
Jurisprudentie
BH1147
Datum uitspraak2009-01-28
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802948/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802948/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 7 februari 2007 heeft de burgemeester van Almere (hierna: de burgemeester) vergunning verleend voor het 's nachts van 00.00 uur tot 03.00 uur geopend hebben van de horeca-inrichting restaurant Boathouse (hierna: Boathouse), gelegen aan de Noorderplassenweg 105 (lees: 150), te Almere.
Uitspraak
200802948/1.
Datum uitspraak: 28 januari 2009.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 maart 2008 in zaak nr. 07/1601 in het geding tussen:
[appellanten]
en
de burgemeester van Almere.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2007 heeft de burgemeester van Almere (hierna: de burgemeester) vergunning verleend voor het 's nachts van 00.00 uur tot 03.00 uur geopend hebben van de horeca-inrichting restaurant Boathouse (hierna: Boathouse), gelegen aan de Noorderplassenweg 105 (lees: 150), te Almere.
Bij besluit van 8 augustus 2007 heeft de burgemeester het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 maart 2008, verzonden op 12 maart 2008, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2008, hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Boathouse een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [gemachtigde], de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R.F. van Stek en W.G. Viele, ambtenaren van de gemeente, en Boathouse, vertegenwoordigd door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel B.4.3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2005 van Almere (hierna: de APV) is het de houder van een horecabedrijf verboden zonder vergunning van de burgemeester de inrichting voor het publiek geopend te hebben of het daarin te laten verblijven tussen 00.00 en 06.00 uur.
Ingevolge het derde lid kan de burgemeester de houder van een horecabedrijf in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, of gezondheid verbieden de inrichting voor het publiek geopend te hebben of het daarin laten verblijven tussen 00.00 en 06.00 uur.
Beide bepalingen maken deel uit van hoofdstuk B van de APV, genaamd "Openbare orde".
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de vraag of Boathouse in strijd met het bestemmingsplan handelt indien het restaurant ook 's nachts geopend is, bij de beoordeling van de beslissing op bezwaar geen rol kan spelen. Voorts heeft zij overwogen dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel B.4.3, derde lid, van de APV slechts betrekking heeft op verstoringen van de openbare orde, wat mede de belangen van de veiligheid, zedelijkheid of de gezondheid omvat, en dat inrichtingsgebonden vormen van hinder als de geluidsoverlast waar [appellanten] voor vrezen, geen rol kunnen spelen omdat het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen (lees: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) daarop betrekking heeft. Zij heeft geconcludeerd dat niet is gebleken dat de verruiming van de openingstijden van de inrichting leidt tot gefundeerde vrees dat deze de belangen van de openbare orde, waaronder de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid, in gevaar zal brengen, zodat de burgemeester de aanvraag om verruiming van de openingstijden niet mocht afwijzen.
2.3. [appellanten] voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat verruiming van de openingstijden leidt tot gegronde vrees voor het in gevaar brengen van de in artikel B.4.3, derde lid, van de APV genoemde belangen. Zij wijzen erop dat de inrichting ligt in een woonomgeving en dat volgens de "Horecanota Almere" woonomgevingen niet belast dienen te worden met openingstijden na 00.00 uur. Ook uit de omschrijving van de categorie "lichte horeca" in het bestemmingsplan "'t Hoofd Noorderplassen", ingevolge welk plan ter plaatse alleen lichte horeca is toegestaan, kan worden afgeleid dat verruiming van de openingstijden gepaard zal gaan met toenemende hinder voor omwonenden. Voorts behoren tot de inrichting terrassen aan het water, wat betekent dat het geluid van de inrichting de openbare ruimte ingaat waardoor sprake is van overlast. Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat gebruik van alcohol invloed heeft op de openbare orde. Tevens stellen [appellanten] dat het akoestisch rapport van 22 februari 2007, dat Boathouse in verband met de verruiming van de openingstijden heeft laten opmaken, van onjuiste aannames is uitgegaan, omdat niet voldoende verkeersstromen aan de inrichting zijn toegerekend en niet met alle verkeersstromen rekening is gehouden.
2.3.1. Aan Boathouse is vergunning verleend voor alle nachten van de week tussen 00.00 en 03.00 uur. Ingevolge artikel B.4.3, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van de APV zal bij het beslissen op een aanvraag om vergunning voor openingstijden tussen 00.00 en 06.00 uur moeten worden beoordeeld of de openingstijden, gelet op de locatie van de inrichting, inbreuk maken op de te beschermen belangen van de openbare orde, waaronder mede begrepen de belangen van veiligheid, zedelijkheid en gezondheid. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 april 2006 in zaak nr. 200507103/1) is bij die beoordeling het toegelaten geluidsniveau een gegeven. Als de inrichting niet aan de gestelde milieunormen voldoet, zal gebruik moeten worden gemaakt van de aan de milieuwetgeving te ontlenen bevoegdheden teneinde schending van de normen te keren. Aan het akoestisch rapport kan in deze procedure derhalve geen betekenis toekomen. Dit laat echter onverlet dat de burgemeester bij het nemen van het besluit op de aanvraag van Boathouse moet afwegen of openingstijden tussen 00.00 en 03.00 uur toelaatbaar zijn, gelet op de in artikel B.4.3, derde lid, van de APV genoemde belangen. Hij dient daarbij ook het geluid van de inrichting, uitgaande van de volgens de milieuwetgeving gestelde normen, en de verkeersbewegingen, die beide deel uitmaken van de uitstraling van de inrichting op de omgeving, in aanmerking te nemen.
2.3.2. Aannemelijk is dat de verruiming van de openingstijden van de inrichting gepaard zal gaan met een toename van nachtelijke verkeersbewegingen in de directe omgeving van de inrichting en met een toename van nachtelijk geluid, waaronder verkeersgeluid. Aan de vergunning zijn echter voorschriften verbonden ter beperking van overlast ten gevolge van de verruiming van de openingstijden, zoals het voorschrift dat de vergunninghouder zodanige maatregelen dient te nemen dat geen overlast aan derden wordt veroorzaakt en het voorschrift dat dient te worden voorkomen dat overlast aan derden wordt veroorzaakt door uit de inrichting vertrekkende bezoekers. Voorts is in de vergunning bepaald dat klachten van omwonenden over geluidsoverlast of verstoring van de openbare orde aanleiding kunnen vormen om de openingstijden te beperken, de vergunning in te trekken of de inrichting te sluiten. Gelet hierop kan niet met succes worden staande gehouden dat door de enkele verruiming van de openingstijden de belangen van de openbare orde, waaronder mede begrepen de belangen van veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, worden geschaad. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de burgemeester, gelet op het bepaalde in artikel B.4.3 van de APV, de verruiming van de openingstijden in redelijkheid niet kon afwijzen. Het betoog faalt.
2.4. Voorts betogen [appellanten] dat de burgemeester volstrekt onbegrijpelijk en onwenselijk bestuurlijk handelt door vergunning te verlenen voor openingstijden die in strijd zijn met het bestemmingsplan en verzoeken zij de Afdeling de gemeente te sommeren het bestemmingsplan te handhaven.
2.5. Dit betoog treft evenmin doel. In de APV is niet bepaald dat een vergunning als de onderhavige kan of moet worden geweigerd indien nachtelijke openingstijden in strijd zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat de vraag of Boathouse in strijd handelt met bestemmingsplan "'t Hoofd Noorderplassen" bij de beoordeling van het in bezwaar gehandhaafde besluit geen rol kan spelen. Ook een opdracht om het bestemmingsplan te handhaven valt, gelet hierop, buiten de omvang van het geding.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover bestreden, te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover bestreden.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2009.
413.