Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2217

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.006.429/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Alimentatie ex-echtgenoot: wel een wijziging van omstandigheden doch de alimentatieverplichting voldoet nog altijd aan de wettelijke maatstaven.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 21 januari 2009 Zaaknummer : 200.006.429/01 Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-1053 [appellant], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de man, advocaat mr. A.A.J. Maat, tegen [verweerder], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. J.L.M. Burlet. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 29 april 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 februari 2008 van de rechtbank Middelburg. De vrouw heeft op 4 juli 2008 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 19 september 2008 en op 1 december 2008 aanvullende stukken ingekomen. Op 10 december 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man en de vrouw, bijgestaan door hun respectieve advocaten. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Het hof gaat uit van de volgende feiten: De man en de vrouw zijn op 23 december 1977 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 22 september 2004 van de rechtbank Middelburg heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en, onder meer, uitvoerbaar bij voorraad, ten laste van de man een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 800,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Deze beschikking is bij beschikking van 27 april 2005 van het gerechtshof ’s-Gravenhage bekrachtigd. De echtscheidingsbeschikking is op 7 januari 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw bedraagt thans –na indexering- € 839,81 per maand. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van de rechtbank Middelburg van 22 september 2004 in die zin dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud met ingang van 1 juni 2007, althans met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum, op nihil wordt gesteld, afgewezen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw. 2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door hem aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud wordt bepaald op nihil, althans op zodanig bedrag als het hof vermeent te behoren, zulks met ingang van zodanig tijdstip als het hof vermeent te behoren. 3. De vrouw verzoekt het verzoek van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. 4. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door de man overgelegde draagkrachtberekening waaruit blijkt dat hij slechts een bijdrage kan betalen van € 779,-. Voorts stelt de man dat de vrouw in staat moet worden geacht geheel, althans gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zij heeft, volgens de man, hiertoe geen enkel initiatief genomen. 5. De vrouw stelt dat zij nog steeds niet in staat is om geheel of gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud te voorzien, aangezien haar gezondheidstoestand sinds 2005 niet is verbeterd. Voorts is de vrouw van mening dat er in 2006 geen sprake was van een drastische inkomensachteruitgang van de man. Indien zijn financiële situatie al zou zijn gewijzigd, dan is dit volgens de vrouw geheel aan de man te wijten. Anderzijds stelt de vrouw dat er klaarblijkelijk sprake was van een tijdelijke inkomensvermindering. 6. Het hof stelt voorop dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij een latere rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. 7. Het hof gaat, op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van het volgende uit. De vrouw heeft in 2005 een herseninfarct gehad en zij kampt nog steeds met gezondheidsproblemen. Het hof heeft bij bovengenoemde beschikking van 27 april 2005 overwogen dat niet te verwachten is dat de vrouw binnen afzienbare tijd geheel of gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien, aangezien aannemelijk is geworden dat zij zelfs niet in staat is geheel of gedeeltelijk door arbeid inkomsten te verwerven. De vrouw heeft naar aanleiding van vragen van het hof verklaard dat het thans slechter met haar gaat en dat zij zelfs niet meer in staat is om vrijwilligerswerk te verrichten. In juni 2005 is de man firmant geworden in de [v.o.f.], bij welke vennootschap hij tot die tijd in loondienst werkzaam was. 8. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de man in juni 2005 als firmant is toegetreden tot de [v.o.f.]. Het hof is voorts met de rechtbank van oordeel dat niet, althans onvoldoende, is gebleken dat de bij de echtscheidingsbeschikking bepaalde, en door het gerechtshof bekrachtigde, door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw door deze wijziging van omstandigheden niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De man verzoekt wijziging met ingang van 1 juni 2007, dan wel met ingang van een zodanige datum als het hof vermeent te behoren. De man heeft enkel de jaarstukken van de [v.o.f.] van het jaar 2006 overgelegd. Financiële gegevens met betrekking tot 2007 en 2008 zijn niet overgelegd. Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij niet in staat is ook maar enig bedrag aan alimentatie te betalen, temeer nu de man ter terechtzitting heeft verklaard dat de resultaten van de onderneming in vergelijking met 2006 een stuk beter zijn. Daarnaast is het hof van oordeel dat de behoefte van de vrouw ten opzichte van 2005 niet is gewijzigd, nu het hof niet is gebleken dat de vrouw inmiddels in staat is geheel of gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen. 9. Mitsdien zal het hof als volgt beslissen. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Mos-Verstraten en van Dijk, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2009.