Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1990

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01494
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overeenkomstenrecht. Koopovereenkomst met beding tot zwart betalen van helft koopprijs nietig wegens strijd met de goede zeden?; gedeeltelijke nietigheid op grond van art. 3:41 BW (81 RO).


Conclusie anoniem

Zaaknummer: 08/01494 mr. Wuisman Rolzitting: 30 januari 2009 VERKORTE CONCLUSIE inzake: [Eiser], eiser tot cassatie, advocaat: Mr. M.D. Winter; tegen [Verweerster], verweerster in cassatie, advocaat: Mr. S.M. Kingma. 1. Inleiding 1.1 Medio december 2002 heeft verweerster in cassatie (hierna: [verweerster]) haar cateringonderneming te [plaats] aan eiser tot cassatie (hierna [eiser]) verkocht. Volgens [verweerster] is een koopprijs van € 65.000,- overeengekomen met de afspraak dat in het contract slechts de helft van die prijs zal worden vermeld en de andere helft 'zwart' zal worden voldaan. In het door partijen in februari 2001 getekend contract wordt een bedrag van € 32.500,- als koopprijs vermeld. 1.2 In een in oktober 2003 bij de rechtbank Rotterdam gestarte procedure vordert [verweerster] een veroordeling van [eiser] tot betaling van € 41.000,-, het bedrag dat [eiser] volgens [verweerster] nog aan haar uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is. [Eiser] voert als primair verweer aan dat een koopprijs van € 32.500,- is overeengekomen. Subsidiair stelt zij dat, indien in rechte zou komen vast te staan dat is afgesproken dat de koopprijs € 65.000,- bedraagt en dat de helft daarvan 'zwart' zal worden voldaan, er dan sprake is van een wegens strijd met de wet nietige overeenkomst. 1.3 Na bewijslevering over en weer komt de rechtbank tot de slotsom dat tussen partijen een koopprijs van € 32.500,- is overeengekomen. In appel komt het hof 's-Gravenhage tot een andere waardering van het bewijsmateriaal. In zijn tussenarrest d.d. 31 mei 2007 acht het hof bewezen dat tussen partijen een koopprijs van € 65.000,- is overeengekomen met de afspraak dat de helft daarvan 'zwart' zal worden voldaan. In verband met het beroep van [eiser] op nietigheid van de overeenkomst vanwege deze afspraak, stelt het hof de vraag aan de orde of partijen ook zonder die afspraak een verkoop van de onderneming voor een koopprijs van € 65.000,- zouden zijn overeengekomen. Het hof bepaalt dat eerst [eiser] zich over die vraag bij akte kan uitlaten en daarna [verweerster] Dat gebeurt ook. Mede op grond van de uitlatingen van partijen in de genomen akten komt het hof in zijn eindarrest d.d. 18 december 2007 tot de slotsom, dat de vraag bevestigend kan worden beantwoord. Met in achtneming van artikel 3:41 BW acht het hof tussen partijen een koopovereenkomst van kracht uit hoofde waarvan [eiser] aan [verweerster] een koopprijs van € 65.000,- verschuldigd is. Het hof veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 41.000, - te vermeerderen met de wettelijke rente. 1.4 [Eiser] komt tijdig in cassatie met een exploot, waarin hij aanzegt cassatieberoep in te stellen tegen het eindarrest en verder twee cassatiemiddelen aanvoert. Hij laat deze cassatiemiddelen niet toelichten. [Verweerster] bestrijdt hen in het kader van de schriftelijke toelichting van haar advocaat. [eiser] heeft geen procesdossier overgelegd. 2 Bespreking van de cassatiemiddelen 2.1 's Hofs oordeel dat het beding van zwart betalen van de helft van de koopprijs niet eraan afdoet dat tussen partijen een koopovereenkomst van kracht is uit hoofde waarvan [eiser] aan [verweerster] een koopprijs van € 65.000,- verschuldigd is, wordt al geheel gedragen door de vaststelling van het hof in rov. 3 van het eindarrest dat [eiser] niet heeft tegengesproken dat ook zonder het beding inzake het gedeeltelijk zwart betalen van de koopprijs een koopovereenkomst met een koopprijs van € 65.000,- zou zijn gesloten. Tot die vaststelling heeft het hof kunnen komen gelet op de erkenning van [eiser] onder 3 van zijn akte dat "de koopovereenkomst wat hem betreft ook zou zijn gesloten zonder zodanig nietig beding". Met die erkenning liet [eiser] zijn verweer van algehele nietigheid van de koopovereenkomst varen. Hierop stranden al de klachten in de twee cassatiemiddelen. Daarbij komt nog dat cassatiemiddel I zich keert tegen het tussenarrest van het hof, dat niet in de aanzegging van het cassatieberoep is betrokken. 3. Conclusie De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden


Uitspraak

10 april 2009 Eerste Kamer 08/01494 EV/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. M.D. Winter, t e g e n [Verweerster], wonende te [woonplaats], VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. S.M. Kingma. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster]. 1. Het geding in feitelijke instanties [Verweerster] heeft bij exploot van 2 oktober 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 41.000,-- met rente en kosten. [Eiser] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de tussen partijen medio december 2002 mondeling en in februari 2003 schriftelijk vastgelegde overeenkomst van koop en verkoop wegens dwaling nietig is. De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen, getuigenverhoren en een tussenvonnis van 6 juli 2005, bij eindvonnis van 5 oktober 2005 [eiser] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 8.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2003 tot de dag der voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Tegen de vonnissen van 6 juli 2005 en 5 oktober 2005 heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Na een tussenarrest van 31 mei 2007 heeft het hof bij eindarrest van 18 december 2007 de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende in conventie en reconventie, [eiser] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 41.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente. Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. [Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep. 3. Beoordeling van de middelen De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 april 2009.