Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1618

Datum uitspraak2009-01-27
Datum gepubliceerd2009-02-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/864015-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak ten laste gelegde feit (art. 10 Arbeidsomstandighedenwet 1998), nu niet gezegd kan worden dat verdachte geen doeltreffende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van gevaar. Hoewel de zijdens verdachte getroffen maatregelen niet voldoende doeltreffend zijn gebleken, kan in de gegeven omstandigheden niet worden geconcludeerd dat er ten tijde van het ongeval geen doeltreffende maatregelen waren vastgesteld.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/864015-07 Uitspraak d.d. : 27 januari 2009 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige economische strafkamer, in de zaak tegen: naam : [verdachte] adres : [adres] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2009. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: zij op of omstreeks 22 juni 2006 in de gemeente Beesel, in ieder geval in Nederland, als werkgever/werkgeefster, terwijl bij en/of in rechtstreeks verband met de arbeid, te weten het met een shovel rijden, opladen, vervoeren en storten van stenen, die verdachte, als werkgever/werkgeefster door haar werknemers deed verrichten in een bedrijf en/of inrichting, en/of in de onmiddellijke omgeving daarvan, te weten op het bedrijfsterrein van verdachte, gelegen aan de [adres], gevaar kon ontstaan voor de veiligheid en/of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, te weten voor [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], en bestaande dat gevaar hieruit dat werknemers en/of derden konden worden aangereden en/of overreden door een shovel, geen doeltreffende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van dat gevaar, immers - waren er in strijd met het bepaalde in artikel 7.17c lid 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit geen doeltreffende verkeersregels vastgesteld binnen een werkzone waarin zich een mobiel arbeidsmiddel, te weten een shovel (merk Volvo, type L150E), bevond, en alwaar zich werknemers en/of derden konden bevinden en/of - waren er in strijd met het bepaalde in artikel 7.17c lid 6 van het Arbeidsomstandighedenbesluit geen doeltreffende organisatorische maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers en/of derden zich konden bevinden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, te weten een shovel (merk Volvo, type L150E), (mede) ten gevolge waarvan de chauffeur van voornoemde shovel bij het (achteruit)rijden met die shovel tegen en/of over voornoemde [slachtoffer] is gereden en die [slachtoffer] (vervolgens) is overleden; Artikel 10 Arbeidsomstandighedenwet 1998. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 januari 2009 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, zulks onder meer aangezien de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] niet vast staat en niet uit te sluiten valt dat het overlijden het gevolg is van een andere oorzaak dan de aanrijding. De raadsvrouwe heeft daarnaast gesteld dat verdachte geen overtreding heeft begaan, daar zij voldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, welke maatregelen de raadsvrouwe in haar pleitnota heeft vermeld. De rechtbank volstaat hier met een verwijzing naar die pleitnota. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Ten laste gelegd is -kort gezegd- dat verdachte geen doeltreffende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van gevaar, bestaande deze maatregelen in het vaststellen van doeltreffende verkeersregels en/of doeltreffende organisatorische maatregelen. Dientengevolge is het slachtoffer [slachtoffer] overleden. Immers, zo wordt verdachte door de steller van de tenlastelegging verweten, de omstandigheid dat géén doeltreffende maatregelen - in de zin van het ontbreken van enige maatregel - zijn genomen, ter voorkoming van gevaar binnen de werkzone van de shovel, heeft mede tot gevolg gehad dat de chauffeur van de shovel bij het achteruitrijden met die shovel tegen/over het slachtoffer is gereden. De rechtbank stelt op basis van het voorliggende dossier vast dat er bij verdachte wel een aantal maatregelen waren genomen, die ook doeltreffend waren. Uit het dossier, maar ook uit de afgelegde verklaringen door verdachtes vertegenwoordiger ter zitting, blijkt dat op het bedrijf van verdachte voorafgaande aan het ongeval snelheidsbeperkende maatregelen waren getroffen, in die zin dat bij de ingang van het terrein en bij de ingang van de weegbrug verbodsborden met de tekst “5 km” waren geplaatst en dat bij de ingang van het terrein een bord met de tekst “Voertuigen van [verdachte] hebben te allen tijde voorrang op het terrein” was geplaatst , hetgeen door de verbalisanten op 22 juni 2006 is geconstateerd. Ook uit het schrijven van [Naam Consultancy] blijkt daarvan . Voorts blijkt uit verklaring van onder meer de getuige [getuige 1] dat wanneer men het terrein moe(s)t oversteken, er goed moest worden opgelet en steeds oogcontact moe(s)t worden gehouden met de machinist van de shovel. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt dat de betreffende shovel voorzien was van een werkend achteruitrij-signaal, welk signaal volgens verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte voor buurtbewoners zo luid was, dat dit geluidsoverlast veroorzaakte en tot klachten leidde. Ter terechtzitting is door getuige-deskundige S.W.C.M. Evers, inspecteur bij de Arbeidsinspectie, bevestigd dat hem bij onderzoek op 22 juni 2006 is gebleken dat het achteruitrij-signaal werkte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat op een gemiddelde dag, zo ook op 22 juni 2006, een relatief gering aantal werknemers werkzaam was bij verdachte, zo'n 4 tot 5 personen. Niet alleen de werknemers, maar ook het slachtoffer, niet zijnde een werknemer, was volgens de vertegenwoordiger van verdachte ter zitting en ook volgens [getuige 1] bekend met de getroffen maatregelen bij verdachte als vorenomschreven. Het slachtoffer was op het bedrijf van verdachte namelijk niet alleen aanwezig voor optimalisatie van het bedrijfsproces, maar ook voor de veiligheidsaspecten, aldus verdachtes vertegenwoordiger. Incidenteel zijn derden op het bedrijfsterrein van verdachte aanwezig, met name bij het laden en lossen van stenen, aldus verdachtes vertegenwoordiger ter zitting. Uitgaande van de tekst van het betreffende artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet, zoals dat gold ten tijde van het ten laste gelegde, is het naar het oordeel van de rechtbank niet de bedoeling van de wetgever geweest dat reeds bij iedere verwezenlijking van gevaar, alle genomen maatregelen ten spijt, ervan moet worden gesproken dat aldus géén doeltreffende maatregelen zijn genomen. Immers, bij een dergelijke uitleg zou er sprake zijn van een pure risico-aansprakelijkheid aan de zijde van de werkgever die met zich zou brengen dat in het geval zich een ongeval voordoet, er dus geen doeltreffende maatregelen waren genomen. In dat geval zou de omstandigheid dat het slachtoffer hier is overreden door een shovel, reeds de conclusie rechtvaardigen dat verdachte aldus géén doeltreffende maatregelen heeft genomen om zulks te voorkomen. Gelet op de letter van de wet kan daarvan geen sprake zijn, maar dient een zekere mate van verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever te worden vastgesteld. Hoewel kan worden vastgesteld dat de zijdens verdachte getroffen maatregelen klaarblijkelijk niet voldoende doeltreffend zijn geweest om te voorkomen dat het slachtoffer door een shovel is overreden op haar terrein, kan gegeven de omstandigheden als voormeld niet worden geconcludeerd dat er ten tijde van het ongeval geen doeltreffende maatregelen waren vastgesteld. Verdachte zal dan ook van het ten laste gelegde worden vrijgesproken. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, R.A.J. van Leeuwen en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. N.I.B.M. Buljevic voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 januari 2009. Mr. R.A.J. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. typ: cve