Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2087

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers395016/CV EXPL 08-10179
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Werkneemster maakt aanspraak op hogere reiskostenvergoeding op grond van uitleg van cao-bepaling, sociale gronden en/of gelijkheidsbeginsel. Kantonrechter wijst vordering op alle grondslagen af.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 395016/CV EXPL 08-10179 datum uitspraak: 21 januari 2009 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiseres] te [woonplaats] eisende partij hierna te noemen [eiseres] gemachtigde mr. C.H. Vervoort (SRK Rechtsbijstand) tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Group 4 Securicor Aviation Security BV te Haarlemmermeer gedaagde partij hierna te noemen G4S gemachtigde mr. S.W.J. Koenen De procedure Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken: - de dagvaarding van 13 augustus 2008, met producties, - de conclusie van antwoord, - het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 19 november 2008 uitgesproken tussenvonnis, - de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 19 december 2008 gehouden comparitie van partijen. De feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast: a. [eiseres] is sedert 27 mei 1989 in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) G4S. b. De huidige functie van [eiseres] is profile agent en zij werkt op de luchthaven Schiphol. c. Het door [eiseres] genoten salaris bedraagt momenteel €1.827,63 bruto per vier weken exclusief 8%vakantietoeslag, op basis van een parttime percentage van 80%. d. [eiseres] is in oktober 1992 verhuisd van Amsterdam naar [woonplaats]. e. Artikel 5.1 van de op de arbeidsovereenkomst tussen partijen van toepassing zijnde cao bepaalt het volgende met betrekking de door G4S aan haar werknemers te verstrekken reiskostenvergoeding: “Reiskosten die worden gemaakt voor het dagelijks leven heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats, worden per maand achteraf vergoed op basis van een maandabonnement openbaar vervoer (2e klasse) interlokaal tegen de geldende tarieven. (…) 5. a. Indien de werknemer op eigen initiatief en zonder toestemming van de werkgever gaat verhuizen naar een andere woonplaats dan hij woonde ten tijde van het afsluiten van de eerst arbeidsovereenkomst, zal de werkgever niet verplicht zijn het meerdere aan reiskosten uit te betalen. (…)” f. [eiseres] heeft diverse malen aan G4S verhoging van haar reiskostenvergoeding verzocht in verband met haar verhuizing van Amsterdam naar [woonplaats]. G4S heeft die verzoeken telkens afgewezen. g. [eiseres] ontvangt thans nog steeds de reiskostenvergoeding gebaseerd op de afstand Schiphol-Amsterdam. h. Bij brief van 28 februari 2007 heeft G4S het volgende aan [eiseres] geschreven: “(…) Conform het bepaalde in artikel 5.1 lid 5 sub a van de CAO is de werkgever niet verplicht de reiskostenvergoeding te verhogen indien de werknemer op eigen initiatief naar een andere woonplaats verhuist. Door het managementteam is besloten dat met ingang van 1 januari 2005 uitsluitend dispensatie kan worden verleend op basis van bijzondere sociale gronden. In uw situatie is hiervan voor zover ik kan nagaan geen sprake. (…)” De vordering [eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, G4S zal veroordelen: 1. a. tot betaling van de reiskostenvergoeding woon-werk op basis van de feitelijke afstand Schiphol (Havenmeesterweg 317; 1118CE) – [woonplaats] ([adres]), zijnde 37,8 kilometer enkele reis, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003 tot op heden, conform artikel 5.1 lid 1 van de CAO G4S Aviation Security BV en onder aftrek van de in die periode aan [eiseres] betaalde reiskostenvergoeding (dit was: €44,11 netto per maand in 2003, €48,26 netto per maand in 2004, €50,14 netto per maand in 2005 en €53,01 netto per maand in 2006 en 2007); b. tot betaling van de reiskostenvergoeding woon-werk op basis van de feitelijke afstand Schiphol (Havenmeesterweg 317; 1118CE) – [woonplaats] ([adres]), zijnde 37,8 kilometer enkele reis, voor de toekomstige tijdvakken; 2. tot afgifte van deugdelijke loonstroken over bovenvermelde betalingen; 3. tot betaling van de wettelijke vertragingsverhoging ex artikel 7:625 BW ter grootte van 50% over de in punt 1 vermelde vorderingen; 4. tot betaling van de wettelijke rente over de vorderingen zoals deze voortvloeien uit de posten 1 en 3; 5. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform aanbeveling II van Rapport Voorwerk II, te dezen te stellen op €450,00 exclusief BTW rechtstreeks te betalen aan de gemachtigde van [eiseres]; 6. tot betaling van de proceskosten. [eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grond¬slag gelegd: [eiseres] maakt aanspraak op de reiskostenvergoeding woon-werk op basis van de feitelijke afstand Schiphol-[woonplaats], met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003. [eiseres] is primair van oordeel dat zij destijds niet op eigen initiatief is verhuisd. Zij was genoodzaakt haar woning in Amsterdam te verlaten. Zij beschikte niet over andere woonruimte in Amsterdam en moest toen noodgedwongen in [woonplaats] in het huis van haar vriend, haar huidige levenspartner, gaan wonen. Daarbij is [eiseres] van oordeel dat sprake is van sociale gronden, op grond waarvan G4S zelf heeft aangegeven een uitzondering te maken. Zij verwijst hiervoor naar de brief van G4S van 28 februari 2007. Subsidiair doet [eiseres] een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Diverse collega’s van Win-kelman hebben namelijk na een verhuizing op eigen initiatief wel een aanpassing van de reis-kostenvergoeding gekregen. Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft G4S [eiseres] genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. [eiseres] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van €450,00 exclusief omzetbelasting. G4S dient deze kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [eiseres] te voldoen. Voorts is G4S de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd geworden. Het verweer G4S betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan: Het is niet juist dat [eiseres] in oktober 1992 noodgedwongen van Amsterdam naar [woonplaats] is verhuisd, althans dat deze verhuizing niet op eigen initiatief zou hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van G4S komt het verlaten van de woning in onderhuur geheel voor rekening en risico van [eiseres], nu nergens uit blijkt dat [eiseres] zich heeft ingespannen om elders woonruimte in Amsterdam te vinden. De keuze van [eiseres] voor [woonplaats] is aldus vrij geweest en valt uitdrukkelijk onder de noemer “op eigen initiatief” zoals genoemd in de cao. Er is in het geval van [eiseres] geen sprake van bijzondere sociale gronden. Er is immers niet komen vast te staan dat de verhuizing nar [woonplaats] noodgedwongen moest geschieden. Dat [eiseres] destijds is gaan samenwonen is de oorzaak en niet het gevolg van de verhuizing geweest en valt onder de genoemde definitie van eigen initiatief. Het “gelijkheidsbeginsel” komt in het arbeidsrecht geen zelfstandige betekenis toe. Hoofdregel is dat een individuele werknemer met de werkgever één op één afspraken maakt voor wat betreft de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden en dat derden daaraan geen rechten kunnen ontlenen. G4S betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten. Deze vallen onder de polisdekking van de gemachtigde van [eiseres]. Bovendien zijn er door de gemachtigde van [eiseres] nauwelijks buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. Indien en voor zover in rechte komt vast te staan dat G4S wel de aanvullende reiskostenvergoeding verschuldigd is en dat zij daarover de wettelijke verhoging verschuldigd is, is G4S van mening dat deze wettelijke verhoging dient te worden gematigd tot nihil. De beoordeling van het geschil “op eigen initiatief” uit de cao 1. Met G4S is de kantonrechter van oordeel dat de verhuizing van [eiseres] in1992 van Amsterdam naar [woonplaats] gezien moet worden als een verhuizing die op eigen initiatief van [eiseres] heeft plaatsgevonden. Vast staat immers dat [eiseres] destijds in Amsterdam in onderhuur over woonruimte beschikte, die zij moest verlaten. Zij had er rekening mee moeten houden dat zij als onderhuurster een zwakke positie had en had er dus tijdig voor moeten zorgen elders woonruimte in Amsterdam te vinden. Gebleken is voorts dat zij ervoor heeft gekozen in [woonplaats] te gaan wonen in de woning van haar toenmalige vriend en huidige levenspartner. Op geen enkele wijze heeft [eiseres] gesteld of voldoende aannemelijk gemaakt dat zij serieus heeft geprobeerd in Amsterdam andere woonruimte te vinden. Eén en ander brengt de kantonrechter tot de conclusie dat sprake is geweest van een vrije keuze voor [woonplaats], zodat de verhuizing binnen de definitie “op eigen initiatief” uit de cao valt. 2. Deze grondslag van de vordering kan daarom niet tot toewijzing daarvan leiden. Sociale gronden 3. Het feit dat [eiseres] in 1992 haar woning in Amsterdam diende te verlaten is, zoals door G4S terecht is aangevoerd, geen sociale grond op basis waarvan G4S de reiskostenvergoeding zou moeten verhogen. Het is immers een eigen keuze van [eiseres] geweest om naar [woonplaats] te verhuizen, terwijl voorts ook hier geldt dat [eiseres] op geen enkele manier heeft gesteld of voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij destijds serieuze pogingen heeft ondernomen om elders in Amsterdam woonruimte te vinden. 4. Het feit dat [eiseres] destijds is gaan samenwonen is evenmin, zoals G4S terecht heeft aangevoerd, een sociale grond die tot verhoging van de reiskostenvergoeding zou moeten leiden. Het is ten slotte de vrije keuze om al dan niet te gaan samenwonen, nu gesteld noch gebleken is dat voor dat samenwonen, anders dan het verliezen van de woonruimte in Amsterdam, andere redenen waren die mogelijk tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. 5. Ook deze grondslag kan daarom niet tot toewijzing van de vordering leiden. Gelijkheidsbeginsel 6. Ten slotte heeft [eiseres] zich op het gelijkheidsbeginsel beroepen. Daarvoor is vereist dat het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat G4S de reiskostenvergoeding op basis van de afstand Schiphol-[woonplaats] niet aan [eiseres] toekent. 7. Door [eiseres] is echter onvoldoende gesteld op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd zou zijn dat haar situatie gelijk is aan die van de door haar genoemde collega’s. Het enkele feit dat die anderen andersluidende afspraken hebben kunnen maken met G4S, brengt niet met zich dat dus het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden. Onvoldoende gebleken is derhalve dat hier sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld en dat daardoor het onthouden van de hogere reiskostenvergoeding aan [eiseres] onaanvaardbaar zou zijn in de zin als onder 6. bedoeld. 8. Ook deze grondslag kan daarom niet tot toewijzing van de vordering leiden. Slotsom 9. Nu geen van de grondslagen tot toewijzing van de vordering kan leiden, moet de vordering worden afgewezen en behoeft de kantonrechter niet in te gaan op de eveneens ingestelde nevenvorderingen met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke verhoging en rente. 10. De vordering wordt afgewezen, zodat [eiseres], als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten zal worden veroordeeld. Beslissing De kantonrechter: Wijst de vordering af. Veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van G4S begroot op €400,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.