
Jurisprudentie
BH1628
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2009-02-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers317152 / KG ZA 08-981
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers317152 / KG ZA 08-981
Statusgepubliceerd
Indicatie
Non-concurrentiebeding. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de functie van gedaagde per 1 maart 2007 zodanig ingrijpend is gewijzigd dat het concurrentiebeding daardoor - in relevante mate - zweaarder op hem zou zijn gaan drukken. De wellicht opgetreden lichte accentverschuiving in de invulling van de werkzaamheden is onvoldoende.
Voorshands wordt het redelijk geacht dat Synthomer, zolang gedaagde aan het beding houdt, hem een deugdelijk vergoeding betaalt als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 317152 / KG ZA 08-981
Uitspraak: 17 december 2008
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SYNTHOMER B.V.
gevestigd te Oss,
eiseres,
advocaat mr. L.P.M. van Zandvoort,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Ridderkerk,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als “Synthomer” respectievelijk “[gedaagde]”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 5 november 2008;
- producties van mr. Van Zandvoort;
- pleitnotitie en producties van de zijde van [gedaagde].
Partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 3 december 2008, waarbij Synthomer zich heeft laten bijstaan door haar raadsman en [gedaagde] door [persoon 1]. Ter zitting heeft Synthomer het ontslag op staande voet zoals gegeven op 12 sep-tember 2008 ingetrokken.
Na de zitting heeft de voorzieningenrechter kennis genomen van de fax van [persoon 1] met bijlagen d.d. 8 december 2008 en de fax van mr. Van Zandvoort met bijlagen van die-zelfde datum. [persoon 1] heeft namens [gedaagde] per fax d.d. 12 december 2008 gerea-geerd op de door mr. Van Zandvoort overgelegde bijlagen. Mr. Van Zandvoort heeft op 15 december 2008 telefonisch laten weten geen behoefte te hebben aan een reactie op de fax met bijlagen van [persoon 1] d.d. 8 december 2008.
2 De vaststaande feiten
In dit kort geding wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 [gedaagde] is op 1 januari 1982 na het afronden van de HAVO en het vervullen van de dienstplicht in dienst getreden bij Transmare B.V./Ditar B.V. in de functie van leerling labo-rant. Hij was toen 20 jaar. In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding overeen-gekomen. Per 1 januari 1999 is [gedaagde] naast zijn (toenmalige) functie van laborant en Technical service medewerker benoemd tot bijzonder procuratiehouder van Ditar Ridder-kerk B.V. en Ditar Hasselt B.V. Ter zake is op 31 december 1998 door partijen een over-eenkomst ondertekend waarin het volgende concurrentiebeding is opgenomen:
“Artikel 5
1. Gedurende de duur van de dienstbetrekking alsmede gedurende twee jaar na beëindigen der dienstbetrekking, zal de werknemer zich onthouden van iedere directe of indirecte werk-zaamheid (daar onder begrepen het hebben van een direct of indirect financieel belang) ten gunste van of ten behoeve van iedere persoon (de werknemer daaronder begrepen), rechts-persoon of vennootschap of groep van personen, rechtspersonen of vennootschappen die werkzaam is (daaronder begrepen het zich daartoe voorbereiden) op het gebied van de fa-bricage van, de handel in of de dienstverlening met betrekking tot producten van dezelfde aard als die welke behoren tot het werkterrein van de werkgever en van met de werkgever gelieerde vennootschappen. Een en ander zowel in binnen- als buitenland.
2. Ingeval de werkgever niet wenst dat de bepalingen van het vorige lid van toepassing zijn, zal de werkgever dit voor het einde der dienstbetrekking of uiterlijk binnen twee weken na het einde der dienstbetrekking bij aangetekende brief berichten.
3. Ingeval de bepalingen van het eerste lid van toepassing zijn en zolang dit het geval is, verplicht de werkgever zich aan de werknemer een vergoeding te betalen ten bedrage van het verschil van het arbeidsinkomen, waarvan de werknemer kan aantonen, dat hij het zou genieten, indien de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing waren enerzijds, en het arbeidsinkomen, winst uit onderneming etc., of uitkering van WW en/of andere werkeloos-heidswetten of voorzieningen, dat hij geniet of geacht kan worden te kunnen genieten zolang de bedoelde bepalingen van toepassing zijn anderzijds. Het bepaalde in de vorige zin geldt niet ingeval de dienstbetrekking mocht worden beëindigd onder omstandigheden die een dringende reden voor ontslag opleveren, als bedoeld in art. 1639p BW, alsmede ingeval de dienstbetrekking op verzoek of initiatief van werknemer zelf is beëindigd, alsmede vanaf het moment dat werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.”
2.2 Per 1 februari 2003 zijn Ditar Ridderkerk B.V. en Ditar Hasselt B.V. verkocht aan Syn-thomer.
2.3 Met ingang van 1 juni 2005 is [gedaagde] in dienst getreden bij Ditar Hasselt B.V. In de in dat verband door Ditar Ridderkerk B.V. (“partij a”), Ditar Hasselt B.V. (“partij b”) en [partij c] (“partij c”) d.d. 13 januari 2005 ondertekende vaststellingsovereenkomst staat - voor zover hier van belang -:
“..
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
- Ditar Ridderkerk en [gedaagde] partij zijn bij een arbeidsovereenkomst op basis waar-van [gedaagde] met ingang van 1 januari 1982 in dienst getreden is bij Ditar Ridderkerk en waarbij [gedaagde] laatstelijk werkzaam is in de functie van Technical Service Engi-neer;
- partijen a en c in goed onderling overleg besloten hebben afspraken te maken over de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst;
- partijen in goed overleg besloten hebben afspraken te maken over het aangaan van een nieuw dienstverband tussen partijen b en c;
- deze vaststellingsovereenkomst de schriftelijke weergave behelst van de tussen Ditar Ridderkerk en Ditar Hasselt enerzijds en [gedaagde] anderzijds in het kader van de be-eindiging van de arbeids-overeenkomst gemaakte afspraken;
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. De tussen Ditar Ridderkerk en [gedaagde] bestaande arbeidsovereenkomst zal door middel van opzegging na daartoe verkregen toestemming van de CWI te Rotterdam wor-den beëindigd met inachtneming van de geldende opzegtermijn.
..
7. Per datum einde dienstverband zal [gedaagde] in dienst treden bij Ditar Hasselt B.V. in de functie van Technical Service Engineer. De bij Ditar Ridderkerk B.V. opgebouwde ancienniteitsrechten blijven gehandhaafd. Voorts blijven alle primaire en secundaire ar-beidsvoorwaarden, zoals tussen [gedaagde] en Ditar Ridderkerk in het kader van de tus-sen hen gesloten arbeidsovereenkomst overeengekomen, bij indiensttreding van [gedaagde] bij Ditar Hasselt B.V. gehandhaafd.
…”
2.4 Met ingang van 1 januari 2006 is de handelsnaam “Ditar Hasselt B.V.” gewijzigd in “Synthomer Hasselt B.V.”.
2.5 Op 18 augustus 2008 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2008.
2.6 [gedaagde] is met ingang van 1 oktober 2008 in dienst getreden bij de besloten vennoot-schap [bedrijf 1] (hierna: “[bedrijf 1]”) in de functie van technisch adjunct direc-teur tegen een salaris van € 7.000,-- bruto per maand.
3 Het geschil
Synthomer vordert dat het de voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam moge beha-gen, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te bevelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis zich te onthouden van enige gedraging in strijd met artikel 5 van de arbeidsovereenkomst onder verbeurte van een dwangsom van de in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst opgenomen contractuele boete, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te betalen, althans de voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden acht;
2. [gedaagde] te bevelen Synthomer te vergoeden de overeengekomen boete van een bedrag groot dfl. 100.000,-- oftewel € 45.378,02 per dag uit hoofde van de contractuele boete ex artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, althans een door de rechtbank [bedoeld zal zijn: voorzieningenrechter; toevoeging voorzieningenrechter] in goede justitie te bepalen boe-tebedrag;
3. [gedaagde] te bevelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis zich te onthouden van iedere onrechtmatige gedraging ten opzichte van Synthomer, meer in het bijzonder het direct benaderen van relaties van Synthomer, alsmede het verlenen van diensten voor deze relaties, bij gebreke waarvan [gedaagde] gehouden is tot betaling van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft dit bevel na te komen, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, althans de voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden acht;
4. [gedaagde] te bevelen aan Synthomer te vergoeden de door Synthomer als gevolg van wan-prestatie en de onrechtmatige gedraging door [gedaagde] geleden schade, nader op te ma-ken bij staat en te vereffenen volgens de wet en tot betaling van een voorschot van deze schadevergoeding een bedrag groot € 10.000,--, althans een door de rechtbank [bedoeld zal zijn: voorzieningenrechter; toevoeging voorzieningenrechter] in goede justitie te be-palen bedrag;
5. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten van een bedrag groot € 131,-- (zonder betekening) respectievelijk € 205,-- (met betekening), met veroordeling van [gedaagde] om de wettelijke rente over de proceskosten te vergoeden als hij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft betaald.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Synthomer aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] door het verrichten van werkzaamheden voor [bedrijf 1] het tussen partijen geldende concurrentiebeding overtreedt en voorts dat hij onrechtmatig handelt tegen Synthomer door actief relaties van Synthomer te benaderen. Door de gedragingen van [gedaagde] lijdt Synthomer schade.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop in het kader van de beoordeling - voor zover nodig - zal worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Nu [gedaagde] per 1 oktober 2008 in dienst is getreden bij [bedrijf 1] en Synthomer heeft ge-steld dat zij het bedrijfsdebiet van haar onderneming en de werkgelegenheid van haar werk-nemers veilig dient te stellen, is het spoedeisend belang bij de sub 1 en 3 gevorderde voor-zieningen gegeven.
4.2 Tussen partijen is in confesso dat het in 2.1 geciteerde concurrentiebeding als gevolg van artikel 7 van de in 2.3 deels geciteerde vaststellingsovereenkomst bij de indiensttreding van [gedaagde] bij Ditar Hasselt B.V. per 1 juni 2005 haar gelding heeft behouden. Voorts geldt dat nu partijen er beiden kennelijk van uit gaan dat [gedaagde] laatstelijk in dienst was bij Synthomer (en niet bij Synthomer Hasselt B.V.) onder de arbeidsvoorwaarden zoals vastgelegd in de overeenkomst d.d. 31 december 1998, waarnaar wordt verwezen in de vast-stellingsovereenkomst, ook de voorzieningenrechter daarvan zal uitgaan.
4.3 [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat het concurrentiebeding zijn gelding heeft verloren, nu zijn functie een zodanig ingrijpende wijziging heeft ondergaan dat dit be-ding aanmerkelijk zwaarder op hem is gaan drukken.
4.4 De voorzieningenrechter stelt voorop dat een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 van het Burgerlijk Wetboek (BW) opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen indien sprake is van een zodanig ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding dat dit con-currentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Met dit uitgangspunt wordt beoogd dat de werknemer opnieuw de gelegenheid krijgt de consequenties van het voor hem bezwa-rende beding goed te overwegen. Gesteld voor de vraag of op grond van deze regel een con-currentiebeding geheel of gedeeltelijk zijn geldigheid heeft verloren en opnieuw schriftelijk dient te worden overeengekomen, zal de rechter niet alleen dienen te onderzoeken of er sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard maar ook of, en zo ja op grond waarvan, die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Daarbij zal de rechter onder meer betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijs was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde.
4.5 Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [persoon 1] namens [gedaagde] ter zitting in eerste instantie gesteld dat [gedaagde] per 1 maart 2007, toen de toenmalig directeur van Syn-thomer [persoon 2] met pensioen ging, een sales-functie is gaan vervullen en daarbij diverse nieuwe verantwoordelijkheden heeft gekregen zoals:
- het bepalen van prijzen voor zowel nationale als internationale accounts;
- het maken van het jaarlijkse budget;
- het bezoeken van nationale en internationale accounts om ter plaatse technische ondersteu-ning te geven c.q. aanbevelingen te doen met betrekking tot producten en benodigde appara-tuur.
4.6 Synthomer heeft gemotiveerd weersproken dat de functie van [gedaagde] per 1 maart 2007 ingrijpend is gewijzigd en gesteld dat de functie van [gedaagde] reeds vóór 1 maart 2007 een gecombineerde sales en technische functie was. In dat verband heeft Synthomer na de zit-ting een functioneringsgespreksverslag overgelegd d.d. 24 december 1999, waarin de func-tie van [gedaagde] staat omschreven als: “Technisch Commercieel Verkoper/Hoofd Lab”, en waarin bij de “Meest voorkomende werkzaamheden” onder meer staat:
* Klanten ondersteunen bij de implementatie van nieuwe producten en/of productiemetho-den.
* Commercieel onderhoud met klanten (prijzen/hoeveelheden).”
Voorts heeft Synthomer organogrammen overgelegd van januari 2005 en 22 mei 2008, waarin de functie van [gedaagde] is geplaatst onder de Sales Manager (2005) respectievelijk de commercieel directeur (2008). Tot slot heeft Synthomer een viertal werkgeversverklarin-gen overgelegd van 1990, 1991, 1996 en 2002. In de eerste drie verklaringen wordt de func-tie van [gedaagde] omschreven als: “laborant c.q. technical service medewerker” respectieve-lijk “chef technische service” en “tech. serv. medewerker (chemisch)”. In de laatste verkla-ring (van 2002) staat bij de functie van [gedaagde]: “tech. service & verkoop”.
Hiertegenover heeft [gedaagde] gesteld dat het functioneringsverslag niet is ondertekend, dat uit de organogrammen zou blijken dat hij onder de technical service was ingedeeld en dat aan de werkgeversverklaringen (althans aan de functieomschrijving op de verklaring van 2002) moet worden voorbijgegaan omdat deze zou zijn ingevuld door de boekhouder die zich niet bezig houdt met personeelszaken.
4.7 De voorzieningenrechter overweegt dat [gedaagde] - tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting door Synthomer - zijn stelling dat er per 1 maart 2007 sprake was van een ingrijpende functiewijziging onvoldoende (nader) heeft onderbouwd. Hetgeen hij heeft aangevoerd als reactie tegen de door Synthomer in het geding gebrachte stukken is daartoe onvoldoende, ook als bij de werkgeversverklaringen in aanmerking wordt genomen dat de exacte aard van de werkzaamheden voor het doel van die verklaringen niet van groot belang is, zodat de betekenis daarvan beperkt is. In aanmerking genomen voorts dat [gedaagde] zelf ter zitting ten aanzien van de gestelde functiewijziging heeft verklaard dat ook na 1 maart 2007 zijn verkoopactiviteiten beperkt zijn gebleven, dat hij weliswaar steeds vaker calculaties moest maken maar dat er verder weinig was veranderd en dat hij ook niet de bevoegdheid had om zelf te onderhandelen, is aldus naar het oordeel van de voorzienin-genrechter voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de functie van [gedaagde] per 1 maart 2007 zodanig ingrijpend is gewijzigd dat het concurrentiebeding daardoor - in rele-vante mate - zwaarder op hem zou zijn gaan drukken. De wellicht opgetreden lichte accent-verschuiving in de invulling van de werkzaamheden is, in het licht van de maatstaf genoemd in 4.4, onvoldoende.
Dat betekent dat er in dit kort geding van wordt uitgegaan dat [gedaagde] ten tijde van de be-eindiging van zijn dienstverband per 1 oktober 2008 in beginsel gebonden was aan het in 2.1 geciteerde concurrentiebeding.
4.8 Vervolgens dient beoordeeld te worden of [gedaagde] dit concurrentiebeding heeft over-treden.
4.9 Gelet op hetgeen partijen in dit verband hebben gesteld alsmede gelet op de na de zitting overgelegde producties, moet het er in dit kort geding voor worden gehouden dat er welis-waar verschillen bestaan in de recepturen van de door Synthomer respectievelijk [bedrijf 1] ge-produceerde latexcompounds, maar dat zulks onverlet laat dat, zo is voldoende aannemelijk geworden, deze compounds voor hetzelfde doel worden gebruikt en in dezelfde markt wor-den verkocht. Aldus wordt voorshands geoordeeld dat [bedrijf 1] zich bezighoudt met handel in dezelfde producten althans producten van dezelfde aard als bedoeld in artikel 5 lid 1 van het concurrentiebeding (zie 2.1) en handelt [gedaagde], door zijn werkzaamheden bij [bedrijf 1] op het gebied van latexcompounds, jegens Synthomer in strijd met het concurrentiebeding.
4.10 Ten aanzien van de vraag of Synthomer [gedaagde] onverkort aan het concurrentiebeding kan houden, wordt het volgende overwogen. Voldoende aannemelijk is geworden dat Syn-thomer een groot belang heeft bij handhaving van het beding omdat er slechts enkele spelers op de markt zijn (in Nederland en België). De voorzieningenrechter is echter voorshands met [gedaagde] van oordeel dat het beding te ruim is zowel voor wat betreft de duur (2 jaar) als voor wat betreft het bestreken gebied (ongeclausuleerd en onbeperkt wereldwijd: binnen- en buitenland). Immers, [gedaagde] heeft slechts een zeer beperkte opleiding in formele zin en is zijn volledige werkzame leven op het terrein van de latexcompounds werkzaam geweest. Ingeval van onverkorte handhaving van het beding wordt hij naar voorlopig oordeel te zeer beperkt in zijn mogelijkheden om anders dan in dienst van Synthomer werkzaam te zijn. Daarbij maakt het geen verschil dat [bedrijf 1] door [gedaagde] in te zetten zich een plaats op de markt wil veroveren, hetgeen op zichzelf uit een oogpunt van vrije mededinging vanzelf-sprekend is toegestaan.
De verwachting is gerechtvaardigd dat een bodemrechter, indien geadieerd, zal oordelen dat het beding gelet op de (te) ruime strekking zal dienen te worden vernietigd voor zover het de duur van twaalf maanden overstijgt alsmede voor zover het zich uitstrekt over het gebied buiten Nederland en België en daarbij aan Synthomer de voorwaarde zal opleggen om gedu-rende de duur van het concurrentiebeding [gedaagde] een vergoeding te betalen als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW. Het zou dan in de rede liggen om deze (billijkheids)vergoeding te relateren aan het verschil tussen het salaris dat [gedaagde] bij [bedrijf 1] had kunnen verdienen (€ 7.000,-- bruto per maand) en de (maximale) WW-uitkering die [gedaagde] zou kunnen ont-vangen (ca € 2.500,-- bruto), nu het voorshands in de rede ligt dat [gedaagde] gedurende de geldigheidsduur van het beding niet op het terrein waar zijn kennis en ervaring ligt (van de latexcompounds) werkzaam zal kunnen zijn en werk in een andere branche op een zelfs maar enigszins vergelijkbaar niveau redelijkerwijs uitgesloten moet worden geacht. Dat be-tekent dat het voorshands redelijk wordt geacht dat Synthomer [gedaagde] gedurende de peri-ode dat zij hem aan het concurrentiebeding houdt - met een maximum van 12 maanden - maandelijks een vergoeding betaalt van € 4.500,-- bruto, zoals Synthomer tijdens de zitting (zij het, ten aanzien van de periode, niet zo specifiek) ook heeft aangeboden. Het sub 1 ge-vorderde zal derhalve worden toegewezen met dien verstande, dat ervan wordt uitgegaan dat Synthomer aan [gedaagde] een deugdelijke vergoeding betaalt. De dwangsom zal worden ge-matigd en gemaximeerd.
4.11 Ten aanzien van het sub 3 gevorderde wordt overwogen dat volgens vaste rechtspraak sprake is van ongeoorloofde concurrentie indien de ex-werknemer met behulp van vertrou-welijke informatie van zijn voormalig werkgever duurzame relaties van die werkgever be-nadert op een wijze die stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het bedrijfsdebiet van de voormalig werkgever, daarbij gebruikmakend van de know-how en /of de goodwill die hij bij diezelfde werkgever heeft verkregen. Nu [gedaagde] 26 jaar werkzaam is geweest voor (voorgangers van) Synthomer, van alle ins en outs van de bij Synthomer geproduceerde la-texcompunds op de hoogte is, bekend is met de klanten van Synthomer en zij met hem, rust op hem - naar voorlopig oordeel - een bijzondere zorgvuldigheidsplicht ten opzichte van het bedrijfsdebiet.
4.12 [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat [bedrijf 1] het in Nederland moet hebben van de klanten van Synthomer. Tegen deze achtergrond, in aanmerking nemende dat Synthomer onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] reeds twee klanten (BEWE en Vifloor) heeft be-naderd met het doel hen te bewegen niet langer van Synthomer, maar van [bedrijf 1] af te nemen - waarvan er reeds één heeft aangegeven inderdaad niet langer van Synthomer af te nemen -, wordt voorshands aannemelijk geacht dat [gedaagde] de grenzen van de door hem jegens Syn-thomer in aanmerking te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid heeft overschreden, al-thans dat een serieus risico bestaat dat hij dat alsnog zal doen. Gelet hierop zal het sub 3 ge-vorderde worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld. De dwangsom zal worden gemaximeerd.
4.13 Het onder sub 2 en 4 gevorderde strekt tot betaling van geldsommen. Een geldvorde-ring kan in kort geding worden toegewezen indien:
- het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is;
- sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt getroffen;
- bij afweging van de belangen van partijen het restitutierisico onder ogen is gezien.
Nu niet gesteld of gebleken is dat Synthomer een spoedeisend belang heeft bij deze vorde-ringen, is gelet op voornoemde vereisten geen plaats voor toewijzing in kort geding. Deze vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.14 [gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten wor-den veroordeeld. De nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
beveelt [gedaagde] om zich met ingang van de dag na betekening van dit vonnis tot uiterlijk 1 oktober 2009 te onthouden van enige gedraging in strijd met artikel 5 lid 1 van de arbeids-overeenkomst zoals in dit vonnis weergegeven onder 2.1, bij gebreke waarvan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- per overtreding, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,--;
verstaat dat voormeld verbod slechts geldt als en zolang Synthomer [gedaagde] een maande-lijkse vergoeding betaalt als bedoeld in 4.10;
beveelt [gedaagde] om zich met ingang van de dag na betekening van dit vonnis tot uiterlijk 1 oktober 2009 te onthouden van het direct benaderen van relaties van Synthomer, alsmede het verlenen van diensten aan deze relaties, bij gebreke waarvan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- per overtreding, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,--;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Synthomer bepaald op € 325,80 aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de ad-vocaat, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien hij deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving heeft voldaan;
veroordeelt [gedaagde], indien hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de kosten-veroordeling voldoet, tot betaling van € 131,-- aan nakosten, verhoogd met € 68,-- aan bete-keningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Kalmthout, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1775/106