Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1264

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4544 WAO + 08/2154 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering uitkering naar een hogere mate van arbeidsongeschiktheid toe te kennen. Onderzoek door een niet als zodanig geregistreerde verzekeringsarts leidt in beginsel tot de conclusie dat aan de (primaire medische) voorbereiding van het besluit een gebrek kleeft. Een dergelijk gebrek kan in de bezwaarfase worden hersteld. Het gebrek is in bezwaar hersteld nu uiteindelijk een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Juiste vaststelling belastbaarheid. De GAF-score is slechts een indicatie voor de belastbaarheid en niet meer dan dat. Het Uwv heeft terecht de vergoeding van proceskosten in bezwaar geweigerd. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is voorwaarde voor een dergelijke vergoeding dat het bestreden besluit wordt herroepen. In dit geval is van herroeping geen sprake. De geschiktheid in medisch opzicht van de geduide functies zijn genoegzaam toegelicht.


Uitspraak

07/4544 WAO 08/2154 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 juni 2007, 06/3257 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. K.U.J. Hopman, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op 7 april 2008 heeft het Uwv een besluit op bezwaar van gelijke datum ingezonden, onder bijvoeging van een rapport van een senior bezwaararbeidsdeskundige van 7 maart 2008 alsmede van een arbeidsmogelijkhedenlijst en een resultaat functiebeoordeling. Appellant heeft zijn standpunt nader uiteengezet bij brieven van 10 april 2008 en 26 november 2008. Het Uwv heeft hierop gereageerd bij brief van 27 juni 2008 onderscheidenlijk, onder bijvoeging van een rapport van een bezwaarverzekeringsarts van 2 december 2008, bij brief van 3 december 2008. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2008. Voor appellant is verschenen mr. Hopman voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Nicolaï. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant ontving een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Op 17 januari 2005 heeft appellant zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Bij besluit van 1 augustus 2005 heeft het Uwv geweigerd aan appellant per 14 februari 2005 een uitkering naar een hogere mate van arbeidsongeschiktheid toe te kennen. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij besluit van 26 september 2006 (hierna: bestreden besluit 1). 2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft voorts bepalingen gegeven over proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft de medische grondslag van bestreden besluit 1 onderschreven, doch zich niet kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het Uwv bij verschillende door het Claimbeoordelings- en borgingssysteem gegenereerde signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid onvoldoende heeft gemotiveerd dat de betreffende functies niettemin voor appellant geschikt zijn. 3. In hoger beroep heeft appellant diverse grieven aangevoerd. 4. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 7 april 2008 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarbij de bezwaren van appellant opnieuw ongegrond zijn verklaard onder verwijzing naar de rapportage van de senior bezwaararbeidsdeskundige van 7 maart 2008. Gelet op artikel 6:24 in samenhang met de artikelen 6:18 en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is de Raad van oordeel dat het beroep van appellant geacht moet worden mede te zijn gericht tegen het besluit van 7 april 2008 (hierna: bestreden besluit 2), nu daarin niet geheel is tegemoet gekomen aan het beroep van appellant. De Raad beoordeelt eerst het hoger beroep van appellant. 5. Mede gelet op het verhandelde ter zitting van de Raad alwaar het Uwv heeft aangegeven dat met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding een separaat besluit volgt, liggen aan de Raad, kort weergegeven, als punten van geschil de volgende vragen ter beantwoording voor: 1) heeft het Uwv de medische beperkingen van appellant juist vastgesteld, nu de arts van het Uwv ten tijde van het zogenoemde primaire onderzoek niet als verzekeringsarts was geregistreerd en uit de bij de brief van GGZ Noord-Kennemerland van 10 mei 2006 gevoegde informatie blijkt dat appellant een GAF-score heeft van 40-50, 2) heeft het Uwv terecht geweigerd de proceskosten van appellant in de bezwaarfase te vergoeden? 6. De Raad stelt vast dat appellant op 23 maart 2005 is onderzocht door de arts K.C.B. Bakker, die blijkens de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 2 december 2008 eerst in 2006 is geregistreerd als verzekeringsarts. Onderzoek door een niet als zodanig geregistreerde verzekeringsarts leidt in beginsel tot de conclusie dat aan de (primaire medische) voorbereiding van het besluit een gebrek kleeft. Ingevolge rechtspraak van de Raad (de Raad wijst bijvoorbeeld op zijn uitspraak van 18 september 2007, LJN BB3884) kan een dergelijk gebrek in de bezwaarfase worden hersteld. In de bezwaarfase is op 5 oktober 2005 en 30 mei 2006 gerapporteerd door bezwaarverzekeringsarts M.A. Peerden onderscheidelijk bezwaarverzekeringsarts J.A. Bos-Zijlstra. Door de bezwaarverzekeringsartsen is kennis genomen van alle over appellant bekende informatie van de behandelend sector en is aanvullend informatie opgevraagd bij de GGZ Noord-Kennemerland, volgens welke er geen nadere psychiatrische diagnose valt te stellen en het probleem van appellant met overheidsinstanties een steeds terugkerend thema is. De Raad stelt vast dat de bezwaarverzekeringsartsen uitgebreid hebben gerapporteerd en dat vanwege appellant in bezwaar geen medische informatie is ingebracht die, mede gelet op het voornamelijk psychische klachtenpatroon van appellant, de bezwaarverzekeringsarts en hadden moeten nopen appellant zelf aan een medisch onderzoek te onderwerpen. Gelet op het bovenstaande is de Raad van oordeel dat het gebrek in bezwaar hersteld moet worden geacht nu uiteindelijk een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. 7. De grief van appellant over de GAF-score kan niet slagen. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de bezwaarverzekeringsarts daarover in zijn rapportage van 2 december 2008 heeft gesteld, te weten dat de GAF-score slechts een indicatie is voor de belastbaarheid en niet meer dan dat. 8. In hoger beroep heeft appellant voorts gesteld dat de rechtbank ten onrechte een ter zitting van de rechtbank naar voren gebrachte beroepsgrond over de zogenoemde actualisering van een van de geduide functies als in strijd met de goede procesorde buiten beoordeling heeft gelaten. In zijn brief van 26 november 2008 heeft appellant aangegeven dat hij, nu het Uwv met het besluit van 7 april 2008 de juistheid van het standpunt van appellant heeft erkend, geen belang meer heeft bij handhaving van deze grond, maar een opmerking van de Raad hierover op prijs stelt ter voorlichting van rechtshulpverleners over de omvang van het geding. De Raad is van oordeel dat nu ter zake tussen partijen geen geschil meer bestaat er onvoldoende aanleiding bestaat om een uitspraak van de Raad over genoemd punt te rechtvaardigen. 9. Ten aanzien van de proceskosten in bezwaar is de Raad van oordeel dat het Uwv vergoeding ervan terecht heeft geweigerd. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is voorwaarde voor een dergelijke vergoeding dat het bestreden besluit wordt herroepen. In dit geval is van herroeping geen sprake. 10. Ten aanzien van bestreden besluit 2 overweegt de Raad als volgt. Dit besluit berust op dezelfde medische grondslag als bestreden besluit 1. Voor zijn oordeel hieromtrent verwijst de Raad naar hetgeen hij onder 6 en 7 heeft overwogen. De arbeidskundige grondslag van bestreden besluit 2 is door het Uwv ter uitvoering van de aangevallen uitspraak van een nadere motivering voorzien. In de rapportage van de senior bezwaararbeidsdeskundige van 7 maart 2008 ziet de Raad een als genoegzaam aan te merken toelichting op de geschiktheid in medisch opzicht van de geduide functies voor appellant. 11. Gelet op het bovenstaande komt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking en dient het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond te worden verklaard. 12. De Raad acht geen termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten; Verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en J. Riphagen en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. De Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009. (get.) J. Riphagen. (get.) A.L. de Gier. CVG