Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1256

Datum uitspraak2008-12-30
Datum gepubliceerd2009-01-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440185-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

"Noodweer, strafmaatmotivering".


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440185-08 Uitspraak: 30 december 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [g[plaats]aar] wonende te [adres] thans in voorarrest verblijvende [verblijfplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. D. van den Berg, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, rekening houdende met de ad informandum gevoegde feiten, tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest; - de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 6 ten laste gelegde tot een geldboete van € 350,-- subsidiair 7 dagen hechtenis; - de toewijzing van de vordering van de benadeelde part[naam] tot een bedrag van € 302,64 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; - de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij[naam] tot een bedrag van € 302,64 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd). Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 3 in de eerste regel "2005" in plaats van "2008". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad. BEWIJS Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde: Onder 1 is ten laste gelegd dat [naam] door verdachte met een honkbalknuppel/hard voorwerp op haar armen en/of handen is geslagen. Aangeefster [naam] heeft bij de politie verklaard dat verdachte op haar insloeg, dat zij vervolgens viel en dat daarna haar linkerarm pijn deed en haar vingers heel raar stonden. In de letselbeschrijving van de behandelend arts (p. 124 opsporingsdossier) staat beschreven dat [naam] haar vinger uit de kom had. Dat [naam] letsel heeft bekomen als gevolg van het handelen van verdachte is een gegeven dat ook niet door de verdachte wordt bestreden. Maar dat verdachte met de honkbalknuppel de armen en/of handen van [naam] heeft geraakt is niet komen vast te staan. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd. Derhalve dient de verdachte van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde: De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 2. hij op 13 september 2008 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam] met een honkbalknuppel op de rug en het hoofd en de armen heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op 13 september 2008 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam] met een honkbalknuppel op de rug en de armen heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4. hij op 13 september 2008 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk laminaat en een tafel en behang en kandelaars en kasten en een of meer andere goederen, toebehorende aan [xx] [naam] heeft beschadigd; 5. hij op 13 september 2008 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telefoons, toebehorende aan [xx] [naam]; 6. hij op 15 mei 2008 in de gemeente Deventer terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd. Van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het onder 2 en 3 bewezene levert telkens op: poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 4 bewezene levert op: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 5 bewezene levert op: diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 6 bewezene levert op: overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Met betrekking tot het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman van verdachte betoogd dat er bij verdachte sprake was van noodweer dan wel noodweerexces en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent het volgende. Het is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte bij de voordeur en/of in de woning van aangeefster [naam] is aangevallen door (één van de) aangevers. Blijkens het relaas van verbalisant [naam] zijn aangevers [naam] en [naam] vrijwel meteen na het incident gehoord door de verbalisant. Zowel [naam] als [naam] hebben verklaard dat zij bij buurvrouw [naam] op bezoek waren. Er werd aangebeld, [naam] liep naar de voordeur, ze hoorden dat de deur met geweld werd geopend voordat [naam] de deur kon openen en direct daarna hoorden ze [naam] hard om hulp schreeuwen. Verdachte kwam vervolgens met een honkbalknuppel in zijn handen op [naam] en [naam] af en heeft hen beiden met die knuppel geslagen. Ook aangeefster [naam] is onmiddellijk gehoord door de verbalisant [naam] Haar verklaring komt overeen met de verklaringen van [naam] en [naam]. De rechtbank hecht grote waarde aan de verklaringen van [naam], [naam] en [naam], zoals zij die ten overstaan van respectievelijk verbalisant [naam] en verbalisant Kelder hebben afgelegd en waarvan die [naam] en Kelder een proces-verbaal van bevindingen hebben opgemaakt. Die verklaringen zijn terstond na het voorval afgelegd. Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat enerzijds [naam] en [naam] en anderzijds [naam] toen gescheiden van elkaar zijn gehoord. Vanwege die gang van zaken acht de rechtbank niet aannemelijk dat de verklaringen, die in grote lijnen overeenstemmen, op elkaar zijn afgestemd. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het feitelijk niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een dusdanige situatie door het handelen van één van de aangevers dat verdedigend handelen door verdachte was geboden. Aldus wordt het beroep op noodweer danwel noodweerexces verworpen. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte wilde – naar eigen zeggen -op 13 september 2[naam] om duidelijk te maken dat hij (verdachte) en zijn vriendin niet betrokken wensten te worden in de ‘relatie’problemen tussen [naam] en [naam] (de moeder van zijn vriendin). Hij is –op zoek naar [naam]- met een honkbalknuppel in zijn handen de woning van [naam] binnengedrongen. De buren, die daar op visite waren, heeft hij geslagen met die honkbalknuppel. Ook het interieur van de woonkamer moest het ontgelden. Eenmaal uitgeraasd besloot verdachte zich twee mobiele telefoons uit die woning toe te eigenen. Verder heeft verdachte op 15 mei 2008 in een auto gereden terwijl hij wist dat hem door de rechter de bevoegdheid tot het rijden ontzegd was. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij letsel, pijn en angst heeft veroorzaakt bij de slachtoffers [naam] en [naam] die part noch deel hadden aan de problemen die verdachte had met [naam]. Daarbij heeft hij door zijn handelen laten zien dat hij zich weinig aantrekt van de eigendomsrechten en belangen van anderen. De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 september 2008 waaruit blijkt dat verdachte al vele malen is veroordeeld tot gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de 5 bewezenverklaarde feiten, ook tweemaal schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals valt af te leiden uit het ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken gevoegde dossiers met parketnummers 07.490282-08 en 07.490283-08 en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend en door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 16 maanden geëist. Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven sinds hij vader is geworden. De verdediging heeft de rechtbank gevraagd hier bij de bepaling van de straf rekening mee te houden. Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten bestraft dient te worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Mede gelet op de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij [naam] Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [naam] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 302,64, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 302,64 ten behoeve van het slachtoffer [naam]. Benadeelde partij [naam] Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [naam] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 302,64, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 302,64 ten behoeve van het slachtoffer [naam]. BESLISSING Het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde part[naam], wonende te [plaats], van een bedrag van € 302,64 (zegge: driehonderd en twee euro en vierenzestig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 september 2008, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 302,64, ten behoeve van het slachtoffer [naam], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[naam], wonende te [plaats], van een bedrag van € 302,64 (zegge: driehonderd en twee euro en vierenzestig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 september 2008, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 302,64, ten behoeve van het slachtoffer [naam], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2008. Mr. Hangx voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.