Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2425

Datum uitspraak2009-02-10
Datum gepubliceerd2009-02-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400274-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

onvoldoende bewijs voorbereidingshandelingen (art. 46 WvSr) - strafmaatmotivering.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.400274-08 Uitspraak: 10 februari 2009 VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [geboortejaar] [adres] thans verblijvende [verblijfplaats] 1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaats gevonden op 27 januari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Sarian en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw van verdachte, mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht. 2. DE TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 06 oktober 2008 tot en met 23 oktober 2008 en op of omstreeks 24 oktober 2008 tussen de tijdstippen te omstreeks 04.36 uur en/of te omstreeks 05.26 uur in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter voorbereiding van het misdrijf afpersing, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gepleegd en/of diefstal vergezeld van en/of gevolgd door geweldpleging, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gepleegd en/of opzettelijke vrijheidsberoving, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gepleegd en/of gijzeling, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gepleegd, opzettelijk: - een of meer voorwerpen, te weten: - een vuurwapen met bijbehorende munitie en/of een of meer bivakmuts(en) en/of een rol plakband (ducktape) en/of een of meer (hand)boeien (tie-rips) en/of een zaklamp en/of een mobiele telefoon, (kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan, althans alleen plegen van genoemd(e) misdrijf/misdrijven, heeft/hebben verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft/hebben gehad; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 24 oktober 2008 tussen de tijdstippen te omstreeks 04.36 uur en/of te omstreeks 05.26 uur in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan Vroom & Dreesmann, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen het dak van voornoemd bedrijfspand is/zijn opgeklommen en/of (vervolgens) een ruit in/van dat bedrijfspand heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) dat bedrijfspand heeft/hebben betreden en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 2. Hij op of omstreeks 24 oktober 2008 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie III, te weten een pistool (Browning FN), en/of munitie van categorie III, te weten elf, althans één of meerdere, (scherpe) patronen, voorhanden heeft gehad. 3. DE FORMELE VOORVRAGEN De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN A. Vaststaande feiten De rechtbank stelt de navolgende feiten vast: Op vrijdag 24 oktober 2008 omstreeks 04:36 uur kregen verbalisanten [naam], [naam] en [naam] het verzoek van de dienstdoende centralist van het regionale meld- en servicecentrum te Zwolle om naar de Nieuwstraat 51 te Zwolle te gaan. Op dat adres is de V&D gevestigd. Aldaar was in diverse zones in het administratiegedeelte het inbraakalarm afgegaan. Zij constateerden geen braak en verbrekingen aan het pand en hebben omstreeks 04:58 uur het pand verlaten. Omstreeks 05:06 uur kregen zij wederom het verzoek om naar de V&D te gaan. Daar was een sleutelhouder aanwezig. Omstreeks 05:10 uur waren de verbalisanten ter plaatse en stelden samen met de sleutelhouder een onderzoek in. Op het dakterras was een ruit van een deur vernield (door verbreking) en uit de sponning gehaald. Op het platte dak van de V&D bevindt zich een glazen overkapping. Daar werden een schoenafdruk en veegsporen op het glas aangetroffen. De verbalisanten constateerden dat er in de kamer waar de kluis stond een plaat van het systeemplafond was verwijderd. Liggend op het systeemplafond boven de kluis werd verdachte aangetroffen. Verdachte droeg een bivakmuts. Op de plek waar verdachte had gelegen werd een donkere sporttas aangetroffen. De inhoud van de tas bestond uit duck tape, tie-rips, een wollen bivakmuts, een pistoolhouder met scherpe munitie, een zaklamp, een petje/cap en een mobiele telefoon. Boven het systeemplafond waar de verdachte was aangehouden werd een geladen vuurwapen aangetroffen. Het betrof een pistool van het merk Browning, model HP-35. Dit pistool betreft een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet Wapens en Munitie. De munitie behoorde tot categorie III van de Wet Wapens en Munitie. Verdachte werd vervolgens op 24 oktober 2008 te 05:26 uur aangehouden. Verdachte is via het uithangbord/etalage van audiowinkel [naam] op het dak geklommen en heeft de ladder op de glazen overkapping van de V&D gebruikt. Verdachte is via de trappenhuisdeur op de derde verdieping naar binnen gekomen door de onderste ruit van deze deur eruit te halen. Vervolgens is verdachte via het trappenhuis naar de eerste verdieping gegaan naar het loket van de administratie/kluisruimte. Verdachte is via de balie, na het opzij schuiven van een plafondplaat naar boven geklommen. Vervolgens heeft verdachte een staalplaat, die was geplaatst om inklimmen vanuit de gang te verhinderen, losgetrokken en is door de daardoor ontstane opening geklommen. B. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde: het plegen van voorbereidingshandelingen voor afpersing en/of diefstal met geweld en/of opzettelijke vrijheidsberoving en/of gijzeling alsmede het onder 2 ten laste gelegde: handelen in strijd met artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie. Met betrekking tot het tweede feit is het volgens de officier van justitie evident dat er op 24 oktober 2008 een vuurwapen en munitie bij verdachte zijn aangetroffen, gelet op de verklaringen van de betrokken verbalisanten. Ten aanzien van het eerste feit blijkt uit het proces-verbaal van de Technische Recherche dat er sprake is van één duidelijk schoenspoor. Naast dit profiel zijn hier geen andere sporen (van een andere persoon) aangetroffen. Het rapport concludeert weliswaar dat het mogelijk is dat verdachte hulp heeft gekregen, maar deze hulp heeft zich dan beperkt tot aan de ladder van de overkapping. Vanaf de overkapping is maar één soort profiel aangetroffen, gelijkend op het schoenprofiel van verdachte. De officier van justitie acht het onwaarschijnlijk dat er, indien er een tweede persoon bij betrokken was geweest, helemaal geen sporen van deze tweede persoon zijn gevonden. Bovendien is er maar één verdachte aangetroffen. Ten aanzien van feit twee heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte is aangetroffen boven de kluisruimte, met een bivakmuts, een pistool en een tas met daarin: duck tape, tie-rips, een wollen bivakmuts, een pistoolhouder met scherpe munitie, een zaklamp, een petje/cap en een mobiele telefoon. De verklaring van verdachte dat er sprake zou zijn van een medeverdachte, aan wie de gevonden tas zou toebehoren, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Volgens de officier van justitie behoort de tas met materialen die verdachte bij zich had aan de verdachte toe en was de inhoud bestemd om een afpersing of gijzeling te faciliteren. Voor het openen van een kluis is gereedschap nodig. Verdachte had dit niet bij zich. Het vuurwapen dat bij verdachte werd aangetroffen was bedoeld om personeel te gijzelen of af te persen. Het is daarbij niet de eerste keer dat verdachte een gijzeling of beroving zou hebben gepleegd. Verdachte is gehard. Hij maakt bewuste keuzes. Hij heeft een helpende hand aangereikt gekregen van hulpverlenende instanties maar deze niet gepakt. Toen hij een PIJ-maatregel opgelegd kreeg, heeft hij deze kans laten schieten. De officier van justitie benadrukt daarbij dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij bewust heeft gekozen voor een carrière in de misdaad en dat het zijn doel is om zoveel mogelijk geld te verkrijgen. C. Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft, samengevat, aangevoerd dat er ten aanzien van het onder 1 primair ten lastegelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De raadsvrouw geeft aan dat verdachte in de nacht van 24 oktober 2008, voornemens was om samen met een ander in te breken in de (kluis van de) Zwolse V&D. Er was sprake van een mededader die een tas met gereedschap bij zich had. Verdachte ontkent dat hij met enig ander doel dan het openbreken en buitmaken van de inhoud van de kluis ingebroken heeft in de V&D. Hij heeft nooit de bedoeling gehad om die inhoud te bemachtigen via afpersing, gijzeling of één van de andere varianten die ten laste zijn gelegd. Bovendien wist verdachte niet dat in de tas die hij bij zich had een vuurwapen, een patroonhouder, een extra bivakmuts, duck-tape en tie-wraps zaten. De raadsvrouw is van oordeel dat er ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wel voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Ten aanzien van feit twee betoogt de raadsvrouw dat een bewezenverklaring met betrekking tot het wapen niet onmogelijk is. Ten aanzien van het pistool kan immers van beschikkingsmacht worden gesproken, hoewel dit heel kort is geweest. De raadsvrouw stelt met betrekking tot de munitie dat deze niet in het wapen, maar in een losse patroonhouder in de tas zat. Omdat verdachte niet wist dat zich in de tas een patroonhouder bevond kan er niet gesproken worden van het voorhanden hebben van die munitie als bedoeld in artikel 26 WWM. Dat vergt immers enige beschikkingsmacht, waarvan eerst sprake is wanneer iemand van het bestaan van een voorwerp op de hoogte is. D. Het oordeel van de rechtbank Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt waarop het opzet van verdachte gericht is geweest. Verdachte verklaart dat hij wilde inbreken bij de Vroom en Dreesmann met het oogmerk het geld dat in de kluis zat zich wederrechtelijk toe te eigenen. Niet valt uit te sluiten dat verdachte het vuurwapen bij zich droeg met een ander doel dan door de officier van justitie wordt geschetst. Alternatieven zijn niet uit te sluiten. Het is op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet mogelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen dat verdachte de bij hem aangetroffen voorwerpen opzettelijk voorhanden had ter voorbereiding van één van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Met name valt niet uit te sluiten dat van verdachte de bij hem aangetroffen voorwerpen bij zich had ter voorbereiding van het misdrijf diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld, welk misdrijf in de tenlastelegging niet staat genoemd. Dit brengt met zich dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan, gelet op de hiervoor gemelde vaststaande feiten en de schriftelijke verklaring van verdachte, wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geldt dat het voorhanden hebben van een wapen een drietal factoren veronderstelt. Ten eerste veronderstelt het de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in onmiddellijke nabijheid van de dader. Waar het wapen zich bevindt is daarbij in beginsel niet van belang. Ten tweede dient er sprake te zijn van een (machts)relatie tussen de dader en het wapen, in die zin dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk moet zijn. Ten derde dient er sprake te zijn van bewustheid van de dader met betrekking tot de aanwezigheid van het wapen. Gelet op het feit dat: a) het voornoemde wapen in de onmiddellijke nabijheid van de dader is aangetroffen, te weten in de ruimte waar de verdachte werd aangehouden en b) het feit dat verdachte beschikkingsmacht over het wapen bezat en c) de verdachte zich op een zeker moment bewust was van de aanwezigheid van het wapen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt het in dat kader gevoerde verweer van de raadsvrouw. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het aangetroffen wapen een geladen wapen betrof. Dit is verklaard door meerdere verbalisanten en blijkt ook uit het forensisch onderzoek. Daarbij komt dat verdachte niet aannemelijk heeft weten te maken dat er sprake is geweest van één of meer mededader(s). Van een mededader ontbreekt elk spoor en verdachte heeft aanwijzingen gegeven waarmee zijn verhaal kon worden geverifieerd. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van één of meer mededader(s), overtuigend is komen vast te staan dat de tas met inhoud, waaronder het vuurwapen en de munitie, aan verdachte toebehoorde. E. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 24 oktober 2008 tussen te omstreeks 04.36 uur en te omstreeks 05.26 uur in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan Vroom & Dreesmann en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en da/die weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming, het dak van voornoemd bedrijfspand is opgeklommen en (vervolgens) een ruit van dat bedrijfspand heeft geforceerd en (vervolgens) dat bedrijfspand heeft betreden en doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 24 oktober 2008 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie III, te weten een pistool (Browning FN), en munitie van categorie III, te weten elf, althans één of meerdere, (scherpe) patronen, voorhanden heeft gehad. Van het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. 5. DE STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. subsidiair Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. en 2. Handelen in strijd met artikel 26 Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar. 6. DE STRAFOPLEGGING A. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. B. Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw concludeert dat, nu slechts een poging tot inbraak en het voorhanden hebben van een pistool bewezen kan worden, voor het onder 1 subidiair en onder 2 ten laste gelegde een gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest, mede gelet op de oriëntatiepunten en de justitiële documentatie van verdachte. Het oordeel van de rechtbank Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gekomen en blijken uit de justitiële documentatie d.d. 1 december 2008. De rechtbank acht het, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, noodzakelijk dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal door middel van braak in een bedrijfspand waarbij hij een geladen vuurwapen bij zich droeg. Hoewel niet exact is vast te stellen wat zijn intenties met het vuurwapen waren, is de rechtbank van oordeel dat dit een ernstig feit betreft. Het betreft hier niet, zoals de raadsvrouw het noemde, “slechts” een bedrijfsinbraak, maar het betreft hier een “gewapende” bedrijfsinbraak, waarbij verdachte op zijn minst de indruk heeft gewekt bereid te zijn om, voor het geval hij zou worden overlopen, tot grovere methodes over te gaan. Verdachte wekt voorts de indruk een geharde crimineel te zijn, die ondanks een forse strafrechtelijke veroordeling voor een bankoverval zijn leven niet betert, maar de PIJ-inrichting is ontvlucht en volhardt in een criminele loopbaan. Deze omstandigheden maken dat voor deze bedrijfsinbraak, zowel uit een oogpunt van vergelding als vanwege de preventieve werking die van een straf dient uit te gaan, een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Verdachte geeft daartegenover op geen enkele wijze inzicht in zichzelf en/of zijn persoonlijke omstandigheden en lijkt ook niet bereid zijn leven te beteren. Verdachte heeft verklaard dat hij de strafbare feiten uitsluitend pleegt met het oog op persoonlijk gewin, namelijk het verkrijgen van geld. Hij verklaart niet te werken omdat hij de criminaliteit eerder heeft ontdekt dan werk. Zijn persoonlijke omstandigheden geven dan ook geen aanleiding de straf te matigen. 7. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht BESLISSING De rechtbank: Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. A.J. Louter en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M.A.T. van der Geest als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2009.