Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2188

Datum uitspraak2009-02-04
Datum gepubliceerd2009-02-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers75643 / HA ZA 08-2322
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseressen vorderen schade wegens verzakkingen aan hun panden. Zij wijten dit aan gedaagde, die in de nabijheid van hun woningen een nieuwbouwproject heeft gebouwd. Het causaal verband tussen de activiteiten van geddaagde en de verzakkingen kan echter niet zomaar worden aangenomen. De rechbank beveelt een deskundigenbericht. De bewijslast van het causaal verband rust op eiseressen. Geen omkering van de bewijslast. Ook geen toepassing van art. 6:99 BW (alternatieve causaliteit).


Uitspraak

vonnis RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 75643 / HA ZA 08-2322 Vonnis van 4 februari 2009 in de zaak van 1. [eiser 1], wonende te Lage Zwaluwe, 2. [eiser 2], wonende te Lage Zwaluwe, eiseressen, advocaat mr. A.P.G.J.A. Wijnans te Dongen, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GN BOUW B.V., gevestigd te Dordrecht, gedaagde, advocaat mr. V.J. Groot te Dordrecht. Partijen zullen hierna [eisers] en GN Bouw genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 27 augustus 2008 en de daarin genoemde stukken; - het proces-verbaal van comparitie van 18 november 2008 en de daarin genoemde stukken. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eisers] is eigenaar van de panden gelegen aan de [adres 1] 26-28, 30, 32, 34 en 36 te Dordrecht. 2.2. In of omstreeks de periode van 2004 tot 2007 heeft GN Bouw een nieuwbouwproject, genaamd ‘De Zwaanhof’, gerealiseerd in de onmiddellijke nabijheid van deze panden. 2.3. De ingenieursbureaus Fugro en Concretio hebben sinds 2002 een groot aantal panden in de binnenstad van Dordrecht gemonitord. Dit vloeide voort uit een opdracht van de gemeente Dordrecht om mogelijke funderingsproblemen in de binnenstad in kaart te brengen. In dit kader zijn ook de panden gelegen aan de [adres 1] 26-28 (hierna: panden 26-28) door Fugro en Concretio gemonitord. 2.4. Uit de rapportages die in 2006 en in 2007 door Fugro en Concretio zijn uitgebracht, blijkt dat bij de panden 26-28 een plotselinge toename van de zakkingsnelheid is geconstateerd, met mogelijke schade aan de panden 26-28 tot gevolg. 3. Het geschil 3.1. [eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, (behoudens het onder I gevorderde) uitvoerbaar bij voorraad: I. verklaart voor recht dat GN Bouw onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en daarom gehouden is de door [eisers] geleden en nog te lijden schade te vergoeden; II. GN Bouw veroordeelt om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting de door haar geleden en nog te lijden schade te vergoeden, welke schade nader moet worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet; III. GN Bouw veroordeelt in de kosten van de procedure. 3.2. [eisers] stelt daartoe het volgende. Door of vanwege de werkzaamheden van GN Bouw in het kader van het nieuwbouwproject ‘De Zwaanhof’ is schade aan de panden van [eisers] ontstaan. [eisers] beperkt zich in het kader van deze procedure tot de panden 26-28. Dat de verzakkingsschade aan de panden 26-28 door deze werkzaamheden van GN Bouw is ontstaan, blijkt uit de rapportages van Fugro en Concretio en daarnaast uit de rapportage van Exact Expertise die op verzoek van [eisers] is opgesteld. Na aanvang van de werkzaamheden van GN Bouw is de zogenaamde handhavingtermijn van de panden 26-28 van 25 jaar naar 10 jaar of minder gegaan. Panden die verder van het nieuwbouwproject vandaan gelegen zijn, hebben geen verzakkingsschade. De samenhang tussen de werkzaamheden en de door [eisers] geleden schade is ook erkend door de heer [betrokkene 1] van GN Bouw. [betrokkene 1] heeft op 15 november 2005 de schade in pand 26 bekeken en gezegd dat [eisers] maar een aannemer naar de schade moest laten kijken. Nu de verzakkingsschade is ontstaan door de werkzaamheden van GN Bouw, heeft GN Bouw onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld en dient zij de door [eisers] geleden en nog te lijden schade te vergoeden. Gelet op de specifieke omstandigheden verzoekt [eisers] toepassing van het leerstuk van de alternatieve causaliteit, zoals geregeld in artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het is dan aan GN Bouw om te bewijzen dat oorzakelijk verband tussen haar werkzaamheden en de schade van [eisers] ontbreekt. Subsidiair wordt een beroep gedaan op de eisen van redelijkheid en billijkheid, welke in dit geval meebrengen dat de bewijslast dient te worden omgekeerd. GN Bouw beschikt over alle gegevens betreffende fundering en constructies of dient daar in ieder geval over te beschikken. Het verweer 3.3. GN Bouw voert verweer. [betrokkene 1] is een schade-expert van Lengkeek, Laarman & De Hosson. Hij is niet bevoegd om GN Bouw te vertegenwoordigen. In de rapportages van Fugro en Concretio wordt geen verband gelegd tussen de verzakkingen en de werkzaamheden van GN Bouw. Een causaal verband is evenmin vastgesteld in het rapport van Exact Expertise, dat door [eisers] met een vooraf gegeven doelstelling is opgevraagd. Betwist wordt dat er een causaal verband is tussen de werkzaamheden van GN Bouw en de verzakkingsschade van de panden 26-28. In voornoemde rapportages is geen rekening gehouden met de reeds bestaande scheefstand van ongeveer 20 millimeter van de rechterzijgevel van de panden 26-28. Als deze in de berekening wordt meegenomen blijkt dat de scheefstand tijdens de nieuwbouw is afgenomen en dat de panden feitelijk steeds rechter zijn komen te staan. Uit het bouwkundig vooropnamerapport van 15 juni 2005 blijkt dat de panden 26-28 uit de loodlijn/waterpaslijn liggen en dat er voorts een groot aantal gebreken is geconstateerd. Bij de panden aan de [adres 1] 22 tot en met 46 hebben zich in de loop der jaren eveneens funderingsproblemen voorgedaan. Bij de panden 40-42 en 44-46 heeft funderingsherstel plaatsgevonden. Uit de rapportages van Fugro en Concretio blijkt dat er gedurende de gehele bouwperiode geen sprake is geweest van een verlaagde grondwaterstand. Verlaagde grondwaterstanden kunnen tot extra verzakkingen leiden. GN Bouw heeft haar werkzaamheden zorgvuldig uitgevoerd, juist om schade aan de belendende panden te voorkomen. De oorzaak van de verzakkingsschade moet in de visie van GN Bouw worden gezocht in een combinatie van factoren en primair in de wijze van funderen en de slechte staat van de panden 26-28. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rust de bewijslast van het causaal verband tussen de werkzaamheden van GN Bouw en de verzakkingsschade op [eisers] Een beroep op artikel 6:99 BW gaat niet op. [eisers] heeft geen argumenten aangedragen op grond waarvan de bewijslast zou moeten worden omgekeerd. 4. De beoordeling 4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de panden 26-28 een versnelde zakking hebben ondervonden, waardoor schade aan deze panden is ontstaan. Partijen zijn verdeeld over de vraag of er causaal verband bestaat tussen de bouwwerkzaamheden van GN Bouw aan ‘De Zwaanhof’ – die volgens GN Bouw in augustus 2005 zijn begonnen – en de geconstateerde verzakkingen van de panden 26-28. 4.2. [eisers] heeft niet betwist dat [betrokkene 1] niet bevoegd was GN Bouw te vertegenwoordigen. Evenmin heeft [eisers] gesteld dat zij, op grond van een door GN Bouw gewekte schijn, heeft aangenomen en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen aannemen dat [betrokkene 1] bevoegd was GN Bouw te vertegenwoordigen. Aan het argument dat [betrokkene 1] namens GN Bouw de schade aan panden 26-28 en het causaal verband tussen deze schade en de werkzaamheden van GN Bouw zou hebben erkend, zal de rechtbank dan ook verder voorbij gaan. 4.3. In de rapportage van ingenieursbureau Concretio van februari 2006 is onder meer het volgende vermeld: ‘[…] Er is een 4-tal meetboutjes geplaatst, B242-W1 t/m B242-W4. De meetnauwkeurigheid bedraagt ca. 1,0 mm. De grootste zakking is opgetreden in bout B242-W3: 9,0 mm. Deze is geheel in het laatste halfjaar opgetreden. Ook in de overige meetboutjes zijn zakkingen gemeten van 1 à 4 mm in het laatste halfjaar. In de twee eerdere meetjaren lag de zakkingsnelheid duidelijk lager. Mogelijk zijn er constructieve wijzigingen aan het pand uitgevoerd, of is er samenhang met de bouwwerkzaamheden op de hoek [adres 1]-[adres 2], waar op dit moment de Zwaanhof wordt gerealiseerd. Geadviseerd wordt nader te onderzoeken wat de oorzaak is van de plotselinge toename van de zakkingsnelheid. […]’ 4.4. In de rapportage van Exact Expertise Schade-experts van 18 januari 2008 is onder meer het volgende vermeld: ‘[…] In 2005 is links van de opstallen hierboven genoemd ([adres 1] 26, 30, 32 en 36 te Dordrecht, toevoeging rechtbank) een appartementencomplex gerealiseerd ‘De Zwaanhof’ door GN Bouw. Ten gevolge van deze werkzaamheden is schade ontstaan aan de eigendommen van mevrouw Schotel. Zij verzocht ons de schade te inventariseren en onze voorlopige bevindingen te rapporteren. […] Conclusie Door de vooropname te vergelijken met onze opname blijkt de linker zijgevel van [adres 1] 26-28 sterk verzakt, hetgeen blijkt uit de aangetroffen scheurvorming. Als dan ook nog de sterke zetting van met name de linker zijgevel blijkt uit de monitoring van de hoogtebouten kan er niet anders geconcludeerd worden, dat de bouw van het appartementencomplex verantwoordelijk is voor de zakking en ten gevolge hiervan de schade aan voornoemde opstal. […]’ 4.5. In de rapportage van Exact Expertise Schade-experts wordt gesteld dat er een causaal verband is tussen de werkzaamheden van GN Bouw en de verzakking van de panden 26-28, maar deze conclusie wordt in deze rapportage niet onderbouwd. In de rapportage van Concretio wordt de mogelijkheid dat de verzakkingsschade is veroorzaakt door de werkzaamheden van GN Bouw genoemd, maar Concretio heeft niet onderzocht of dit daadwerkelijk het geval is. Anders dan door [eisers] is betoogd, kan uit deze rapportages en uit de overige omstandigheden dan ook niet worden afgeleid dat er een causaal verband is tussen de werkzaamheden van GN Bouw en de verzakkingen van de panden 26-28. 4.6. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van het gestelde causale verband tussen de werkzaamheden van GN Bouw en de verzakkingsschade op [eisers] Anders dan door [eisers] is betoogd, kan de bewijslast in dit geval niet worden omgekeerd op grond van het leerstuk van de alternatieve causaliteit, zoals geregeld in artikel 6:99 BW. Voor toepassing van artikel 6:99 BW is in dit geval immers vereist dat de (volledige) schade kan zijn veroorzaakt door GN Bouw en dat er daarnaast één of meer anderen zijn die deze schade (geheel of gedeeltelijk) kunnen hebben veroorzaakt. Eén en ander staat nog geenszins vast, nog daargelaten dat [eisers] niet heeft gesteld dat er één of meer anderen zijn die de verzakkingsschade geheel of gedeeltelijk kunnen hebben veroorzaakt. Dat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de regeling van artikel 6:99 BW. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de bewijslast om te keren. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (arrest van 31 oktober 1997, NJ 1998, 85) is bewijsnood op zichzelf onvoldoende reden om de bewijslast om te keren. Andere omstandigheden die in dit geval zouden meebrengen dat de bewijslast moet worden omgekeerd, zijn door [eisers] niet gesteld. 4.7. De rechtbank acht het noodzakelijk een deskundigenbericht in te winnen omtrent het door [eisers] gestelde causaal verband tussen de werkzaamheden van GN Bouw en de verzakkingsschade aan de panden 26-28. Aan de deskundige dienen naar het oordeel van de rechtbank de volgende vragen te worden voorgelegd: 1. Wat is de oorzaak van de versnelde verzakkingen die vanaf ongeveer medio 2005 zijn opgetreden bij de panden 26-28? 2. Is er een causaal verband met de bouwwerkzaamheden van GN Bouw in het kader van het nieuwbouwproject ‘De Zwaanhof’? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zijn er andere relevante oorzaken? 3. Hoe beoordeelt u de staat van de fundering van de panden 26-28? Waarop zijn de panden 26-28 gefundeerd? Is er sprake van een bestaande scheefstand van de panden 26-28? 4. Welke maatregelen zijn door GN Bouw genomen om schade aan de panden 26-28 te voorkomen? Zijn deze maatregelen in uw visie afdoende om schade te voorkomen? 5. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn? 4.8. De rechtbank heeft de volgende deskundige benaderd: dhr. ir. A.F. van Weele, werkzaam bij IFCO Funderingsexpertise B.V. De deskundige heeft zich bereid verklaard de onder 4.7. genoemde vragen te beantwoorden en terzake te rapporteren. 4.9. De deskundige heeft zijn kosten begroot op een bedrag van € 5.350 excl. 19% BTW (€ 6.366,50 incl. BTW). Ten aanzien van de derde vraag heeft de deskundige opgemerkt dat het mogelijk noodzakelijk zal zijn om een zogenaamd ‘veldonderzoek’ ter plaatse uit te voeren. De aanvullende kosten daarvan zullen ongeveer € 1.500 excl. BTW (€ 1.785 incl. BTW) bedragen. Het voorschot van in totaal (€ 6.366,50 incl. BTW + € 1.785 incl. BTW =) € 8.151,50 incl. BTW zal moeten worden voldaan door [eisers], nu op haar de bewijslast rust. Voor zover het door de deskundige genoemde veldonderzoek niet noodzakelijk zal blijken te zijn, zal het bedrag van € 1.785 incl. BTW worden teruggestort. 4.10. Voordat wordt overgegaan tot benoeming van ir. A.F. van Weele als deskundige zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aan de deskundige te stellen vragen, de persoon van de deskundige, de door de deskundige begrote kosten en het begrote voorschot. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen zoals hierna vermeld. 4.11. Iedere nadere beslissing wordt aangehouden. 5. De beslissing De rechtbank bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 maart 2009 voor het (gelijktijdig) nemen van een akte door beide partijen, waarin zij zich uitlaten over: - de aan de deskundige te stellen vragen (zie 4.7.); - de persoon van de te benoemen deskundige (zie 4.8.); - de door de deskundige begrote kosten/het te betalen voorschot (zie 4.9.); houdt iedere nadere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2009.