Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2209

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.007.056.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wijziging van omstandigheden; opzegging van dienstbetrekking door alimentatieplichtige; hof gaat uit van feitelijke situatie alsmede van een toekomstige omstandigheid.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 21 januari 2009 Zaaknummer : 200.007.056.01 Rekestnr. rechtbank : F2 RK 07-2648 [de man], wonende te [woonplaats], [land], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de man, advocaat mr. A.T. Tilburg, tegen [de vrouw], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. K.C. Diepstraten. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 22 mei 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2008. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 11 juli en 11 november 2008 aanvullende stukken ingekomen. De vrouw heeft op 18 juli 2008 een verweerschrift ingediend. Op 17 december 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is het verzoek van de man om de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005 te wijzigen, in die zin dat hij met ingang van 1 september 2007 niet langer gehouden is een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud aan de vrouw (hierna: partneralimentatie) te betalen, afgewezen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil zijn ten aanzien van de partneralimentatie voor de vrouw, de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. 2. De man verzoekt het hof, althans zo begrijpt het hof het verzoek van de man, de bestreden beschikking te vernietigen, met wijziging van de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005, en zijn verzoek tot nihilstelling van de partneralimentatie met ingang van 1 september 2007 alsnog toe te wijzen, althans met ingang van een andere in goede justitie vast te stellen datum de partneralimentatie op nihil te stellen, subsidiair te bepalen dat middels een in de beschikking in hoger beroep op te nemen staffel de onderhoudsverplichting zal afnemen met bepaling van een datum dat aan de onderhoudsplicht een einde is gekomen. Dit alles kosten rechtens. 3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de man af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure. 4. Het hof overweegt als volgt. Wijziging van omstandigheden 5. Tussen partijen staat onweersproken vast dat, sinds de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005, zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan. Deze wijziging is gelegen in een inkomensdaling aan de zijde van de man, nu de man zijn arbeidsovereenkomst in Nederland heeft opgezegd en in [land] is gaan wonen en werken, alsmede in een inkomensstijging aan de zijde van de vrouw, nu de vrouw in plaats van twee dagen in de week drie dagen is gaan werken. Het hof zal bezien of deze wijziging met zich brengt dat de onderhoudsverplichting, zoals vastgelegd in de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005, niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Behoefte van de vrouw 6. Het hof is van oordeel dat de behoefte van de vrouw door uitbreiding van haar werkzaamheden van twee dagen naar drie dagen in de week niet wordt aangetast, nu de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij haar werkzaamheden heeft uitgebreid omdat de man is opgehouden partneralimentatie te betalen en dat zij weer meer voor de kinderen wil gaan zorgen en derhalve in het belang van de kinderen weer minder wil gaan werken indien de man de partneralimentatie weer gaat betalen. De inkomensstijging aan de zijde van de vrouw heeft mitsdien niet tot gevolg dat de onderhoudsverplichting, zoals vastgelegd in de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005, niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Draagkracht van de man 7. Hoewel gesteld kan worden dat de man bij de keuzes die hij heeft gemaakt onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn verplichtingen ten aanzien van de vrouw en het aan de man te wijten is dat hij thans nauwelijks een inkomen geniet, nu hij zijn goedbetaalde baan bij [bedrijf] heeft opgezegd en in verband met een nieuwe relatie naar [land] is verhuisd, is het hof van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de feitelijke situatie zoals die thans voorligt. Gelet op het inkomen van € 500,- bruto/netto per maand dat de man in [land] verdient, is het hof van oordeel dat de man thans geen draagkracht heeft enige partneralimentatie aan de vrouw te betalen. 8. Het hof is echter eveneens van oordeel dat van de man verwacht mag worden dat hij zich inspant een inkomen te verwerven conform zijn verdiencapaciteit en zal de man daartoe tot 1 september 2009 de gelegenheid geven. Het hof acht het daarbij niet redelijk om een verdiencapaciteit van de man in aanmerking te nemen die gelijk is aan zijn laatstgenoten inkomen in Nederland. Het hof verwacht van de man dat hij zich dusdanig zal inspannen zijn inkomen op peil te brengen dat hij in ieder geval in staat is met ingang van 1 september 2009 een bedrag van € 400,- per maand aan partneralimentatie aan de vrouw te betalen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de man ter zitting heeft verklaard dat hij met zijn nieuwe partner op 26 juni 2008 is gehuwd en zij de zorg hebben voor twee minderjarige kinderen uit een eerdere relatie van die partner, waarvoor geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding wordt betaald en dat de man bij is met het betalen van de door hem verschuldigde kosten terzake de verzorging en opvoeding van zijn kinderen uit zijn eerder huwelijk met de vrouw. 9. De inkomensdaling aan de zijde van de man heeft mitsdien tot gevolg dat de onderhoudsverplichting, zoals vastgelegd in de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005, niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Het hof zal, met wijziging van de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 december 2005, de partneralimentatie met ingang van 1 september 2007 op nihil stellen en met ingang van 1 september 2009 op € 400,- per maand. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de man sinds 1 september 2007 geen alimentatie meer ten behoeve van de vrouw aan haar heeft betaald. Proceskosten 10. Het hof ziet geen aanleiding de man te veroordelen in de proceskosten en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren. Het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man in de proceskosten wordt derhalve afgewezen. 11. Mitsdien beslist het hof als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende: bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 7 december 2005 van de rechtbank ‘s-Gravenhage - de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw ten laste van de man, met ingang van 1 september 2007 op nihil en met ingang van 1 september 2009 op € 400,- per maand; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Husson en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2009.