Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2269

Datum uitspraak2009-02-05
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/617665-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verkeerszaak. Vrijspraak voor zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 6 WvW 1994). Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van een (1) verkeersfout, namelijk het geen voorrang verlenen aan een voetganger die een voetgangersoversteekplaats oversteekt. Een dergelijke verkeersfout is op zichzelf genomen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Niet is gebleken dat verdachte, ook gelet op de ter plaatse geldende omstandigheden, te hard heeft gereden of anderszins nog een verkeersfout heeft gemaakt. Nu van bijkomende verkeersfouten door verdachte niet is gebleken en er ook overigens geen sprake was van aan verdachte te wijten verzwarende omstandigheden die tot een andersluidende conclusie leiden, volgt uit de bewijsmiddelen niet dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Bewijsverweer mbt de plaats waar is overgestoken verworpen. Volgt veroordeling voor overtreding RVV 1990.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/617665-07 Uitspraakdatum: 5 februari 2009 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 januari 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd: primair: dat hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te Heemskerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Beneluxlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers bij het naderen van een in die weg gelegen voetgangersoversteekplaats een aldaar overstekende voetganger niet voor heeft laten gaan, waarna of (mede) waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en die voetganger, waardoor die voetganger (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een tibiaplateaufractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; subsidiair: dat hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te Heemskerk als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Beneluxlaan, een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht; 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Oordeel van de rechtbank 3.1. Bewijsverweer De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – betoogd dat het goed mogelijk is dat het ongeval voorbij de voetgangersoversteekplaats heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft twijfels bij de locatie waar hij het slachtoffer heeft aangereden en uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse blijkt dat niet vastgesteld kan worden of het ongeval op of voorbij de voetgangersoversteekplaats heeft plaatsgevonden. De remsporen, die pas op ongeveer 12 meter na de voetgangersoversteekplaats beginnen, geven steun aan de veronderstelling dat het slachtoffer niet op maar naast de voetgangersoversteekplaats is overgestoken. Vorenstaande dient te leiden tot vrijspraak voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende. Het slachtoffer heeft in zijn verklaring bij de politie aangegeven op de voetgangersoversteekplaats te zijn overgestoken. Nu het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse geen uitsluitsel geeft omtrent de exacte plaats van aanrijding maar de mogelijkheid openlaat dat het ongeval op de voetgangersoversteekplaats heeft plaats gevonden en verdachte zelf heeft aangegeven niet te weten op welke plaats, op dan wel na de oversteekplaats, hij het slachtoffer heeft aangereden, en het dossier overigens geen aanleiding geeft te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van het slachtoffer op dit punt, houdt de rechtbank het ervoor dat de verklaring van het slachtoffer dat hij op de voetgangersoversteekplaats is overgestoken, juist is. 3.2 Vrijspraak primair ten laste gelegde Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan (HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252; LJN AO5822). De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat verdachte op 8 oktober 2007 met zijn bedrijfsauto te Heemskerk over de Beneluxlaan heeft gereden en daarbij een man heeft aangereden die bezig was de Beneluxlaan over te steken op de aldaar aanwezige voetgangersoversteekplaats. Deze voetganger heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een tibiaplateaufractuur. Verdachte heeft verklaard de voetganger niet te hebben gezien. Hij zag plotseling een vorm op en voor zijn auto en hoorde een klap. Hierna heeft verdachte geremd en stond hij bijna gelijk stil. Als verklaring voor het over het hoofd zien van de voetganger, noemt verdachte dat hij mogelijk teveel op de ter rechterzijde van de weg gelegen opening voor fietsers gericht is geweest en hierdoor geen oog heeft gehad voor de voor hem liggende voetgangersoversteekplaats. Verdachte heeft voorts verklaard aanmerkelijk minder snel te hebben gereden dan de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Deze verklaring vindt steun in de bevindingen van de verkeersanalisten van de politie, als weergegeven in het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van een (1) verkeersfout, namelijk het geen voorrang verlenen aan een voetganger die een voetgangersoversteekplaats oversteekt. Een dergelijke verkeersfout is op zichzelf genomen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Niet is gebleken dat verdachte, ook gelet op de ter plaatse geldende omstandigheden, te hard heeft gereden of anderszins nog een verkeersfout heeft gemaakt. Nu van bijkomende verkeersfouten door verdachte niet is gebleken en er ook overigens geen sprake was van aan verdachte te wijten verzwarende omstandigheden die tot een andersluidende conclusie leiden, volgt uit de bewijsmiddelen niet dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte dient deswege te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair is tenlastegelegd. 3.3 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege: dat hij op 8 oktober 2007 te Heemskerk als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Beneluxlaan, een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan en schade aan goederen is toegebracht; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.4 Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen: - de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Op 8 oktober 2007 reed ik in mijn auto over de Beneluxlaan te Heemskerk. Ik reed over de rotonde. Ik was wel met het verkeer bezig, maar ik heb de voetganger helemaal niet gezien. Het was een laatste flits en toen de klap. - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 1 november 2007 (dossierpagina 10-11), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Op 8 oktober 2007 omstreeks 7.20 uur liep ik over het trottoir van de Duitslandlaan te Heemskerk. Ik liep naar de voetgangersoversteekplaats en zag dat er een auto naderde van rechts. Ik liep die voetgangersoversteekplaats over en stak daarbij dus de Beneluxlaan over. Ik keek naar de auto en had de verwachting dat hij zou stoppen. Hij stopte echter niet en ik werd geraakt aan de rechterzijde. Als gevolg van de aanrijding ben ik gewond geraakt, namelijk een gebroken been en onder meer een hoofdwond. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: overtreding van artikel 49, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot: - een werkstraf voor de duur van 50 uren, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 25 dagen hechtenis; - een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. 6.2 Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte is met zijn bedrijfsauto een voetgangersoversteekplaats genaderd en is deze opgereden. Verdachte heeft hierbij een op de voetgangersoversteekplaats overstekende man, die voorrang had op verdachte, niet opgemerkt en geen voorrang verleend. Verdachte heeft vervolgens de man geraakt, ten gevolge waarvan de man op de auto terecht is gekomen en enige meters is meegesleurd. Het slachtoffer heeft ten gevolge van de botsing zwaar lichamelijk letsel, namelijk een tibiaplateaufractuur en verwondingen aan het hoofd opgelopen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 november 2007, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij zich in de periode na het ongeval bezorgd heeft getoond over de gezondheid van het slachtoffer en dat hij bij het slachtoffer op bezoek is geweest. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan nu verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht: artikelen 23, 24, 24c Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990: artikelen 49, 92 Wegenverkeerswet 1994: artikel 177 8. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van het hem primair tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het hem subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van VIERHONDERD EURO (EUR 400,-), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door ACHT (8) DAGEN hechtenis. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. T. van Muijden, voorzitter, mrs. A.E. Patijn en E.C.M. van Mierlo, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. G. Drenth, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2009.