
Jurisprudentie
BH2034
Datum uitspraak2009-02-05
Datum gepubliceerd2009-02-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000730-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000730-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Medeplichtigheid tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. Opzettelijk gelegenheid verschaffen door woning voor het telen/kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen. Werkstraf van 30 uren.
Uitspraak
Parketnummer: 24-000730-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-606720-06
Arrest van 5 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 21 september 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger
beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft verklaard, geen hoger beroep te hebben willen instellen tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - als voor dit hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 5 oktober 2006 in de gemeente [gemeente] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [straat] te [plaats] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 55 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 5 oktober 2006 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
een persoon in de periode van 1 februari 2006 tot en met 5 oktober 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straat] te [plaats] (in totaal) ongeveer 55 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 februari 2006 tot en met 5 oktober 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplichtigheid tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - medeplichtigheid aan het telen van hennep door een ander, door die ander opzettelijk gelegenheid te verschaffen. Verdachtes rol bestond hierin, dat zij haar woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking heeft gesteld. Weliswaar is verdachte zelf niet direct betrokken geweest bij het telen van hennep, maar haar rol is wel van wezenlijk belang geweest om het telen mogelijk te maken.
Verdachte is, blijkens een uittreksel uit het algemeen justitiële documentatieregister
d.d. 3 november 2008, vóór het plegen van het onderhavige feit eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld. Deze feiten zijn echter niet soortgelijk aan het onderhavige feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is oplegging van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11 (oud) van de Opiumwet en de artikelen
22c (oud), 22d, 48 en 63 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. G. Dam en
mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.