheffing nog andere ontheffingen op grond van deze wet nodig waren. Onder deze omstandigheden verwacht de voorzitter niet dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plandeel in de weg staat. 2.6.3. Bij besluit van 15 mei 2007 zijn hogere grenswaarden vastgesteld voor 69 woningen en een zorggebouw wat betreft Sterrenberg. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk. Vooralsnog ziet de voorzitter in hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor twijfel of aan de hogere grenswaarden kan worden voldaan. 2.6.4. Op 15 november 2007 is de wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteit) in werking getreden. Nu in het onderhavige geval het plan is vastgesteld na 15 november 2007, is in het onderhavige geval niet het Blk 2005 van toepassing, maar titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Bij de voorbereiding van het plan heeft de Milieudienst Zuidoost-Utrecht onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Bestemmingsplan Amersfoortseweg e.o., Gemeente Zeist, onderzoek naar luchtkwaliteit" van januari 2008. De conclusie uit dit rapport is dat de vaststelling van het plan geen invloed heeft op de luchtkwaliteit en daarom doorgang kan vinden via artikel 7, derde lid, onder a, van het Blk 2005. Nu de voorwaarden tot uitoefening of toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder a en b, van de Wet milieubeheer vergelijkbaar zijn met die van het Blk 2005, leest de voorzitter de conclusie aldus dat eveneens wordt voldaan aan artikel 5.16, eerste lid, onder b, sub 1, van de Wet milieubeheer. Voor zover de stichting heeft aangevoerd dat aan het onderzoek het verkeerde model ten grondslag is gelegd, is de voorzitter voorshands van oordeel dat de raad deze stelling ter zitting voldoende gemotiveerd heeft weerlegd. De stichting heeft haar stelling dat in de omgeving van Sterrenberg nog andere ontwikkelingen gaande zijn die in het onderzoek hadden dienen te worden betrokken, niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter op voorhand niet aannemelijk dat uitvoering van het plandeel zal leiden tot een situatie waarin niet kan worden voldaan aan het gestelde in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. 2.7. Gezien het vorenstaande en in ogenschouw genomen dat thans reeds ongeveer honderd woningen aanwezig zijn op het terrein van Sterrenberg, het geldende plan ter plaatse reeds enige uitbreidingsmogelijkheden biedt alsmede dat het voorliggende plan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van een ecologische corridor, ziet de voorzitter geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Gerkema voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2009 466.