Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1288

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers147990/2008-843
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling. Gewijzigde situatie, ouders hebben zelf hulp gezocht en voldoende hulpverlening thans aanwezig en onderbouwd hulpverleningsplan, van belang hierbij zijn garanties die Bijzonder Jeugdwerk Brabankt heeft gegeven, zowel in de brieven als ter zitting bevestig. Vast vast staat dat [naam kind], vanuit het crisipleeggezin waar zij vanaf haar geboorte verblijft, eind november zal worden doorgeplaatst naar een ander –perspectief biedend - pleeggezin. Het is voor [naam kind] belangrijk, nu zij zes maanden is en bekend is dat baby’s van deze leeftijd beginnen met het hechtingsproces, dat zij, tenzij dat echt niet anders kan (noodzakelijkheidscriterium) bij haar ouders gaat wonen zodat zij zich aan hen kan hechten.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector civiel familie- en jeugdrecht verlenging machtiging uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling zaak-/rekestnr.: 147990/2008-843 beschikking van de kinderrechter van 21 november 2008 naar aanleiding van een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, Locatie Haarlem, namens deze de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Diemen, hierna te noemen: de Stichting, strekkende tot verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige: - naam kind, geboren op [geboortedatum] in de gemeente [plaats], verblijvende in een crisispleeggezin, kind van [naam moeder], wonende in [plaats], hierna te noemen: de moeder, en [naam vader],wonende in [plaats], hierna te noemen: de vader. Het gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de ouders. 1 Procedure 1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit: - de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 juli 2008 en de daarin vermelde stukken; - de brief, met bijlagen, van 27 oktober 2008 van de advocaat van de vader; - het verzoek tot verlenging machtiging uithuisplaatsing, met bijlagen, van de Stichting, ingekomen op 3 november 2008; - de brief van de Stichting van 3 november 2008, ingekomen op 4 november 2008; - de brief van 10 november 2008, van de advocaat van de vader; - de brief van de Stichting van 18 november 2008, ingekomen op 19 november 2008; - de brief, met bijlagen, van 19 november 2008 van de advocaat van de vader; - de stukken opgestuurd op 19 november 2008 door Stichting De Noodkreet ter aanvulling op het dossier. 1.2 De kinderrechter heeft het verzochte behandeld op de zitting met gesloten deuren van 21 november 2008. Hierbij zijn verschenen en gehoord: - de moeder; - de vader, bijgestaan door mr. J.I. Vervest; - de Stichting, vertegenwoordigd door de heer [naam] en mevrouw [naam]; - mevrouw [naam] van Bijzonder Jeugdwerk Brabant; 2 Feiten en omstandigheden 2.1 Bij beschikking van de kinderrechter van 9 mei 2009 is deze minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling vervolgens definitief is uitgesproken op 22 mei 2008 en thans nog voortduurt tot 9 mei 2009. 2.2 Bij beschikking van de kinderrechter van 9 mei 2008 is machtiging verleend de minderjarige uit huis te plaatsen, welke machtiging is verlengd tot 6 augustus 2008. 2.2 Bij verzoek van 9 juli 2008 heeft de Stichting verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen met zes maanden. Bij beschikking van de kinderrechter van 29 juli 2008 is de duur van de machtiging uithuisplaatsing verlengd met ingang van 6 augustus 2008 tot 6 december 2008 en is het verzoek voor het overige aangehouden teneinde een onderzoek te doen naar de pedagogische vaardigheden van de vader. 3 Beoordeling Ter zitting heeft de gezinsvoogd een brief gedateerd 20 november 2008 van het Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring (hierna: het Ambulatorium) overgelegd. Hieruit blijkt dat het onderzoek naar de pedagogische vaardigheden van de vader op 29 oktober 2008 bij het Ambulatorium is ingediend en dat het onderzoek uiterlijk 29 januari 2009 afgerond zou zijn. Verder staat in deze brief dan de afspraak op 15 november 2008 met de moeder door de vader is afgebeld vanwege ziekte. Er werd vervolgens een nieuwe afspraak gemaakt via de gezinsvoogd, welke toezegde dat hij de ouders zou motiveren te komen op deze afspraak. Ook op deze afspraak zijn de ouders echter niet verschenen. Zij belden wederom af – dit keer op het moment dat de afspraak zou beginnen – wegens ziekte, aldus de inhoud van voornoemde brief van het Ambulatorium. Naar aanleiding van deze brief heeft de gezinsvoogd nog aangevoerd dat het Ambulatorium geen vertrouwen meer heeft in de situatie. De vraag kan worden gesteld hoe graag de ouders [naam kind] terug willen hebben, als zij niet mee willen werken aan het onderzoek. Met betrekking tot het incident in augustus 2008 stelt de gezinsvoogd dat hij zelf de politie heeft gesproken naar aanleiding van het e-mailbericht van het AMK. De politie heeft aan de gezinsvoogd gezegd dat de moeder geen aangifte wilde doen van de mishandeling door vader en dat vader meerdere keren aan de politie heeft gezegd een einde aan de relatie te willen maken. De gezinsvoogd heeft aangegeven te begrijpen dat de ouders graag voor [naam kind] willen zorgen, maar de relatie tussen de ouders is niet stabiel. Verder heeft vader bij GGZ Helmond een persoonlijkheidsonderzoek laten doen, waar de gezinsvoogd geen informatie over heeft en ook niet is betrokken bij de onderzoeksvragen. Op 27 oktober 2008 is er een gesprek geweest met medewerkers van de Stichting De Noodkreet, de ouders en de gezinsvoogd. Zonder goedkeuring van de gezinsvoogd is het verslag opgesteld en naar de kinderrechter ten behoeve van de zitting van 21 november 2008 toegestuurd. De ouders hebben ter zitting aangegeven aan alle onderzoeken te willen meewerken. De afspraken bij het Ambulatorium hebben zij afgezegd omdat ze beide keren ziek waren. Met betrekking tot het incident van augustus 2008 hebben zij aangegeven dat na het bezoek aan [naam kind] veel emoties naar boven kwamen en dat vader moeder vasthield om haar te kalmeren.Vervolgens ontstond een woordenwisseling met een man en een vrouw die dronken waren. De man heeft de politie gebeld. De moeder van de vader heeft moeder opgehaald en haar emoties tot bedaren gebracht. De moeder is echter niet op het politiebureau geweest om aangifte te doen en evenmin is er een medewerker van het AMK aanwezig geweest bij het incident. Namens de vader is ter zitting het volgende aangevoerd. Het feit dat de Stichting blijft volhouden dat [naam kind] niet door de vader kan worden opgevoed is stuitend. Gelet op de stukken van mevrouw [naam]van Bijzonder Jeugdwerk Brabant (hierna: BJB) en op de stukken van Stichting De Noodkreet (hierna: De Noodkreet) heeft zowel de vader als de moeder keihard gewerkt om aan de randvoorwaarden tot terugplaatsing van [naam kind] te voldoen. Uit het resultaat van het psychologisch onderzoek bij GGZ Helmond van eind oktober komen geen bijzonderheden omtrent de vader naar voren. De vader heeft inmiddels werk, woont samen met de moeder in Helmond, er is een sociaal netwerk evenals (schuld)hulpverlening. Als [naam kind] thuiskomt ligt er een plan voor begeleiding van de ouders, opgesteld door BJB. Er zijn dus voldoende waarborgen voor terugplaatsing van [naam kind]. Inmiddels is [naam kind] zes maanden en begint het hechtingsproces, zodat het van belang is dat ze zo snel mogelijk bij de ouders gaat wonen. Dit hechtingsproces moet niet verstoord worden door de onzekere situatie van een onderzoek naar (de opvoedingscapaciteiten van) de vader dat al een half jaar geleden opgestart had moeten worden. De oorzaak hiervan ligt bij de Stichting. De kinderrechter stelt allereerst vast dat thans voorligt de bij beschikking van 29 juli 2008 aangehouden behandeling van het verzoek van de Stichting van 9 juli 2008 en dat hierop zal worden beslist. De inhoud van de bij brief van 3 november 2008 verzochte verlenging van de duur van de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling zal bij het onderhavige verzoek worden betrokken. Het verlengingsverzoek van de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling zal als niet geschreven worden beschouwd. Bij beschikking van 22 mei 2008 heeft de kinderrechter onder meer overwogen dat er, tijdens het onderzoek gedurende de zwangerschap van de moeder, reeds gestart had moeten worden met een onderzoek naar de pedagogische vaardigheden van de vader om de moeder mogelijk bij de opvoeding van [naam kind] te ondersteunen. “De kinderrechter is van oordeel dat het een tekortkoming is dat dit tijdens het onderzoek niet is meegenomen.” Gebleken is dat op (de zitting van) 29 juli 2008 voornoemd onderzoek nog steeds niet is opgestart en dat om die reden de duur van de machtiging uithuisplaatsing is verlengd tot 6 december 2008. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van 21 november 2008. Bij brief van 3 november 2008 heeft de Stichting de gang van zaken, dat het onderzoek nog immer niet is gestart, betreurt en haar excuses aangeboden. Tevens heeft de Stichting bij deze brief aangekondigd dat het Ambulatorium binnen drie maanden de onderzoeksresultaten bekend zullen maken middels een uitgebreide rapportage. Uit de gang van zaken zoals hierboven is weer gegeven is de kinderrechter van oordeel dat reeds in de twee eerder genoemde beschikkingen duidelijk is aangegeven dat er onderzoek moet worden gedaan naar de pedagogische vaardigheden van de vader waarin wordt meegenomen het voornemen tot samenwonen van de ouders. Inmiddels is duidelijk geworden dat het onderzoek is gestart, maar dat de ouders twee afspraken hebben afgezegd. Met de gezinsvoogd is de kinderrechter van oordeel dat dit zijn vraagtekens oproept over de bereidvaardigheid van de ouders om mee te werken. Het afzeggen van afspraken op een zo korte termijn is, in de situatie waarin de ouders verkeren, niet handig geweest. De gezinsvoogd heeft ter zitting aangegeven dat de plaatsing in het huidige (crisis)pleeggezin afloopt per eind november 2008. Dit betekent dat [naam kind] begin december naar een ander pleeggezin zal gaan en opnieuw zal moeten wennen aan die pleegouders, de omgeving en aan de nieuwe situatie. Dit nieuwe pleeggezin zal perspectief biedend zijn, aldus de gezinsvoogd. Alles afwegend is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging uithuisplaatsing niet zal worden verlengd per 6 december 2008. Hierbij speelt een rol dat het onderzoek naar de pedagogische vaardigheden van de vader eerst in november 2008 is opgestart, terwijl uit het hulpverleningsplan van 9 juli 2008 volgt dat zo spoedig mogelijk onderzoek zal worden gedaan naar de opvoedingscapaciteiten van vader. In de beschikking van 22 mei 2008 heeft de kinderrechter reeds aangegeven dat het een tekortkoming is geweest dat bij aanvang van het onderzoek gedurende de zwangerschap van moeder niet tevens onderzoek is gedaan naar de pedagogische vaardigheden van vader. In de tussenbeschikking van 29 juli 2008 heeft de kinderrechter voorts overwogen dat de start van het onderzoek te lang op zich laat wachten en overweegt de kinderrechter dat hij ervan uitgaat dat ter terechtzitting van vrijdag 21 november 2008 het onderzoek zal zijn afgerond. Het feit dat zulks niet het geval is, betekent niet (de kinderrechter verwijst naar genoemde beschikking van 29 juli 2008) dat reeds daarom thans tot terugplaatsing bij ouders behoort te worden overgegaan. Zulks is niet het geval. De kinderrechter stelt echter vast dat de situatie sinds de zitting van 29 juli 2008 is gewijzigd. Daarbij wijst de kinderrechter er allereerst op dat ouders zelf hulp hebben gezocht en er thans voldoende hulpverlening aanwezig is en er een onderbouwd hulpverleningsplan gereed is. Hierbij wordt verwezen naar de stukken van mevrouw [naam] van BJB en de stukken van De Noodkreet. Van belang hierbij zijn de garanties die BJB heeft gegeven, zowel in de brieven als ter zitting is bevestigd door mevrouw [naam]. Zij heeft aangegeven dat zij drie tot vijf keer per week contact heeft gehad met de ouders en dat zij zelden zulks gemotiveerde mensen heeft gezien. Er is een zorgplan opgesteld voor de ouders, dat direct in werking zal treden zodra [naam kind] thuis komt. Stichting MEE zal de ouders begeleiden. Uit de brief van De Noodkreet van 18 november 2008 blijkt dat de ouders een indicatie hebben aangevraagd voor een PGB (persoonsgebonden budget) of ZIN (zorg in natura) bij het CIZ (Centrum Indicatie Zorg). De ouders hebben aangegeven dat zij ondersteuning zullen accepteren in huis wanneer [naam kind] thuis geplaatst wordt bij hen. De indicatiecommissie van BOBP (Baby’s van Ouders met een verstandelijke Beperking en/of psychiatrisch probleem) heeft op vrijwillige aanvraag van de ouders aangegeven een zorgplan te schrijven met betrekking tot [naam kind]. Hierdoor kan er bij terugplaatsing van [naam kind] direct ondersteunende hulp ingezet worden. Het consultatiebureau zal de familie 2 maal per week bezoeken wanneer [naam kind] wordt thuisgeplaatst. BJB bied praktische hulp, advies en ondersteuning. Zij blijven voor de duur van minimaal een jaar nauw betrokken bij de ouders. Een ander aspect is dat vast staat dat [naam kind], vanuit het crisipleeggezin waar zij vanaf haar geboorte verblijft, eind november zal worden doorgeplaatst naar een ander –perspectief biedend - pleeggezin. Het is voor [naam kind] belangrijk, nu zij zes maanden is en bekend is dat baby’s van deze leeftijd beginnen met het hechtingsproces, dat zij, tenzij dat echt niet anders kan (noodzakelijkheidscriterium) bij haar ouders gaat wonen zodat zij zich aan hen kan hechten. Gelet op het zorgplan en de nadere toezeggingen ter zitting van mevrouw [naam], is de kinderrechter van oordeel dat terugplaatsing thans de voorkeur verdient boven doorplaatsing naar een ander gezin. Van belang is dan wel dat het door De Noodkreet opgestelde zorgplan door de ouders is ondertekend en dat ouders er alles aan doen om mee te werken (vanaf terugplaatsing) met de aan hen geboden hulp via BJB en De Noodkreet. Ter zitting heeft mevrouw [naam] voorts toegezegd dat zij erop zal toezien dat het zorgplan voor 6 december 2008 door ouders is getekend en dat ouders zich dus binden aan de daarin opgenomen voorwaarden. Voor zover ouders dat niet doen, zal mevrouw [naam] de gezinsvoogd hiervan in kennis stellen. De gezinsvoogd heeft dan alsnog de mogelijkheid een spoed uithuisplaatsingsverzoek bij de kinderrechter in te dienen dat zonodig voor 6 december aanstaande kan worden behandeld. 5 Beslissing De kinderrechter: Wijst het aangehouden verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing tot 6 februari 2009 af. Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. van Zutphen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. P.J. van de Pol, griffier, op 21 november 2008. Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze aan hen op andere wijze bekend is geworden.