Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1110

Datum uitspraak2009-01-22
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900109/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 2 december 2008, verzonden op 23 december 2008, heeft het college van burgemeester en wethouders van Brielle aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BIS Industrial Services Nederland B.V." (hierna: BIS) gelegen aan Werfplein 5 te Zwartewaal een last onder dwangsom opgelegd vanwege de overtreding van het als maatwerkvoorschrift geldende voorschrift 7.1.2 van de milieuvergunning van 23 augustus 2005.


Uitspraak

200900109/1. Datum uitspraak: 22 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BIS Industrial Services Nederland B.V., gevestigd te Zwartewaal, gemeente Brielle, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Brielle, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 2 december 2008, verzonden op 23 december 2008, heeft het college van burgemeester en wethouders van Brielle aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BIS Industrial Services Nederland B.V." (hierna: BIS) gelegen aan Werfplein 5 te Zwartewaal een last onder dwangsom opgelegd vanwege de overtreding van het als maatwerkvoorschrift geldende voorschrift 7.1.2 van de milieuvergunning van 23 augustus 2005. Tegen dit besluit heeft BIS bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2009, heeft BIS de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 januari 2009, waar BIS, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en [directeur] en het college, vertegenwoordigd mr. L.C. Geense en ing. I.L. Alderse Baas, beiden werkzaam bij de DCMR Milieudienst Rijnmond, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De bij besluit van 23 augustus 2005 heeft het college een revisievergunning verleend voor een inrichting gelegen aan het Werfplein 5 te Zwartewaal voor de assemblage van buis- en staalconstructies. In de aanvraag om deze revisievergunning is weergegeven dat de werkzaamheden plaatsvinden tussen 07.00 uur en 17.00 uur, waarbij voor het laden en lossen is weergegeven dat dat aanvangt om 7.30 uur en eindigt om 16.30 uur. De aanvraag maakt onderdeel van het besluit van 23 augustus 2005. Ingevolge voorschrift 7.1.2 van deze vergunning mag, voor zover hier van belang het maximale geluidniveau veroorzaakt door de tot de inrichting behorende toestellen en installaties en door de tot de inrichting behorende verrichte werkzaamheden en/ of activiteiten, waarvoor de vergunning is aangevraagd, ter plaatse van immissiepunt Noordeinde 2 niet meer bedragen dan 45 dB(A). 2.1.1. Op 1 januari 2008 zijn het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de daarmee samenhangende wijziging van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking getreden. Aangezien in verband hiermee, naar tussen partijen ook niet in geschil is, voor de bij het besluit van 23 augustus 2005 vergunde inrichting geen vergunning meer is vereist, is de bij dat besluit verleende vergunning vervallen. 2.1.2. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, eerste volzin, van het Activiteitenbesluit worden voorschriften die zijn verbonden aan een vóór 1 januari 2008 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning, die vóór die datum in werking en onherroepelijk was, gedurende drie jaar na die datum als maatwerkvoorschriften aangemerkt, mits de voorschriften van die vergunning vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften en voor zover dit besluit op de inrichting van toepassing is. Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden voor toepassing van dit artikel gegevens die in de aanvraag staan die geacht worden onderdeel te zijn van de voorschriften van de vergunning aangemerkt als voorschriften van de vergunning. 2.1.3. De bij besluit van 23 augustus 2005 verleende milieuvergunning was vóór 1 januari 2008 onherroepelijk, nu ook aan de andere voorwaarden is voldaan, dienen de in de aanvraag weergegeven werktijden en voorschrift 7.1.2 van de milieuvergunning sindsdien te worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften. Dat de thans verrichte activiteiten binnen de inrichting volgens BIS in belangrijke mate gewijzigd zijn ten opzichte van de destijds vergunde situatie in die zin dat de activiteiten zich uitstrekken over een langere periode en pas eindigen om 21.00 uur, maakt dit niet anders. De tekst van artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit noch de nota van toelichting hierop bevat enig aanknopingspunt voor het standpunt van BIS dat, indien de activiteiten binnen de inrichting in belangrijke mate zijn gewijzigd, aan het bepaalde in dit artikel geen betekenis toekomt. 2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat uit de geluidmetingen op 14 augustus en 9 oktober 2008 volgt dat de in het als maatwerkvoorschrift geldend vergunningvoorschrift 7.1.2 gestelde grenswaarde voor het maximale geluidniveau ter hoogte van immissiepunt Noordeinde 2 destijds werd overschreden. Het college was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit dan ook bevoegd om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen. 2.3. BIS betoogt, kort weergegeven, dat, gezien de gewijzigde bedrijfssituatie en het akoestisch karakter van de omgeving waarin de inrichting is gelegen, het onevenredig bezwarend is om tot handhaving over te gaan. 2.3.1. Gezien het algemeen belang dat is gediend met de handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien een concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.3.2. De voorzitter ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zich in dit geval bijzondere omstandigheden voordoen, op grond waarvan behoorde te worden afgezien van handhaving, waarbij hij in aanmerking neemt dat het tot de verantwoordelijkheid van de drijver van de inrichting behoort om te verzoeken om intrekking dan wel wijziging van de maatwerkvoorschriften. Tevens bestond geen concreet zicht op legalisatie. Voorts waren geen termen aanwezig voor het oordeel, in aanmerking genomen de aard en ernst van de overtredingen, dat handhavend optreden zodanig onevenredig was in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat het college daarvan had behoren af te zien. 2.4. BIS voert aan dat de begunstigingstermijn van één dag, waarbinnen de overtreding moet worden beëindigd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd, te kort is. 2.4.1. De door het bestuursorgaan te stellen begunstigingstermijn dient gezien de omstandigheden van het geval toereikend te zijn. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dat het college zich bij het stellen van de begunstigingstermijn onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de aard en omvang van de te treffen maatregelen om de overtreding ongedaan te maken in relatie tot de gestelde begunstigingstermijn. De voorzitter ziet dan ook aanleiding de hierna volgende voorlopige voorziening te treffen. 2.5. Ter zitting heeft BIS naar voren gebracht, hetgeen door het college is bevestigd, dat zij de thans bestaande afwijking van de destijds vergunde situatie op 29 december 2008 en daarmee na het nemen van het bestreden besluit heeft gemeld, zoals bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, van het Activiteitenbesluit. Het komt de Afdeling geraden voor dat het college de besluitvorming daaromtrent bij het nemen van het besluit op bezwaar in de onderhavige procedure zal worden betrokken. 2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brielle van 2 december 2008, kenmerk GG/GRO 08.56880 08.0001216, tot zes weken na het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist; II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Brielle tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BIS Industrial Services Nederland B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Brielle aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BIS Industrial Services Nederland B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III. gelast dat de gemeente Brielle aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BIS Industrial Services Nederland B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. Drouen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2009 375.