Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1316

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-23
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808446/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Burundi / artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn / géén binnenlands gewapend conflict
Het hoger beroep van appellant is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank (geen binnenlands gewapend conflict in Burundi) dient te worden bevestigd.


Uitspraak

200808446/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: [appellant], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 23 oktober 2008 in zaak nr. 07/41089 in het geding tussen: [appellant] en de staatssecretaris van Justitie. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 oktober 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [appellant] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 23 oktober 2008, verzonden op 24 oktober 2008, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 21 november 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat. w.g. Offers lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Loon ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 284. Verzonden: 21 januari 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze, mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak