Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2248

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers302498 / HA ZA 08-598
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bedreiging NS-personeel met vuurwapen. Vordering NS op grond van 6:107 en 6:107a BW toegewezen.


Uitspraak

Uitspraak Rechtbank Rotterdam Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 302498 / HA ZA 08-598 Uitspraak: 21 januari 2009 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS REIZIGERS B.V., gevestigd te Utrecht, eiseres, advocaat mr. C.H.M. Konings, - tegen - [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, advocaat mr. G.R. Stolk. Partijen worden hierna aangeduid als “NS” respectievelijk “[gedaagde]”. 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 19 februari 2008 en de door NS overgelegde producties; - conclusie van antwoord; - conclusie van repliek, met producties; - conclusie van dupliek. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6] en [persoon 7] zijn allen als werknemer in dienst van NS. 2.2 Op 13 december 2004 bevond [gedaagde] zich in een reizigerstrein die reed op het traject van station Rotterdam-Centraal naar station Dordrecht. 2.3 [persoon 5] had op die dag als hoofdconductrice dienst in deze trein. In deze trein was voorts een zogenaamde controleploeg Proces Bijzondere Taken aanwezig. Dit is een mobiele controleploeg die belast is met extra controles op vervoer¬bewijzen in de trein en bij de toegang tot een perron op een station. Deze ploeg bestond uit [persoon 2], [persoon 1], [persoon 3], [persoon 7] en [persoon 6]. Ook [persoon 4], gekleed in het uniform van een controleur van NS, bevond zich in deze trein. Zij was klaar met haar dienst en was onderweg naar huis. 2.4 Bij controle trof [persoon 7] [gedaagde] aan. Op verzoek van [persoon 7] kon [gedaagde] geen geldig vervoerbewijs tonen. [gedaagde] verleende geen medewerking aan het alsnog kopen van een vervoerbewijs. De heer Jewlal heeft vervolgens via de portofoon de overige collega’s om assistentie gevraagd. De trein stond inmiddels stil op het station Dordrecht. [gedaagde] heeft na enige schermutselingen een vuurwapen getrokken. Hij heeft [persoon 1], [persoon 2], [Persoon 5], [persoon 4] en [persoon 3] daarmee bedreigd. Hierdoor kon zij zich uit de voeten maken. Op het perron heeft [gedaagde] vervolgens [persoon 6] met het vuurwapen bedreigd. 2.5 Achteraf is uit onderzoek van de politie gebleken dat het vuurwapen tot vuren gereed was. De hamer van het pistool was gespannen en de veiligheidspal stond niet op veilig. 2.6 Op 1 maart 2007 is [gedaagde] onder meer in verband met deze bedreigingen (“bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”) door de rechtbank te Dordrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij diezelfde uitspraak is [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van € 400,00 aan immateriële schadevergoeding per persoon aan [persoon 6], [persoon 2], [persoon 1], [persoon 3], [persoon 4] en [Persoon 5]. Voorts is [gedaagde] veroordeeld tot het volgen van gedrags¬trainingen. Dit vonnis is onherroepelijk geworden. 2.7 In verband met de bedreiging door [gedaagde] hebben de volgende personen zich arbeidsongeschikt gemeld: - [Persoon 2] van 15 tot en met 17 december 2004. Haar nettoloon over die periode bedroeg € 182,93. - [persoon 3] van 15 tot en met 19 december 2004. Zijn nettoloon bedroeg over die periode € 292,72. - [Persoon 4] van 16 december 2004 tot en met 23 mei 2005. Haar nettoloon bedroeg over die periode € 8.448,02. - [persoon 5] van 16 tot en met 20 december 2004 en van 25 december 2004 tot en met 1 augustus 2005. Haar nettoloon bedroeg over die periodes € 12.206,01. - [persoon 6] van 15 tot en met 17 december 2004. Zijn nettoloon bedroeg over die periode € 191,72. NS was op grond van haar (collectieve) arbeidsovereenkomst(en) gedurende de perioden van arbeidsongeschiktheid verplicht de lonen van deze werknemers door te betalen. In totaal heeft NS aan deze medewerkers over de respectieve perioden € 21.321,40 aan nettolonen uitbetaald. NS is niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid van haar personeel. 2.8 [Persoon 4] heeft in de periode van 16 december 2004 tot en met 23 mei 2005 in het kader van haar re-integratie - in overleg met en onder begeleiding van NS en de Arbo-arts - op arbeidstherapeutische basis lichte dienstwerkzaamheden verricht. [persoon 5] heeft vanaf 31 januari 2005 op arbeidtherapeutische basis werkzaam¬heden verricht door middel van lichte diensten. Het aantal uren is daarbij gaandeweg uitgebreid. Vanaf 1 april 2005 heeft [Persoon 5] werkzaamheden verricht in het kader van EtBTS (Electronic Ticketing Beheer Toegang Station). Daarnaast heeft zij vanaf dat moment onder toezicht en begeleiding van een mentor meegelopen met reeds volledige bezette diensten van collega-conducteurs. Het aantal uren is langzamerhand uitgebreid tot het meekopen van volledige diensten. Op 1 augustus 2005 heeft [Persoon 5] haar eigen werkzaam¬heden weer zelfstandig kunnen hervatten. 2.9 Bij brief van 23 janurai 2008 heeft NS [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. 3 De vordering De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om aan NS een bedrag van € 23.948,40 te betalen met rente en kosten. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft NS aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 [gedaagde] heeft met de bedreiging met het vuurwapen inbreuk gemaakt op de rechten van NS. NS en haar medewerkers hadden van de gedragingen van [gedaagde] verschoond behoren te blijven. De gedragingen van [gedaagde] zijn onrechtmatig jegens (de medewerkers van) NS. Uit de aard van de beschreven gedragingen en de gegeven omstandigheden van het geval volgt dat de gedragingen aan [gedaagde] zijn toe te rekenen. 3.2 NS heeft schade geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde]. [Persoon 2], [persoon 3], [persoon 6], [persoon 4] en [Persoon 5] zijn voor kortere of langere perioden niet in staat geweest de bedongen werkzaamheden voor NS te verrichten. De schade van NS bestaat onder meer uit het verplicht doorbetalen van de nettolonen van deze medewerkers ad € 21.321,40. [gedaagde] is op grond van artikel 6:107a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gehouden deze schade te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. 3.3 Daarnaast heeft NS kosten gemaakt om het herstel van [persoon 4] te bevorderen en de terugkeer in haar functie te bespoedigen. Als gevolg van de onrechtmatige gedraging van [gedaagde] heeft [persoon 4] zich onder behandeling van de bedrijfsmaatschap¬pelijk werker gesteld. De extra kosten van NS aan psychologische hulp bedragen € 1.469,00. NS vordert deze kosten op grond van artikel 6:107 BW, subsidiair op grond van artikel 6:162 BW. 3.4 [gedaagde] is over de vordering van NS gehouden wettelijke rente te betalen vanaf het moment dat de onrechtmatige daad is gepleegd. [gedaagde] is zonder ingebrekestelling in verzuim. 3.5 [gedaagde] is gehouden de buitengerechtelijke incassokosten van NS te vergoeden. NS was genoodzaakt een advocaat in te schakelen. De verrichte werkzaamheden hadden tot doel de onvoorwaardelijke medewerking van [gedaagde] buiten rechte te verkrijgen. NS vordert dienaangaande € 1.158,00, overeenkomstig twee punten van het liquidatietarief. NS is van mening dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt. 4 Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van NS in de kosten van het geding. [gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 Opvallend is dat het arbeidsongeschiktheidspatroon van de betreffende medewerkers van NS zeer divers was. De heeft [persoon 1] en [persoon 7] zijn helemaal niet ziek geweest. Hier is meer de arbeidsmoraal van de betreffende personen aan de orde. Het is een feit van algemene bekendheid dat personeel in elk incident een goede gelegenheid ziet om niet te hoeven werken met behoud van loon. Er zijn echte werkers ([persoon 1] en [persoon 7]) en er zijn simulanten ([persoon 4] en [persoon 5]). Niet moet uit het oog verloren dat het gaat om getraind personeel, echte professionals die tegen een stoot moeten kunnen. 4.2 Door de strafrechter is al een vergoeding toegekend aan de medewerkers van NS. Gedaagde meent dat hij dubbel moet betalen. Hiermee moet rekening worden gehouden. 4.3 [Persoon 4] was op 13 december 2004 niet aan het werk maar op weg naar huis. Zij had zich moeten distantiëren. 4.4 Niet blijkt dat de arbeidsongeschiktheid van [Persoon 5] geheel te wijten is aan het onderhavige incident. Het is niet redelijk en billijk alles op [gedaagde] te verhalen. NS is zelf verantwoordelijk voor de toename van kosten. 4.5 De nota van HSK ad € 1.469,00 kan niet op [gedaagde] verhaald worden. De sessies hebben niet geholpen. Het is niet redelijk en billijk om dit op [gedaagde] te verhalen. Op grond van artikel 6:107a lid 2 BW komt alleen het betaalde nettoloon voor vergoeding in aanmerking. 4.6 NS heeft geen buitengerechtelijke kosten gemaakt. De betreffende werkzaamheden dienden ter instructie en voorbereiding van de onderhavige procedure. 4.6 De wettelijke rente is [gedaagde] pas op 23 januari 2008 aangezegd. Het is niet redelijk en billijk om een kwestie van 13 december 2004 gedurende vier jaar stil te houden, rente te kweken en dan pas over te gaan tot rechtsmaatregelen. Subsidiair dient de rente te worden gematigd. 5 De beoordeling 5.1Uitgangspunt is dat [gedaagde] jegens [persoon 2], [persoon 3], [persoon 6], [persoon 4] en [Persoon 5] onrechtmatig heeft gehandeld door hen te bedreigen met een vuurwapen. Dit wordt door [gedaagde] ook niet betwist. 5.2 In de stellingen van NS ligt besloten dat de betreffende werknemers als gevolg van dit onrecht¬matig handelen door [gedaagde] geestelijk letsel hebben opgelopen, waardoor zij gedurende kortere of langere tijd niet in staat zijn geweest hun werkzaamheden uit te oefenen. De rechtbank passeert het niet gemotiveerde verweer van [gedaagde] dat de ziek¬meldingen meer van doen hebben met de arbeidsmoraal van de betreffende werknemers. 5.3 Ingevolge artikel 6:107 BW is degene die aansprakelijk is voor aan een ander toe¬gebracht lichamelijk of geestelijk letsel, behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste persoon zelf, ook verplicht tot vergoeding van de kosten die een derde anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste persoon heeft gemaakt en die deze laatste, indien hij deze kosten zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen. Daarnaast bepaalt artikel 6:107a lid 2 BW dat de werkgever, indien hij (…) krachtens individuele of collectieve arbeids¬overeenkomst verplicht is tijdens ziekte of arbeids¬ongeschiktheid van de gekwetste het loon door te betalen, recht heeft op schadevergoeding van de aansprakelijke persoon ten bedrage van het door hem doorbetaalde loon. 5.4 Nu vaststaat dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [persoon 2], [persoon 3], [persoon 6], [persoon 4] en [Persoon 5] geleden schade als gevolg van het hen toegebrachte geestelijke letsel (hij is ter zake ook door de strafrechter veroordeeld tot betaling van € 400,00 per persoon aan immateriële schadevergoeding), is [gedaagde] in beginsel eveneens gehouden tot vergoeding van de door NS gemaakte kosten en geleden schade als bedoeld in de artikelen 6:107 en 6:107a BW. Van een dubbele betaling, als door [gedaagde] gesteld, is geen sprake. 5.5 In dit verband is aan de orde de vraag of de schade die is voortgevloeid uit de arbeids¬ongeschiktheid van de betreffende werknemers in zodanig verband staat met de bedreiging door [gedaagde], dat die schade, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van die bedreiging aan [gedaagde] kan worden toegerekend. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Het welbewust dreigen met een vuurwapen is zonder meer een onrechtmatige gedraging die aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Genoemde gedraging van [gedaagde] dient achterwege te blijven en is zonder meer onrechtmatig te achten mede vanwege de kans op (geestelijk) letsel. Dat [persoon 4] op weg naar huis was en geen dienst meer had, doet niet ter zake. Bij een gedraging als waarom het hier gaat, brengen voorts de aard van de aansprakelijkheid (aansprake¬lijkheid wegens schending van een zorgvuldig¬heidsnorm die strekt tot het voorkomen van lichamelijk en of geestelijk letsel) en de aard van de schade (geestelijk letsel dat tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft) mee dat ook ten tijde van de gedraging in aard en omvang niet verwachte letselschade aan de onrechtmatig handelende persoon in beginsel zijn toe te reken als een gevolg van dat onrechtmatig handelen. Dat de medewerkers van NS getrainde professionals zijn, maakt dat niet anders. [gedaagde] ziet eraan voorbij dat ingevolge vaste jurisprudentie het niet naleven van een veiligheidsnorm meebrengt dat ook letsel dat buiten de normale lijn van de verwach¬tingen ligt - als daarvan al sprake is - aan de overtreder van die norm moet worden toe¬gerekend. Dat [Persoon 5] en [persoon 4] voor een langere periode uitgeschakeld zijn geweest dan [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 6], terwijl de heren [persoon 1] en [persoon 7] helemaal niet ziek zijn geweest, kan dus niet aan NS worden tegen¬geworpen. 5.6 Volgens NS hebben de werkzaamheden die [persoon 4] en [Persoon 5] op arbeidstherapeutische basis hebben verricht geen andere toegevoegde waarde voor NS dan dat daarmee bewerkstelligd is dat zij zo spoedig mogelijk zijn gere-integreerd. NS heeft daartoe aangevoerd dat het in het geval van vervangende werkzaamheden gaat om werk waarvoor de zieke medewerker veelal niet is opgeleid. Het inwerken kost tijd van andere medewerkers van NS. Ook kost dit managementtijd, waardoor de productiviteit nog verder afneemt. Die managementinspanning en het inwerken loont lang niet altijd, omdat de inzet van de re-integrerende medewerker voor onbekende doch per definitie voor beperkte duur zal zijn. In geval van meeloopdiensten loopt de re-integrerende medewerker mee met een reeds volledig bezette dienst onder toezicht van een mentor of collega-conducteur. Ook dit meelopen betreft arbeidstherapeutisch werk, aldus NS. [gedaagde] heeft hier tegen ingebracht dat de kosten van re-integratie niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze worden door NS ook niet gevorderd. Als niet althans onvoldoende (gemotiveerd) weersproken moet worden vastgesteld dat de werkzaamheden die [Persoon 5] en [persoon 4] in het kader van hun re-integratie hebben verricht enkel en alleen arbeidstherapeutische waarde hadden. Het door NS aan hen betaalde loon betreft dus loon dat is doorbetaald bij ziekte en kan niet worden aangemerkt als een tegenprestatie voor verrichte arbeid. 5.7 Op grond van het voorgaande is [gedaagde] gehouden tot vergoeding aan NS van de door NS geleden schade als bedoeld in artikel 6:107a BW. Zoals onder 2.7 van dit vonnis is vast¬gesteld, bedraagt de omvang van de door NS aan de betreffende medewerkers tijdens hun arbeidsongeschiktheid doorbetaalde nettolonen € 21.321,40. Dit bedrag zal dus worden toegewezen. 5.8 De door NS gevorderde kosten voor psychologische hulp voor [persoon 4] ad € 1.469,00 zijn op grond van artikel 6:107 BW eveneens toewijsbaar. Deze kosten zijn immers aan te merken als kosten die een derde (NS) anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste ([persoon 4]) heeft gemaakt, die deze laatste, zo zij die zelf zou hebben gemaakt van [gedaagde] had kunnen vorderen. Van dergelijke hulp is bekend dat het een waardevolle bijdrage kan leveren aan het herstel. Niet relevant is of dat en in welke mate dat in het concrete geval ook die betekenis heeft gehad. 5.9 Voor de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. Bij een schadevergoedings¬verbintenis op grond van onrechtmatige daad loopt de wettelijke rente vanaf het moment dat de verbintenis opeisbaar is. Wanneer de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is, zal in de regel worden bepaald door de vraag wanneer de schade geacht moet worden te zijn geleden. Bij een concrete berekening zoals in het onderhavige geval zal van opeisbaarheid eerst sprake zijn op het moment waarop de benadeelde daadwerkelijk kosten heeft gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat NS de schade bestaande uit het aan haar medewerkers doorbetaalde loon en de kosten van psychologische hulp al heeft geleden op de datum van de door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad. Van opeisbaarheid van die schade op 13 december 2004 is dus niet gebleken. Nu door NS geen andere aanknopingspunten voor de opeisbaarheid zijn gegeven, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. 5.10 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen op de grond dat de gestelde verrichtingen geacht worden te zijn gemaakt ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak. Voor de kosten daarvan plegen de artikelen 237 tot en met 240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding in te sluiten. 5.11 [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 6 De beslissing De rechtbank, veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan NS te betalen het bedrag van € 22.790,40 (zegge: tweeëntwintigduizend zevenhonderd negentig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 19 februari 2008 tot aan de dag der voldoening; veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van NS bepaald op € 525,00 aan vast recht, op € 71,80 aan overige verschotten en op € 1.158,00 aan salaris voor de advocaat; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren. Uitgesproken in het openbaar. 336