Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2068

Datum uitspraak2009-02-04
Datum gepubliceerd2009-02-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850919-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 6, Wegenverkeersweg 1994. Laakbaar gedrag na ongeval, strafmaat.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850919-07 Uitspraak d.d. : 4 februari 2009 TEGENSPRAAK overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering, na aanhouding niet verschenen. VONNIS van de rechtbank Roermond,meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [M.] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [plaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2009. 2. De tenlastelegging De verdachte staat, na wijziging tenlastelegging, terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 07 oktober 2007 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N280 (komende uit de richting Roermond), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank en zonder in het bezit te zijn van een geldig Nederlands rijbewijs,op een zodanige manier over die Rijksweg N280 te rijden dat hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de rechterberm van die weg is ingereden en het aldaar naast die weg gelegen talud is opgereden en vervolgens bij het afrijden van dat talud aldaar met het door hem bestuurde motorrijtuig (in de lengterichting) over de kop is geslagen, door welk verkeersongeval [slachtoffer], zijnde een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, werd gedood althans zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn adem 345 microgram, in ieder geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn. (artikel 6 en artikel 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994) De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: a. hij op of omstreeks 07 oktober 2007 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 345 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; (artikel 8 Wegenverkeerswet 1994) b. hij op of omstreeks 07 oktober 2007 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg N280 (komende uit de richting Roermond), en toen aldaar na het gebruik van alcoholhoudende drank en zonder in het bezit te zijn van een geldig Nederlands rijbewijs, op een zodanige manier over die Rijksweg N280 heeft gereden dat hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de rechterberm van die weg is ingereden en het aldaar naast die weg gelegen talud is opgereden en vervolgens bij het afrijden van dat talud aldaar met het door hem bestuurde motorrijtuig (in de lengterichting) over de kop is geslagen,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994) De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 2. hij op of omstreeks 07 oktober 2007 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Rijksweg N280, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;(artikel 107 Wegenverkeerswet 1994) De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 3. hij op of omstreeks 07 oktober 2007 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, toen een opsporingsambtenaar hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar (een) andere dan zijn werkelijke naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven heeft opgegeven; (artikel 435 Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 januari 2009 gevorderd dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde voert de officier van justitie aan dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte is met zijn auto van de weg geraakt terwijl hij een auto bestuurde zonder rijbewijs en na gebruik van alcoholhoudende drank. Voorts is uit de aangerichte ravage af te leiden dat zijn snelheid te hoog was. Daarnaast blijkt uit het technisch onderzoek dat er geen sprake was van een gebrek aan de stuurinrichting zoals door verdachte gesuggereerd is, waaruit volgt dat het ongeval enkel veroorzaakt is door het rijgedrag van verdachte. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen waarbij de vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende nummering van fotokopiepagina’s van het in de wettelijke vorm door de politie Heythuysen, district Weert opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL 2343/07-006256, gedateerd 18 januari 2008 en de daarbij behorende bijlagen. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde Op grond van de navolgende bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 7 oktober 2007, te Baexem, onder invloed van alcohol, rijdende in een motorrijtuig op de weg daar waar deze overgaat van twee rijstroken naar één rijstrook, in de berm is terechtgekomen, een talud op en weer af is gereden en in de lengterichting, een of meerdere malen, over de kop is geslagen, ten gevolge waarvan één van de inzittenden van verdachtes auto uit de auto is geslingerd en 4 dagen later in het ziekenhuis aan de gevolgen van dit ongeval is overleden. Verdachte verklaarde bij de politie dat hij op 7 oktober 2007 in Roermond in een café enkele biertjes had gedronken waarna hij omstreeks 04.30 uur besloot met [slachtoffer] en [medepassagier] naar Weert te rijden. Bij de auto aangekomen is [slachtoffer] achterin gestapt, vervolgens heeft verdachte zelf de auto bestuurd en is richting Weert gereden. Onderweg is verdachte de macht over het stuur verloren en dacht dat hij ergens het bos was ingereden. Toen verdachte uitstapte bevond hij zich op de weg gelegen voor het asielzoekerscentrum . Een proces-verbaal d.d. 15 oktober 2007, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waarin verbalisanten verklaren dat op 7 oktober 2007 rond 05.00 uur op de Rijksweg een volledig beschadigde personenauto “Honda” schuin op de weg stond. Ter plaatse bleek dat op enkel meters van de Honda een inzittende van de auto zwaargewond en bewusteloos in de berm lag . Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse BPS-nummer 07-130332 d.d. 4 maart 2008, opgemaakt door [rapporteur], met als bijlage een fotomap met 25 foto’s en 3 situatiefoto’s, inhoudende een ongevalsbeschrijving van de rapporteur: Op de N280 te Baexem rijdende richting Weert, was ter hoogte van hectometerpaaltje 12.0 het voertuig van de weg geraakt. Het voertuig is vervolgens een stuk door de berm gereden en via het talud omhoog gereden en vervolgens bovenlangs de op het talud staande struiken en voorlangs de aldaar staande bomen gereden. Vervolgens is het voertuig weer omlaag het talud afgereden. Het voertuig heeft vervolgens met de neus de grond geraakt en is daarna minimaal één maal in de lengterichting over de kop gegaan. Vervolgens is het voertuig weer op de rijbaan tot stilstand gekomen. Tijdens het over de kop gaan van het voertuig is de inzittende die op de achterbank zat naar alle waarschijnlijkheid via de achterruit uit het voertuig geslingerd. De oorzaak van het van de weg raken kon niet achterhaald worden en moet vermoedelijk in de gedragingen van de bestuurder worden gezocht. Ten tijde van het ongeval waren er geen bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de staat van het wegdek of de auto . Ten aanzien van de snelheid De rechtbank is gelet op onderstaande van oordeel dat verdachte tijdens het plaatsvinden van het ongeval harder dan de toegestane snelheid, zijnde 80 km/u , heeft gereden. Gelet op de eigen verklaring van verdachte waarin hij aangeeft dat hij ten tijde van het ongeval, met een snelheid van ongeveer 100 km/u reed . Voorts verklaart de [getuige] dat hij op 7 oktober 2007 rijdende op de autoweg gelegen tussen Roermond en Weert, kort voor het plaatsvinden van het ongeval, met een snelheid van 80 tot 100 km/u reed, met hoge snelheid werd ingehaald door een zilverkleurige Honda en waarna die Honda uit het zicht verdween. Verderop zag hij die Honda zwaar beschadigd op de weg staan . De medepassagier van verdachte [[naam] heeft hierover verkaard hij voorafgaande aan het ongeval op de snelheidsmeter keek en zag dat verdachte op de weg waarop het ongeval plaatsvond met een snelheid van 110 km/u reed . Ten aanzien van het alcoholgebruik Verbalisanten [naam] en [naam] hadden 7 oktober 2007 om 5.15 uur het eerste directe contact met deze bestuurder (verdachte). Verbalisanten namen waar dat verdachtes adem naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook. Dit leidde tot de verdenking dat deze zijn personenauto had bestuurd onder invloed van alcohol. Verbalisanten verklaren vervolgens dat verdachte op dezelfde dag om 06.06 uur wordt bevolen mee te werken aan een onderzoek m.b.v. het ademanalyseapparaat. Verbalisanten hebben zich er van vergewist dat er 20 minuten waren verstreken na het 1e contact. Uiteindelijk heeft er een voltooid ademonderzoek plaatsgevonden . Bij het proces-verbaal van politie is gevoegd een ademanalyseformulier met starttijd 06.06 uur van de [medeverdachte], geboren [geboortedatum]. De bedienaar van het apparaat was [naam] en het resultaat 345 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht . Met betrekking tot de afwijkende naamsopgave van verdachte verwijst de rechtbank naar het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit. Ten aanzien van het slachtoffer Een samenvatting van de op het [slachtoffer] verrichte sectie waarin vermeld wordt dat er bij het slachtoffer tekenen waren van bij leven opgelopen inwerking van uitwendig mechanisch hevig botsend geweld op het hoofd met onder andere breuk van de schedelbasis. De daarmee gepaard gaande hersenletsels, zoals op te maken zijn uit de medische gegevens, welke bij sectie niet meer vast te stellen waren, hebben verwikkelingen tot gevolg gehad zoals hersenschade en hersenstamuitval waarmee het intreden van de dood zonder meer wordt verklaard . Een akte van overlijden waarin vermeld staat dat [slachtoffer] op 11 oktober 2007 is overleden . Ten aanzien van de schuldvraag Het is een feit van algemene bekendheid dat het nuttigen van alcohol het vermogen om op een adequate en veilige manier aan het verkeer deel te nemen vermindert. De combinatie van alcoholgebruik, de te hoge snelheid waarmee verdachte reed en het rijden zonder rijbewijs heeft geleid tot zeer onvoorzichtig rijgedrag. Gezien de aard en ernst van het tenlastegelegde en de omstandigheden waaronder het misdrijf is begaan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat het aan zijn schuld is te wijten dat er een ongeval heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [slachtoffer] om het leven is gekomen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde De verklaring van verdachte waarin hij aangeeft geen rijbewijs te hebben dat in Nederland geldig is. Ambtelijk verslag van proces-verbaal opgemaakt d.d. 15 oktober 2007, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waaruit, na navraag bij de gemeente Weert is gebleken dat aan verdachte nog nooit een rijbewijs is afgegeven . Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde Proces-verbaal van aanhouding waarbij verdachte op 7 oktober 2008 te 05.15 uur aangeeft te zijn:[naam] [geboortedatum] Een proces verbaal van verhoor waarin verdachte, nadat hij werd geconfronteerd met de melding van de eigenaar van de auto die de voormelde identiteit middels zijn rijbewijs aantoonde, verklaart dat hij een valse naam heeft opgegeven, waarna verdachte zijn daadwerkelijke identiteit kenbaar maakt. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 07 oktober 2007 te Baexem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N280 (komende uit de richting Roermond), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig na het gebruik van alcoholhoudende drank en zonder in het bezit te zijn van een geldig Nederlands rijbewijs, op een zodanige manier over die Rijksweg N280 te rijden dat hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de rechterberm van die weg is ingereden en het aldaar naast die weg gelegen talud is opgereden en vervolgens bij het afrijden van dat talud aldaar met het door hem bestuurde motorrijtuig (in de lengterichting) over de kop is geslagen, door welk verkeersongeval [slachtoffer], zijnde een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn adem 345 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn; 2. hij op 07 oktober 2007 te Baexem, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Rijksweg N280, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde. 3. hij op 07 oktober 2007 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, toen een opsporingsambtenaar hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar (een) andere dan zijn werkelijke naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven heeft opgegeven. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. 8. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf en de navolgende overtredingen: Ten aanzien van feit 1 primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeert in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 175 eerste en derde lid van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van feit 2: Overtreding van artikel 107, eerste lid van de wegenverkeerswet 1994. De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van feit 3: Door het bevoegd gezag naar zijn naam gevraagd een valse naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven opgeven. De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 435 van het Wetboek van Strafrecht 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie vindt dat er sprake is van laakbaar gedrag omdat het niet de eerste keer is dat verdachte zonder rijbewijs onder invloed van alcohol een motorrijtuig bestuurt, zijn medepassagier zonder verdere bemoeienis achterlaat op de plaats van het ongeval en liegt over zijn activiteiten direct na het ongeval. Er moet volgens de officier van justitie voor gezorgd worden dat verdachte zich gedurende een lange periode niet meer schuldig kan maken aan een dergelijk feit. De officier van justitie vordert bij gelegenheid van de terechtzitting op 21 februari 2009 met betrekking tot de op te leggen straf en bijkomende straf dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 jaren. Voor de overtreding van onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten eist de officier van justitie een geldboete van € 300,- voor elke overtreding. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Door het zeer onvoorzichtige rijgedrag van de verdachte heeft een zeer ernstig ongeval plaatsgevonden waarbij een dode viel te betreuren. Niet alleen heeft hij met een te hoge snelheid gereden, hij was daarbij ook onder invloed van alcoholhoudende drank en was niet in bezit van een geldig rijbewijs, waardoor verdachte tevens als zogenoemd beginnend bestuurder wordt aangemerkt. Na het ongeval bleek dat verdachte en zijn medepassagier [naam] nagenoeg ongedeerd waren en dat [slachtoffer] niet meer in de auto zat. Verdachte stelt wel dat hij nog gezocht heeft naar [slachtoffer], maar dat hij haar niet heeft kunnen vinden. De rechtbank acht deze stelling volstrekt ongeloofwaardig, nu [slachtoffer] aan de kant van de weg lag op korte afstand van de auto. Verdachte en zijn medepasagier [naam] hebben direct na het ongeval een auto aangehouden en zich door de bestuurder van die auto bij een tankstation te Baexem laten afzetten. Aldaar is door hen een andere auto aangehouden en is de bestuurder verzocht hen tegen betaling van geld naar Weert te vervoeren. Toen vervolgens de politie ter plaatse kwam heeft verdachte een valse naam opgegeven, welk voeren van die valse naam hij heeft volgehouden totdat degene wiens naam hij gebruikte zich meldde en identificeerde op het politiebureau. Uit het gedrag van verdachte blijkt dat verdachte zich na het ongeval niets heeft aangetrokken van het lot van [slachtoffer] en eventuele andere verkeersdeelnemers. Het getuigt van ontbreken van respect voor een anders lijf en leven om een slachtoffer zo achter te laten. Dat het welzijn van anderen hem niet heeft beziggehouden blijkt ook uit het feit dat verdachte zijn auto heeft achtergelaten op een niet verlichte weg terwijl deze dwars op de weg stond, met alle risico’s van dien voor andere weggebruikers. Gelet op de omstandigheid dat verdachte zeer gericht te werk ging in zijn streven om zo snel mogelijk weg te komen van de plaats van het ongeval acht de rechtbank het onaannemelijk dat er bij verdachte sprake was van paniek waardoor hij als zo handelde. Veeleer is dit gedrag ingegeven, mede blijkens het opgeven van een valse naam, door het verlangen zich te onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid en niet geconfronteerd te worden met de gevolgen van zijn handelen. Geheel in lijn met dit gedrag is de keuze van verdachte om niet ter zitting te verschijnen en zich aldaar, in het bijzijn van de nabestaanden, te verantwoorden. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank voorts ten nadele van verdachte laten meewegen het rijden zonder rijbewijs, het feit dat de verdachte in 2007 werd veroordeeld ter zake van het rijden zonder rijbewijs en daarvoor in hetzelfde jaar ook een transactie heeft voldaan en hij verder ook ter zake van rijden onder invloed eerder werd beboet. Bij de oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen heeft de rechtbank overwogen dat verdachte de verantwoordelijkheid, die het deelnemen aan het gemotoriseerd wegverkeer met zich meebrengt, kennelijk niet aankan en dat derhalve het algemene belang van de verkeersveiligheid een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen eist. Voor feiten waarbij een dodelijk slachtoffer valt te betreuren en sprake is van een grove verkeersfout hanteert de rechtbank landelijke oriëntatiepunten op grond waarvan een gevangenisstraf van 18 maanden, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 jaren als uitgangspunt bij de bepaling van de strafmaat wordt genomen. De rechtbank is van oordeel dat er in casu verzwarende omstandigheden zijn die aanleiding geven om ten nadele van verdachte van genoemd oriëntatiepunt af te wijken. Slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid kunnen recht doen aan de zwaarte van het door verdachte gepleegde misdrijf. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 23, 24, 24c, 27, 62, 91, 435 Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 107, 175, 177, 179 BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaren. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 300,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 dagen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 300,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 dagen. Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, J.H.M. Delnooz-Engels en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. J.H.M. Delnooz-Engels voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 februari 2009. Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. typ: FPET