Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1516

Datum uitspraak2008-12-22
Datum gepubliceerd2009-01-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers584090 HA VERZ 08-1370
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Art. 7:685 BW. Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer, nadat de werkgever zijn eerdere verzoek om ontbinding heeft ingetrokken. Gedragingen van de werkgever, die niet te rijmen zijn met de uitgesproken intentie om tot herstel van geschonden vertrouwen te komen. Vergoeding.


Uitspraak

Beschikking RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie Nijmegen zaakgegevens 584090 HA VERZ 08-1370 282fh uitspraak van 22 december 2008 Beschikking in de zaak van [werkneemster] wonende te [woonplaats] verzoekende partij gemachtigde mr. G.H. Beusker tegen de stichting Stichting Zorgverlening ‘s Heeren Loo gevestigd te Amersfoort verwerende partij gemachtigde eerst mr. R.F.G. Schoester, nu mr. T.B. Vandeginste Partijen worden hierna [werkneemster] en ‘s Heeren Loo genoemd. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het verzoekschrift met producties; - het verweerschrift met producties; - de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 18 december 2008. 1. De feiten 1.1. ‘s Heeren Loo heeft op 30 september 2008 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. 1.2. Bij aangetekende brief van 10 oktober 2008 heeft de regiomanager van ‘s Heeren Loo, mevrouw [mevrouw A] (hierna te noemen: [mevrouw A]) aan [werkneemster] meegedeeld: “Wij hebben vernomen dat u elders werkzaam bent en van daaruit inkomen ontvangt. U hebt dit niet aan ons gemeld, terwijl u op grond van de wet daartoe verplicht bent. Wij zijn gerechtigd om het Inkomen dat u elders verdient, te verrekenen met het loon dat u van ‘s Heeren Loo ontvangt. Hierbij verzoeken wij u dringend om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 3 werkdagen ons te informeren over uw werkzaamheden en inkomen elders. Graag ontvangen wij van u opgave(n) van de door u elders genoten inkomsten alsmede een schriftelijke verklaring hieromtrent. Mocht blijken dat u inderdaad Inkomen geniet c.q. heeft genoten zonder dit aan ons te melden, dan zullen wij dit als ernstig verwijtbaar gedrag ervaren en dit ook aan de kantonrechter in de ontbindingsprocedure kenbaar maken. Nu u uw verplichting niet bent nagekomen, schorten wij de salarisbetaling aan u op. Mochten wij binnen 3 werkdagen geen bericht van u ontvangen, dan kunt u deze loonopschorting als definitief beschouwen (stopzetting van het salaris).” 1.3. [werkneemster] antwoordt op 15 oktober 2008 per e-mail aan [mevrouw A]: “Naar aanleiding van uw schrijven deel ik u mede dat er inderdaad m.i.v. 8 oktober 2008 een wijziging in mijn situatie heeft plaatsgevonden. Echter, de overeenkomst is nog niet bekrachtigd en mij zijn enkele gegevens nog niet bekend. Ik heb de wederpartij nog niet te pakken kunnen krijgen. Zodra mij deze gegevens bekend zijn zal ik u hierover berichten, ik betwijfel echter of deze relevant zijn voor mijn arbeidsrelatie met 's Heerenloo.” 1.4. Op 16 oktober 2008 bericht ‘s Heeren Loo per aangetekende brief aan [werkneemster]: “In vervolg op onze brief aan u van 10 oktober 2008 waarin wij u verzoeken om ons te informeren over het inkomen dat u ontvangt voor werkzaamheden elders, hebben wij op donderdag 16 oktober uw reactie per mail ontvangen. U erkent in deze mail dat uw situatie met ingang van 8 oktober 2008 is gewijzigd in die zin dat u werkzaamheden elders verricht. Daarnaast geeft u aan dat u betwijfelt of de gegevens hieromtrent relevant zijn voor uw arbeidsrelatie met ‘s Heeren Loo. Het feit dat u de wijziging in uw situatie niet bij ons heeft kenbaar gemaakt achten wij ernstig verwijtbaar. De gegevens omtrent deze gewijzigde situatie zijn voor ‘s Heeren Loo wel degelijk relevant, omdat wij gerechtigd zijn om uw inkomen te verrekenen met het inkomen dat u van ‘s Heeren Loo ontvangt. Bovendien is deze informatie relevant met betrekking tot de vertrouwensrelatie met u. Op basis van uw genoemde mail stellen wij vast dat u enerzijds erkent dat u werkzaamheden elders verricht. Anderzijds verstrekt u geen informatie over uw daaruit voortvloeiende inkomen, terwijl wij u dat nadrukkelijk verzocht hebben. Omdat u ons geen informatie verstrekt over door u genoten inkomen elders en wij gerechtigd zijn dit inkomen te verrekenen met inkomen dat u van ‘s Heeren Loo ontvangt, houden wij de loonopschorting aan totdat wij over concrete informatie uwerzijds kunnen beschikken.” 1.5. [werkneemster] antwoordt op 20 oktober 2008 per e-mail: “Terugkomende op mijn mail van vorige week, deel ik u mede dat ik een tijdelijk dienstverband heb weten te verwerven bij de Kom voor 5 uren per week. Wat mijn salarisgegevens betreft kan ik u pas informeren nadat ik mijn salaris heb ontvangen. Ik heb hedenochtend hiervan de definitieve bevestiging gekregen. ” 1.6. De gemachtigde van [werkneemster] heeft op 27 oktober 2008 namens haar een verweerschrift tegen het ontbindingsverzoek ingediend. 1.7. Nadat partijen ter zitting hun standpunten mondeling hadden toegelicht, heeft de kantonrechter bij beschikking van 17 november 2008 onder nummer 572046 HA VERZ 08.1307 te kennen gegeven voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 december 2008 en daarbij aan [werkneemster] ten laste van ‘s Heeren Loo een vergoeding van € 63.091,55 (C=1½) toe te kennen. ‘s Heeren Loo heeft de gelegenheid gekregen het verzoek in te trekken. Zij heeft dat gedaan bij brief van 26 november 2008. 2. Het verzoek en het verweer 2.1. [werkneemster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ‘s Heeren Loo te ontbinden wegens gewichtige redenen onder toekenning van een vergoeding ad € 68.091,55 bruto, inclusief € 5.000,- voor de kosten van deze procedure, en exclusief een bedrag van € 10.000,- bruto voor immateriële schade. 2.2. [werkneemster] legt - tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten - aan het verzoek, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Nadat ‘s Heeren Loo in de zaak met nummer 572046 HA VERZ 08.1307 het ontbindingsverzoek had ingetrokken, heeft zij via haar advocaat aan [werkneemster] doen weten dat zij de arbeidsovereenkomst met haar wenst voort te zetten. ‘s Heeren Loo stelt dat zij naar aanleiding van de overwegingen van de kantonrechter uitgebreid intern overleg heeft gevoerd over de ontstane situatie, waarbij zowel de afdeling P & 0 als lijnmanagement betrokken zouden zijn geweest. Dit overleg heeft er volgens ‘s Heeren Loo toe geleid dat zij de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] wenst voort te zetten en daar een invulling aan wenst te geven die tegemoet komt aan de belangen van [werkneemster]. [werkneemster] zou onder een andere, niet door het verleden belaste, leidinggevende aan het werk kunnen gaan. In de brief van ‘s Heeren Loo deelt zij mede dat zij bereid is om [werkneemster] de opleiding PPG-basis en PPG-top te laten volgen en dat [werkneemster] in staat zou worden gesteld om werkzaamheden te laten verrichten waarin zij ervaring opdoet voor de functie PPG. ‘s Heeren Loo is, zo schrijft zij, waar vereist bereid om de geschonden vertrouwensrelatie te verbeteren, zodat de arbeidsrelatie kan worden voortgezet. Deze wijziging in het standpunt van ‘s Heeren Loo kan niet zinvol, danwel geloofwaardig worden geacht. Nog afgezien van de indiening van het ontbindingsverzoek op 30 september jl. heeft ‘s Heeren Loo ook nadien nog uitdrukkelijk blijk gegeven van haar onzorgvuldige opstelling jegens [werkneemster]. Dusdoende heeft zij [werkneemster] in de omstandigheid gebracht dat zij deze procedure moet voeren, zodat de kosten daarvan voor haar (‘s Heeren Loo’s) rekening behoren te komen. Het bedrag voor immateriële schadevergoeding komt haar toe, omdat de zaak voor ‘s Heeren Loo een pure prestigekwestie is geworden, waarvan [werkneemster] het slachtoffer is. [werkneemster] zegt toe het netto-equivalent van dit bedrag te zullen overmaken aan een organisatie, niet zijnde ‘s Heeren Loo, die zich inzet voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen. 2.3. ‘s Heeren Loo heeft zich aan het oordeel van de kantonrechter gerefereerd op het punt van de ontbinding, maar tegen de door [werkneemster] gevraagde vergoeding verweer gevoerd. Ter zitting heeft zij haar standpunt aldus gewijzigd, dat zij primair aanhouding van de zaak verzoekt voor schikkingsonderhandelingen, subsidiair afwijzing van het verzoek en meer subsidiair toewijzing onder toekenning van een vergoeding gebaseerd op zes tiende deel van de dienstbetrekking en correctiefactor C=¾. 3. De beoordeling 3.1. [werkneemster] heeft ter zitting doen weten geen heil te zien in schikkingsonderhandelingen. De kantonrechter zal daarom aan het primaire verweer tot aanhouding van de zaak voorbijgaan. 3.2. Subsidiair heeft ‘s Heeren Loo betoogd dat zij een serieus aanbod tot herstel van het vertrouwen aan de zijde van [werkneemster] heeft gedaan, en dat van [werkneemster] in redelijkheid mocht worden verwacht dat zij in zou gaan op de uitnodiging voor een gesprek. Ter zitting heeft ‘s Heeren Loo dit aldus toegelicht dat sprake is van een uitnodiging zonder voorwaarden vooraf. ‘s Heeren Loo erkent dat aan haar kant fouten zijn gemaakt; voor zover [werkneemster] de suggestie wekt dat ‘s Heeren Loo verder wil “alsof er niks gebeurd is”, is dat onjuist. Naar aanleiding van de eerdere beschikking heeft intern overleg op het hoogste niveau plaatsgevonden en is geconstateerd dat voortzetting van de arbeidsverhouding mogelijk moet zijn. Dat [werkneemster] geen bereidheid heeft getoond een gesprek aan te gaan maar aanstonds een verzoek tot ontbinding ex artikel 7:685 BW heeft gedaan, vloeit kennelijk voort uit onwelwillende uitleg van een en ander. Aan de wensen van [werkneemster] wordt tegemoetgekomen, zodat een gesprek zinnig en geboden is. 3.3. Aan de orde is allereerst de vraag of, nadat ‘s Heeren Loo haar ontbindingsverzoek had ingetrokken, van [werkneemster] in redelijkheid mocht worden verwacht dat zij gevolg zou geven aan de uitnodiging van ‘s Heeren Loo om te komen praten. 3.4. Geen van beide partijen heeft de brief houdende een uitnodiging voor een gesprek in het geding gebracht. ‘s Heeren Loo heeft hierover in het verweerschrift gesteld: “Op diezelfde datum (bedoeld is: de datum van de intrekking van het ontbindingsverzoek; kantonrechter) heeft de gemachtigde van ‘s Heeren Loo aan de gemachtigde van mevrouw [werkneemster] een brief gezonden, waarin de intrekking werd meegedeeld. In die brief werd vervolgens het volgende gesteld: "Cliënte heeft uiteraard kennis genomen van de overwegingen van de kantonrechter. Cliënte heeft naar aanleiding van die overwegingen uitgebreid intern overleg gevoerd over de ontstane situatie, waarbij zowel de afdeling P&O als lijnmanagement betrokken is geweest. Dit overleg heeft ertoe geleid dat cliënte de arbeidsrelatie wenst voort te zetten en daar een invulling aan wenst te geven die tegemoet komt aan de belangen van uw cliënte. De mogelijkheid daartoe bestaat onder meer als gevolg van veranderingen in de organisatie waardoor uw cliënte haar werkzaamheden zal kunnen verrichten onder leiding van een nieuw Hoofd Kind en Jeugd in het werkgebied waarin uw cliënte werkzaam is. Dit nieuwe hoofd Kind en Jeugd is op geen enkele wijze belast met hetgeen zich tussen partijen heef voorgedaan en staat dan ook onbevooroordeeld ten opzichte van een samenwerking met uw cliënte. Niet onbelangrijk is om reeds hier op te merken dat cliënte bereid is om uw cliënte de opleiding PPG basis en PPG-top te laten volgen en dat uw cliënte in staat zal worden gesteld om werkzaamheden te verrichten waarin zij ervaring opdoet voor de functie PPG. Waar vereist is cliënte bereid om de geschonden vertrouwensrelatie te verbeteren, zodat de arbeidsrelatie kan worden voortgezet. Ik schets in het kader van deze brief slechts de contouren van de mogelijkheid die cliënte ziet. De nadere en concrete invulling wil cliënte bespreken met uw cliënte en de wederzijdse raadslieden. Namens cliënte nodig ik u en uw cliënte uit voor een bespreking hierover op de locatie van cliënte te Tiel op een van de volgende data: 3.12 tussen 12.30 uur en 16.00 uur of 5.12 lussen 9 en 12.30 uur of 15.12 tussen 15.00 en 17.00 uur. Ik verneem graag van u welke van de voornoemde data u schikt zodat de afspraak definitief kan worden gepland."” 3.5. Deze stelling (paragraaf 4 van het verweerschrift) is door [werkneemster] niet betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. 3.6. Naast de hier bedoelde brief van de advocaat van ‘s Heeren Loo aan de advocaat van [werkneemster], blijkt uit niets dat het interne overleg op hoog niveau aan de kant van ‘s Heeren Loo heeft geleid tot adequate stappen om te komen tot herstel van vertrouwen aan de kant van [werkneemster]. Op zichzelf is het correct de formele kant van een geschil te laten afhandelen door de wederzijdse raadslieden. Waar evenwel - zoals ‘s Heeren Loo aanvoert - beoogd wordt geschonden vertrouwen te herstellen, is naar algemene ervaringsregels een dergelijk formeel contact via raadslieden niet toereikend. Van een goed werkgever mag onder zodanige omstandigheden worden verwacht, dat hij zich niet beperkt tot een dergelijke formele uitnodiging, vooral ook omdat het van belang is te weten hoe de werknemer zich voorstelt dat de verhoudingen kunnen worden genormaliseerd. ‘s Heeren Loo verwijt [werkneemster] dat iedere reactie van haar kant is uitgebleven, maar dit verwijt mist zijn doel: het uitblijven van een reactie van [werkneemster] was in redelijkheid voorzienbaar. Het ontbindingsverzoek kan dan ook niet op deze grond worden afgewezen. 3.7. ‘s Heeren Loo moet ook worden aangerekend dat [werkneemster] ervan uit moest gaan dat zij weliswaar onder een nieuwe, naar zeggen van ‘s Heeren Loo “niet door het verleden belaste” leidinggevende tewerkgesteld zou worden, maar niettemin onder - zij het indirecte - leiding van regiomanager [mevrouw A] zou blijven werken. Ter zitting heeft [werkneemster] gesteld dat haar sinds 1 oktober 2008 geen loon is betaald; [mevrouw A] heeft dit erkend en aangevoerd dat het verwerken van nieuwe salarisgegevens enige tijd kost, zodat uitbetaling eerst in de loop van december 2008 kan plaatsvinden. Uit de hiervoor onder 1.2 en 1.4 aangehaalde brieven van [mevrouw A] namens ‘s Heeren Loo aan [werkneemster] blijkt, dat [mevrouw A] verantwoordelijk was voor de opschorting van de loonbetaling, waarvoor - naar uit de beschikking van de kantonrechter van 17 november 2008 volgt - geen goede gronden waren. In antwoord op vragen van de kantonrechter ter zitting heeft zij te kennen gegeven niet te hebben stilgestaan bij de mogelijkheid van een voorschot op de loonbetaling. Dit had in de gegeven omstandigheden op haar weg gelegen, gezien de verplichting van de werkgever om tijdig het loon te betalen (vergelijk artikel 7:625 BW); de noodzaak van verwerking van administratieve gegevens is in het algemeen geen goede reden om de loonbetaling voor het geheel in de tijd vooruit te schuiven - nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat [werkneemster] door ‘s Heeren Loo daarover is ingelicht. 3.8. Hieruit, alsook uit de omstandigheid dat ‘s Heeren Loo zich ter zitting juist door [mevrouw A] heeft doen vertegenwoordigen, volgt dat er voor [werkneemster] gronden zijn voor gerede twijfel aan de oprechtheid van de door ‘s Heeren Loo uitgesproken intenties. De gedragingen van ‘s Heeren Loo vallen immers met die intenties niet te rijmen en moeten in het licht van het voorgaande als inadequaat worden aangemerkt. 3.9. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan in rechtsoverweging 3.2 van de beschikking van 17 november 2008, waar de kantonrechter uit hetgeen over en weer gesteld is en uit de verklaringen van partijen ter zitting heeft afgeleid dat verdere voortzetting van de arbeidsovereenkomst tussen partijen redelijkerwijs niet mogelijk is. Het verzoek van [werkneemster] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zal daarom worden ingewilligd. 3.10. ‘s Heeren Loo heeft haar verweer dat een eventuele naar billijkheid aan [werkneemster] ten laste van ‘s Heeren Loo toe te kennen vergoeding lager moet worden vastgesteld dan in de eerdere beschikking, mede gebaseerd op de feiten die van haar kant zijn gesteld ter staving van haar ontbindingsverzoek van 30 september 2008. Ter zitting heeft zij daarvan een kort exposé gegeven. De kantonrechter gaat daaraan voorbij, omdat die feiten beoordeeld zijn in de beschikking van 27 november 2008 en dus thans niet opnieuw worden onderzocht. Voor zover die feiten nog van belang zijn voor de beslissing in deze procedure, wordt uitgegaan van hetgeen daaromtrent in die beschikking is overwogen en beslist. 3.11. Al het voorgaande leidt tot het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 januari 2008 en, gelet op artikel 7:685 lid 8 BW, welke bepaling mede bedoelt de werkgever een sanctie op te leggen voor verwijtbare gedragingen jegens de werknemer, daarbij aan [werkneemster] ten laste van ‘s Heeren Loo een vergoeding van € 73.606,81 toe te kennen. Hierbij wordt uitgegaan van een bruto maandloon van € 1.617,73 inclusief € 119,83 vakantietoeslag, en een correctiefactor van 1¾. 3.12. Voor toekenning van immateriële schadevergoeding in deze zaak zijn in de wet geen gronden te vinden. Voor een aparte vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ziet de kantonrechter geen aanleiding, nu ‘s Heeren Loo en [werkneemster] die niet zijn overeengekomen. 3.13. Op de voet van het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW zal [werkneemster] in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken. 3.14. Als [werkneemster] het verzoek niet intrekt, moeten partijen hun eigen kosten dragen. Als [werkneemster] het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen. De kosten worden alsdan begroot op twee punten à € 250,- volgens het liquidatietarief voor salaris gemachtigde. BESLISSING De kantonrechter - stelt [werkneemster] in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 9 januari 2009 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, Locatie Nijmegen, Postbus 1006, 6501 BA Nijmegen; als [werkneemster] het verzoek niet intrekt: - ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 16 januari 2009 en kent aan [werkneemster] ten laste van ‘s Heeren Loo een vergoeding toe van € 73.606,81 bruto; - compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; als [werkneemster] het verzoek intrekt: - veroordeelt [werkneemster] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ‘s Heeren Loo begroot op € 500,- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.P.M. Weusten en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2008.