Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1573

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4040 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Zorgvuldig medische en arbeidskundig onderzoek. Geen reden te twijfelen aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat de concentratie- of geheugenklachten bij het neurologisch onderzoek niet zijn geobjectiveerd. Geen aanleiding voor het aan nemen van een urenbeperking. Juiste vaststelling beperkingen. Geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. Appellante wordt in staat geacht zowel haar oorspronkelijke functie als de geselecteerde functies te vervullen.


Uitspraak

07/4040 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 31 mei 2007, 06/1380 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A. Faber-Speksnijder, werkzaam voor Stichting Univé Rechtshulp te Assen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Faber-Speksnijder. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.M. Snippe. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante is op 3 november 1998 uitgevallen vanuit haar functie van beleidsadviseur voor 36 uur per week bij [naam werkgever] in verband met pijnklachten aan hoofd, nek en schouders nadat zij betrokken was bij een auto-ongeval. Vanaf 1999 heeft appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Met ingang van 1 juni 2005 werkt appellante weer bij [naam werkgever] als juridisch adviseur voor 22 uur per week. 1.2. Bij besluit van 21 september 2005 is de uitkering, die laatstelijk werd berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, met ingang van 22 november 2005 ingetrokken. Het bezwaar is bij besluit van 19 oktober 2006 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. 3. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat zij vanwege concentratieproblemen niet geschikt is voor beleids- en juridische functies zonder urenbeperking. Het Uwv heeft het standpunt ingenomen dat appellante per 22 november 2005 weer geschikt is voor haar functie van beleidsadviseur voor 36 uur per week en dat appellante voorts geschikt is voor gangbare arbeid van gemiddeld 40 uur per week. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De verzekeringsarts heeft appellante gezien en onderzocht op het spreekuur en beperkingen weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De verzekeringsarts heeft geen aanwijzingen gezien voor geheugen- of concentratiestoornissen. Gelet op het dagverhaal van appellante ziet de verzekeringsarts geen reden voor het stellen van een urenbeperking. In bezwaar heeft appellante informatie van de huisarts en de fysiotherapeut overgelegd. De huisarts verklaart dat appellante subjectief veel last heeft van concentratieklachten en dat uitval te verwachten is indien zij voor meer dan 60% wordt belast. Voorts heeft appellante informatie van haar afdelingshoofd overgelegd waarin deze beschrijft dat de prestaties in de loop van de werkdag afnemen en appellante rond 13.30 uur duidelijk “af” is. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich verenigd met de FML. Daarbij is overwogen dat de concentratieklachten van appellante niet kunnen worden geobjectiveerd en er geen reden is om cerebrale afwijkingen aan te nemen. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de beschikbare informatie - waaronder de door appellante ter zitting aangehaalde informatie van de revalidatiearts - geen aanleiding gezien om tot het stellen van een urenbeperking over te gaan, omdat appellante haar energie niet min of meer evenredig over de dag verspreidt, maar aan het begin van de dag een hoog niveau van functioneren levert, dat zij niet kan volhouden. Geen sprake is van overbelasting indien rekening wordt gehouden met de op de FML weergegeven beperkingen. 4.2. In de aangevallen uitspraak is overwogen dat niet is gebleken dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig is of dat deze een onjuiste inschatting van de functionele mogelijkheden heeft gemaakt. 4.3. Appellante heeft in hoger beroep een expertiserapport van neuroloog J.U.R. Niewold overgelegd, waarin is vermeld dat bij neurologisch onderzoek geen afwijkingen zijn vastgesteld. De neuroloog heeft geconcludeerd dat sprake is van persisterende pijnklachten in de nek, concentratie- en (secundaire) geheugenproblemen, een bewegingsbeperking van de cervicale wervelkolom en pijnklachten aan de schouders. De bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven in de conclusies van de neuroloog geen aanleiding te zien meer beperkingen aan te nemen. De concentratie- en secundaire geheugenklachten zijn volgens de bezwaarverzekeringsarts bij het neurologisch onderzoek niet geobjectiveerd. De door de neuroloog vastgestelde beperkte beweeglijkheid van de nek past bij de op de FML gestelde scores voor hoofdbewegingen en boven schouderhoogte werken. 5.1. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig is. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft meerdere beperkingen aangenomen wat betreft omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De Raad ziet geen reden te twijfelen aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat de concentratie- of geheugenklachten bij het neurologisch onderzoek niet zijn geobjectiveerd. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft op basis van het dagverhaal en de informatie van onder meer de huisarts geconcludeerd dat de concentratieklachten geen aanleiding geven om cognitieve beperkingen dan wel een urenbeperking aan te nemen. Voorts heeft zij geconcludeerd dat de bevindingen van de neuroloog geen nieuwe medische inzichten opleveren. De Raad ziet geen reden te twijfelen aan deze conclusies van de bezwaarverzekeringsarts. Ook overigens is er naar het oordeel van de Raad geen reden te twijfelen aan de juistheid van de aangenomen beperkingen. Gelet op het voorgaande heeft de Raad voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige geen aanleiding gezien. 5.2. De bezwaararbeidsdeskundige heeft met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd waartoe appellante in staat wordt geacht. De bezwaararbeidsdeskundige heeft een motivering gegeven van de signaleringen die het CBBS bij de functies heeft gepresenteerd en geconcludeerd dat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 15% bedraagt. Voorts heeft de bezwaararbeidsdeskundige onderzoek gedaan naar de belasting in de functie van beleidsadviseur die appellante laatstelijk verrichtte voordat zij op 3 november 1998 uitviel. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige is die functie direct vergelijkbaar met de geselecteerde (theoretisch te verrichten) functies en heeft appellante bewezen - gelet op haar functioneren in de huidige functie - zowel de functie van beleidsadviseur als de geselecteerde functies inhoudelijk goed aan te kunnen. Hij acht haar in staat zowel de functie van beleidsadviseur als de geselecteerde functies voor 36 uur per week te verrichten. 5.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidskundige beoordeling zorgvuldig is en dat terecht is aangenomen dat appellante geschikt is voor de geselecteerde functies. 5.4. Appellante heeft gesteld dat in de functies sprake is van een bovennormaal concentratieniveau waartoe zij zich niet gedurende een hele werkdag in staat acht. De Raad overweegt dat de bezwaarverzekeringsarts op het FML-onderdeel concentreren de normaalwaarde heeft aangenomen - hetgeen inhoudt dat appellante in staat wordt geacht om zich tenminste een half uur te concentreren op een informatiebron - en geen aanleiding heeft gezien om in verband met de concentratieklachten een urenbeperking aan te nemen. De bezwaarverzekeringsarts heeft het huidige werk van appellante omschreven als een cognitief veel vragende baan en is van mening dat zij daarin ruim voldoende functioneert en gezien haar dagelijkse bezigheden niet aangewezen is op een urenbeperking. 5.5. Evenals de rechtbank acht de Raad het arbeidskundig onderzoek zorgvuldig. De stelling van appellante dat de bezwaararbeidsdeskundige op de stoel van de arts gaat zitten door een activerend bewegingspatroon te adviseren, doet daaraan - ook als die stelling juist is - niet af. Op basis van het voorgaande acht de Raad aannemelijk dat appellante in staat is om zich in de oorspronkelijke functie van beleidsadviseur voor 36 uur per week en in de geselecteerde functies op het vereiste bovennormale niveau te concentreren. De Raad ziet ook overigens geen reden te twijfelen aan de conclusie dat appellante per 22 november 2005 in staat is deze functies te vervullen. 6. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. 7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en I.M.J. Hilhorst - Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009. (get.) Ch. van Voorst. (get.) E.M. de Bree. JL