
Jurisprudentie
BH2285
Datum uitspraak2009-01-27
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4994 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4994 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand. Geen noodzakelijk kosten en aanvraag ingediend na aanschaf en betaling.
Uitspraak
07/4994 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2007, 06/5017 en 06/5020 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 27 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het geschil is aan de orde gesteld ter zitting van 16 december 2008. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 28 maart 2006 bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor het aanschaffen van een aantal huishoudelijke goederen, waaronder - voor zover thans nog van belang - een eethoek en een bed.
1.2. Bij twee afzonderlijke besluiten van 21 juni 2006 heeft het College de gevraagde bijstand geweigerd.
1.3. Bij twee afzonderlijke besluiten van 5 september 2006 heeft het College het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellante ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vast staat dat appellante beschikt over een eethoek, bestaande uit een tafel met vier stoelen, die zij in 1990 heeft aangeschaft. Volgens appellante zijn deze meubelen aan vervanging toe. Naar aanleiding van haar aanvraag om bijzondere bijstand heeft op 17 mei 2006 een huisbezoek plaatsgevonden. Uit het daarvan opgemaakte rapport van 21 juni 2006 komt naar voren dat de tafel nog 100% in orde is - hetgeen appellante heeft beaamd - en dat de stoelen weliswaar kraken, maar er nog goed uitzien en geen mankementen vertonen. Appellante heeft haar andersluidende stellingen niet met enig bewijs gestaafd. Ook overigens heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om de deskundigheid en de betrouwbaarheid van de betreffende rapporteurs of de inhoud van de rapportage in twijfel te trekken. Dit betekent dat de kosten ter vervanging van de eethoek ook naar het oordeel van de Raad niet zijn aan te merken als noodzakelijke kosten, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB. Het College heeft de afwijzing van de aanvraag met betrekking tot de eethoek dus terecht en op goede gronden gehandhaafd.
4.2. Wat betreft het bed laten de gedingstukken zien dat appellante dit heeft aangeschaft en betaald vóórdat zij de aanvraag om bijzondere bijstand heeft ingediend. Van een (reële) schuld ter zake is niet gebleken. Gelet op artikel 35, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de WWB had appellante reeds hierom geen recht op bijzondere bijstand voor het aanschaffen van het bed (vergelijk ook CRvB 1 april 2008, LJN BC8929). Ook in zoverre is de afwijzing van de aanvraag terecht gehandhaafd.
4.3. Het hoger beroep slaagt dan ook niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en R. Kooper en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2009.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) C. de Blaeij.
OA