Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1157

Datum uitspraak2009-01-27
Datum gepubliceerd2009-01-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500481-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 42-jarige man veroordeeld wegens ontucht met drie aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige broers tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaar met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact en tbs met voorwaarden waarbij onder meer als voorwaarde gesteld is dat veroordeelde geen contact met minderjarigen mag hebben zonder toezicht van een volwassene.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector strafrecht parketnummer: 11/500481-08 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2009 in de strafzaak tegen [naam], geboren in 1966, wonende te [adres en woonplaats] thans gedetineerd in de P.I. Rijnmond, HvB De IJssel, te Krimpen aan den IJssel. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van devordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een vrijspraak bepleit voor feit 1, een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. 3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2], beiden woonplaats kiezende te [adres en woonplaats], een ter zake van deze procedure vertegenwoordigd door [naam] in verband met minderjarigheid. De benadeelde partijen vorderen ieder verdachte te veroordelen aan hen te betalen een bedrag van Eur 1.100,00 ter zake van immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. in d periode van 19 juni 2007 tot en met 31 augustus 2007 te Dordrecht ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [Slachtoffer 3], geboren op 19 juni 1991, immers heeft hij, verdachte, die [Slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal afgetrokken en betast en gepijpt en anaal gepenetreerd en zich laten aftrekken en betasten en pijpen door die [Slachtoffer 3]; 2. in de periode van 19 juni 2007 tot en met 31 augustus 2007 te Dordrecht met [Slachtoffer 1], geboren op 17 juli 1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, die [Slachtoffer 1] meermalen bij zich op schoot getrokken en laten zitten en betast en gestreeld aan de binnenkant van de bovenbenen en de blote penis en afgetrokken; 3. in de periode van 19 juni 2007 tot en met 31 augustus 2007 te Dordrecht met [Slachtoffer 2], geboren op 1 juni 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, die [Slachtoffer 3] meermalen bij zich op schoot getrokken en laten zitten en betast en gestreeld aan de binnenkant van de bovenbenen en de blotepenis en afgetrokken. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaring van [Slachtoffer 3] uitgesloten dient te worden van het bewijs omdat deze onbetrouwbaar is. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaring op essentiële punten, namelijk met betrekking tot de feitelijke handelingen, zodanig overeenstemt met de overige verklaringen in het dossier en die van verdachte in het bijzonder, dat deze verklaring als betrouwbaar kan worden gebezigd. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Door verdachte en door de raadsvrouw is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het slachtoffer zelf initiatief heeft genomen tot de verweten seksuele handelingen. Deze vrijwilligheid zou in combinatie met de 16-jarige leeftijd van het slachtoffer betekenen dat geen sprake is geweest van verkrachting. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Voorop moet worden gesteld dat verdachte geen verkrachting ten laste is gelegd, maar het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige die aan de zorg van verdachte was toevertrouwd, ex artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbepaling stelt de bescherming van afhankelijke personen tegen seksuele handelingen centraal. Hierbij is onbelangrijk van wie het initiatief is uitgegaan. Ook wanneer de ontucht zou zijn uitgelokt door het slachtoffer had verdachte zich van zijn bijzondere verantwoordelijkheid bewust moeten zijn. Gelet op het grote verschil in leeftijd en de mate van overwicht van verdachte op het slachtoffer, is in deze zaak sprake van ontucht. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd met betrekking tot het bereiken van de 16-jarige leeftijd van het slachtoffer is voor de bewezenverklaring niet van belang nu de strafbepaling ziet op minderjarigheid van het slachtoffer en vaststaat dat [Slachtoffer 2] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 1. ONTUCHT PLEGEN MET EEN AAN ZIJN ZORG TOEVERTROUWDE MINDERJARIGE, MEERMALEN GEPLEEGD. 2. MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, MEERMALEN GEPLEEGD. 3. MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, MEERMALEN GEPLEEGD. 6. De strafbaarheid van de verdachte 6.1 De rapporten van de deskundigen Uit het door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, over verdachte uitgebracht rapport van 4 november 2008 komt onder meer het navolgende -zakelijk weergegeven- naar voren: Het psychiatrisch onderzoek wijst op een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van onderzochte in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstructuur dan wel een narcistische persoonlijkheidsstoornis, naast pedofilie van het exclusieve type. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt hem te beschouwen als licht toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde. Uit het door drs. P.E. Geurkink, forensisch psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 15 december 2008 komt onder meer het navolgende -zakelijk weergegeven- naar voren: Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, in de zin van persoonlijkheidspathologie met narcistische en vermijdende tendensen, in combinatie met een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van pedofilie (exclusieve type). Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. Naar de mening van ondergetekende is betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor de ten laste gelegde feiten. 6.2 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank volgt de conclusies en het advies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen en maatregel bepaald op grond van de ernst van en de omstandigheden waaronder begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich een jaar na het plaatsvinden van de bewezen verklaarde feiten uit eigen beweging gemeld bij de politie en melding gedaan van ontucht met 3 minderjarige jongens. De slachtoffers komen uit één gezin en zijn broers van elkaar. Verdachte is in 2005 met de slachtoffers in contact gekomen via een oudere broer van de jongens in het zwembad. Verdachte merkte dat sprake was van een problematische situatie binnen het gezin van de minderjarige jongens en onderhield van lieverlee steeds meer contact met hen en hun moeder. Dat contact met de minderjarigen groeide uit van een keer bowlen tot logeren bij verdachte thuis. Verdachte heeft verklaard dat hij in de zomervakantie van 2007 de minderjarige broers, afzonderlijk van elkaar, liet logeren bij hem thuis en daarbij seksueel contact zocht met hen. Verdachte heeft in dit seksueel contact de grenzen van de slachtoffers opgezocht en verlegd. De slachtoffers waren in die periode in de leeftijd van 13 tot en met 16 jaar. Gebleken is dat verdachte met alle slachtoffers handelingen heeft verricht in de vorm van het betasten en aftrekken van de jongens. In geval van het oudste slachtoffer is verdachte verder gegaan en heeft ook orale seks en eenmaal anale penetratie plaatsgevonden. Verdachte zegt te hebben gewacht met het plegen van seksuele handelingen met het oudste slachtoffer tot deze de leeftijd van 16 jaar had bereikt. Verdachte heeft verklaard dat hij daarna een lust ervoer die hij niet meer kon onderdrukken en dat hij toen ook met de jongste twee jongens meermalen ontucht heeft gepleegd. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte een rationele afweging heeft gemaakt en daarbij zijn eigen behoeften bewust boven die van anderen heeft gesteld. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat deze minderjarige jongens in hem hadden. Daarnaast heeft verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin zijn slachtoffers zich bevonden. Niet alleen was sprake van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en zijn slachtoffers en sprake van overwicht, maar de slachtoffers bevonden zich ook in een kwetsbare positie gelet op hun thuissituatie. Voorts houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat verdachte zich in het verleden eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke delicten en daarvoor meermalen is veroordeeld. Verdachte heeft eerder behandelingen ondergaan maar die hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen. Anderzijds weegt de rechtbank mee in haar oordeel dat verdachte zich, enige tijd nadat de bewezen verklaarde feiten hadden plaatsgevonden, heeft gemeld bij de politie. Tevens heeft verdachte uit zichzelf maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen in de vorm van het gebruik van libidoremmende medicijnen. Wat de persoon van de verdachte betreft heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van de rapporten hierboven onder 6.1 vermeld. De deskundigen hebben zich uitgelaten over de afdoening van deze zaak. Psychiater dr. B.A. Blansjaar heeft hierover gerapporteerd: "De kans op herhaling van soortgelijke delicten kan als aanzienlijk verhoogd worden beschouwd door de combinatie van pedofilie en een narcistische persoonlijkheidsstructuur en door de voorgeschiedenis van eerdere soortgelijke delicten. Geadviseerd wordt de kans op herhaling te verlagen door combinatie van de reeds ingezette medicamenteuze behandeling van onderzochte met een aanvankelijk gedragstherapeutische- en later inzichtgevende behandeling bij "De Waag" of een soortgelijke forensisch psychiatrische instelling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden waardoor controle en toezicht gedurende een langere periode wordt gegarandeerd." Psycholoog drs. P.E. Geurkink heeft hierover gerapporteerd: Om de kans op een recidive tot aanvaardbare proporties terug te dringen is het noodzakelijk dat er een vorm van behandeling komt. Dit kan middels deelname aan een ambulante therapie voor daders van seksueel geweld naar kinderen, bij bijvoorbeeld De Waag. In combinatie met een verzekerde inname van libidoremmende medicatie lijkt de kans op succes nu groter. Daarnaast is het wenselijk dat er psychotherapeutische aandacht komt voor betrokkene's persoonlijkheidspathologie. Om ook de behandeling voor de toekomst te waarborgen is het noodzakelijk dat er een vorm van dwang komt en de mogelijkheid tot ingrijpen wanneer betrokkene zich niet aan de voorwaarden van de behandeling houdt. Wat betreft het juridisch kader kan één en ander plaatsvinden in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Reclassering Nederland heeft in het maatregelrapport d.d. 9 januari 2009 -zakelijk weergegeven- medegedeeld dat zij verdachte begeleidbaar acht binnen de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze voorwaarden zijn in voornoemd maatregelrapport omschreven en met verdachte ter terechtzitting besproken. Verdachte heeft verklaard in te stemmen met deze voorwaarden. De rechtbank zal de adviezen van de deskundigen volgen en mede ten grondslag leggen aan de uiteindelijke strafoplegging. Voorts heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de hiervoor onder 6.1 vastgestelde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is een terbeschikkingstelling met voorwaarden passend nu de veiligheid van anderen dit eist en naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar op het plegen van onderhavige feiten is gesteld. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft hij eerder behandelingen ondergaan. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke delicten te plegen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte langdurig verder behandeld wordt. De rechtbank acht, gezien de recidive na eerdere behandeling, een zware stok achter de deur nodig in de zin van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De maatregel van terbeschikkingstelling dient ook als mogelijkheid om in te grijpen als verdachte weer de fout in mocht gaan. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten ernstig zijn. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Tegen feiten als de onderhavige dient streng en consequent te worden opgetreden. Ontuchtige handelingen als deze vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot (blijvende) psychische schade. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook passend naar het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan geëist om zo zowel recht te doen aan het straffende element maar ook verdachte niet al te lang te laten wachten op de behandeling die hij nodig heeft. De rechtbank zal daarnaast een deel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact. Over de duur van op te leggen proeftijd merkt de rechtbank het volgende op. Sinds de inwerkingtreding van de Wet herijking strafmaxima op 1 februari 2006 kan in bepaalde gevallen een proeftijd worden opgelegd van maximaal 10 jaar, indien er ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Deze mogelijkheid is in de wet opgenomen teneinde voor een langere periode controle te kunnen houden op de veroordeelde, bijvoorbeeld in gevallen van ontucht. Een dergelijke situatie doet zit in dit geval voor. Verdachte heeft blijkens zijn justitiële documentatie reeds vanaf 1992 ontuchtige handelingen verricht met minderjarigen. Verdachte is hiermee doorgegaan ook na strafrechtelijke veroordelingen en gedurende een eerder opgelegde proeftijd. Ook in het verleden ondergane therapieën hebben hier geen verandering in kunnen aanbrengen. Thans heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan ontucht en wel met drie minderjarigen. De handelingen met de oudste jongen waren zeer grensoverschrijdend terwijl verdachte ten aanzien van juist dit feit het strafbare karakter van zijn handelingen niet lijkt in te zien. De kans op recidive wordt gelet op het voorgaande als aanzienlijk verhoogd ingeschat. Verdachte heeft zelf verklaard dat therapie, gesprekken en steun helpen recidive te voorkomen. Verdachte heeft ter zitting medegedeeld dat hij behoefte heeft om 'zijn verhaal kwijt te kunnen'. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk om verdachte de maximale proeftijd op te leggen. 7.3 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partijen zijn ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door de betreffende bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door die bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen toewijzen, omdat de vorderingen voldoende onderbouwd en juist voorkomen. Naast toewijzing van deze civiele vorderingen zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 247, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. 9. De beslissing De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte heeft begaan, zoals vermeld onder van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 2 (TWEE) JAREN; bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten 1 (EEN) JAAR, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op 10 (TIEN) JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde; stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling als die na afloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden nog niet is afgerond, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt; verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; * gelast de TERBESCHIKKINGSTELLING van veroordeelde; * stelt daarbij als VOORWAARDEN BETREFFENDE HET GEDRAG van de terbeschikkinggestelde: - veroordeelde houdt zich aan de voorwaarden zoals omschreven in het maatregelrapport van Reclassering Nederland; - veroordeelde zal zich niet begeven in besloten ruimten waar zich minderjarigen bevinden zonder toezicht van een volwassene; - veroordeelde zal geen minderjarigen ontvangen in zijn huis. (ten aanzien van feit 2) veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [Slachtoffer 1], een bedrag van Eur 1.100,00 met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van Eur 1.100,00 ten behoeve van [Slachtoffer 1]; beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen; bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. (ten aanzien van feit 3) veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [Slachtoffer 2], een bedrag van Eur 1.100,00 met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van Eur 1.100,00 ten behoeve van [Slachtoffer 2]; beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen; bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. M.E.I. Beudeker, mr. drs. E. van Schouten en mr. J.A.M.J. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Dooren, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2009.