Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2578

Datum uitspraak2009-02-10
Datum gepubliceerd2009-02-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/860123-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Huiselijk geweld, beroep op noodweer afgewezen, strafmaat.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/860123-08 Uitspraak d.d. : 10 februari 2009 TEGENSPRAAK, na aanhouding niet verschenen oproep niet in persoon betekend. VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2009. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 02 februari 2008 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Meerlo-Wanssum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in of tegen haar gezicht heeft geslagen en/of haar keel heeft dichtgeknepen, in elk geval aan of bij haar keel heeft vastgegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn echtgenote; (artikel 302 juncto 304 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht) althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 02 februari 2008 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Meerlo-Wanssum, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of haar keel heeft dichtgeknepen, in elk geval aan of bij haar keel heeft vastgegrepen, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn echtgenote; (artikel 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 02 februari 2008 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Meerlo-Wanssum, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht) 3. hij in (de zomer van) het jaar 2007 in de gemeente Helmond opzettelijk mishandelend zijn (stief)kind [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 27 januari 2009 gevorderd dat de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zullen worden bewezen verklaard. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair is ten laste gelegd. In het bijzonder acht de rechtbank voor het onderdeel “haar keel heeft dichtgeknepen” onvoldoende bewijs voorhanden. Aangeefster verklaart dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen. Verdachte ontkent dat te hebben gedaan. Nu er in het dossier met betrekking tot het dichtknijpen van de keel alleen de verklaring van aangeefster is en verdachte ontkent de keel van aangeefster te hebben dichtgeknepen, is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging te komen. Ten aanzien van feit 1 resteert dan het door verdachte meermalen slaan in het gezicht van verdachte. Met betrekking tot dit onderdeel van de tenlastelegging is de verklaring van aangeefster en als ondersteunend bewijs de verklaring van de heer [getuige 1], onder meer inhoudende dat het gezicht van aangeefster onder het bloed zit (zie onder 7.3.1.). Dit onderdeel van de tenlastelegging kan derhalve naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat de wijze waarop verdachte in/tegen het gezicht van aangeefster heeft geslagen, niet inhoudt dat als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zal ontstaan. De rechtbank heeft daarbij ook in ogenschouw genomen het in het dossier gerelateerde letsel (kapotte mond en zwellingen in het gezicht, zie onder 7.3.1.). Evenmin behoefde verdachte met de kans dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen rekening te houden. Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, de poging tot zware mishandeling, vrijspreken. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 7.3.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank Met betrekking tot de feiten 1 en 2: - In haar aangifte deelt mevrouw [slachtoffer 1] mede dat zij aangifte wenst te doen tegen haar man [verdachte] die haar op 2 februari 2008 tussen 02.00 uur en 03.00 uur op de camping te Meerlo heeft mishandeld. Op de avond van 1 februari 2008 gaan [verdachte] en zij naar een pyamaparty op de camping. Op een gegeven moment wil zij naar de caravan maar [verdachte] wil niet. Zij ziet dat [verdachte] kwaad wordt. Zij gaan samen naar de caravan en [verdachte] wordt telkens woester. Uit angst voor [verdachte] vlucht aangeefster de caravan in en zij draait de toegangsdeur van de caravan op slot. [verdachte] dreunt op de deur en zij maakt de deur open omdat zij bang is dat [getuige 2] die in de caravan ligt te slapen wakker wordt. [verdachte] komt de caravan in en op een gegeven moment voelt aangeefster een dreun op haar linkerwang. Vervolgens buigt [verdachte] zich over haar heen en met gebalde vuist slaat hij haar drie tot vier keer recht in het gezicht en aangeefster hoort hem daarbij roepen: “Ik maak je kapot.“ Aangeefster geeft aan dat zij tijdens de mishandeling bang was dood te gaan. De verbalisant relateert als letsel onder meer een kapotte mond en zwellingen in het hele gezicht. Aangeefster geeft in een nadere verklaring aan dat zij na het gebeuren een enorme pijn aan haar hoofd, nek en schouder voelt. - Tijdens zijn verhoor verklaart getuige [getuige 1] dat er een hechte vriendschapsband is tussen hem en [verdachte] en [slachtoffer 1] en dat zij beiden een caravan hebben staan op camping het Karrewiel. Op vrijdag 1 februari 2008 is er op de camping een pyamabal en hij, [verdachte] en [slachtoffer 1] zijn daar ook. Omstreeks 24.00 uur gaan hij en zijn vriendin [naam vriendin] terug naar hun caravan. Omstreeks 03.00 uur komt [slachtoffer 1] de caravan van [getuige 1] binnen en [getuige 1] ziet dat het gezicht van [slachtoffer 1] onder het bloed zit en dat zij overstuur is. [slachtoffer 1] zegt dat [verdachte] haar in mekaar heeft geslagen en dat zij over haar hele lichaam pijn heeft. Het zoontje van [slachtoffer 1], [getuige 2], blijft daarna bij hen in de caravan en [getuige 2] zegt tegen zijn, [getuige 1]’s vriendin, dat hij alles had meegekregen van hetgeen er deze avond tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] is voorgevallen omdat hij tijdens de ruzie roerloos op de bank is blijven liggen. - In de op 2 februari 2008 afgelegde verklaring deelt verdachte mede dat hij getrouwd is met [slachtoffer 1], dat zij samen een kind van 12 jaar hebben en dat zij in het weekeinde verblijven in een caravan op camping het Karrewiel te Meerlo. Verder verklaart verdachte dat zijn vrouw en hij gisteravond naar een pyamaparty zijn gegaan en dat zij daar zijn gebleven tot ongeveer 02.00 uur. - De verklaring die [getuige 2], de zoon van verdachte en aangeefster, tijdens zijn verhoor op 22 april 2008 in de verhoorstudio heeft afgelegd, ondersteunt de verklaring van aangeefster. [getuige 2] verklaart onder meer dat hij de afgelopen carnaval samen met zijn papa en mama naar een pyamaparty op de camping gaat. Op een gegeven moment wordt hij moe en gaat hij naar de caravan om te slapen. Als hij daar slaapt, wordt hij wakker door de harde stem van papa. Er is ruzie tussen papa en mama en hij hoort papa zeggen: “Ik maak je kapot, ik maak je kapot.” Hij krijgt meer dat papa mama naar buiten sleurt en hij hoort mama “help” roepen. Met betrekking tot feit 3: - Aangever [slachtoffer 2] geeft in zijn verklaring aan dat hij aangifte wenst te doen tegen zijn stiefvader [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Helmond terzake diverse mishandelingen die hebben plaatsgevonden in de gemeente Helmond. Aangever verklaart dat hij in de zomer van 2007 ruzie krijgt met [verdachte]. Hij geeft aan dat er tussen hem en [verdachte] een woordenwisseling ontstaat over het uitlaten van de hond en dat hij, aangever, naar de deur loopt om te gaan. [verdachte] houdt hem tegen en hij geeft hem enkele klappen. Aangever zegt dat [verdachte] hem raakte waar hij hem raken kon. [verdachte] stompte hem in de maagstreek en slaat met de hand in het gezicht. Aangever geeft aan dat hij van de klappen en stompen enkele dagen pijn heeft ondervonden. - Verdachte deelt in zijn op 27 maart 2008 afgelegde verklaring de verhorende verbalisanten mede dat hij getrouwd is met [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] uit een eerdere relatie kinderen heeft onder wie [slachtoffer 2]. Verdachte geeft aan dat hij afgelopen zomer in zijn boosheid [slachtoffer 2] heeft geslagen toen hij er achter kwam dat de hond nog niet was uitgelaten. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 subsidiair, het sub 2 en het sub 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 02 februari 2008 te Meerlo opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, zulks terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn echtgenote; 2. hij op 02 februari 2008 te Meerlo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot"; 3. hij in (de zomer van) het jaar 2007 in de gemeente Helmond opzettelijk mishandelend zijn stiefkind [slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie 8.1. De strafbaarheid Tegenover de politie heeft verdachte onder meer verklaard dat hij [slachtoffer 2] had geslagen nadat [slachtoffer 2] hem, verdachte, had aangevallen. De rechtbank begrijpt hieruit dat verdachte een beroep op noodweer doet. De rechtbank is van oordeel dat onder de aanwezige bewijsmiddelen slechts één bewijsmiddel is waarin de vermeende aanval van [slachtoffer 2] richting verdachte is te vinden, namelijk de verklaring van verdachte. Voorts weegt de rechtbank bij deze beoordeling mee dat zowel stiefzoon [slachtoffer 2] als zoon [getuige 2] over het gedrag van verdachte jegens de (minderjarige) kinderen opvallende overeenkomsten vertonen. Bijzonder in het oog vallend zijn de verklaringen van beide jongens dat verdachte sterk kan omslaan in zijn gedrag en dan plots overgaat tot het slaan en stompen. De stelling van verdachte dat hij uit noodweer heeft gehandeld acht de rechtbank dan ook geenszins aannemelijk. Het verweer op noodweer wordt derhalve verworpen. Het bewezenverklaarde levert strafbare feiten op nu niet is gebleken van enige omstandigheid die de strafbaarheid opheft. 8.2. Kwalificatie In de dagvaarding staan bij feit 3 onder de tenlastelegging de artikelen 304 juncto 300 van het Wetboek van Strafrecht vermeld. De rechtbank constateert dat de in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht vermelde strafverzwarende omstandigheid echter niet in de tenlastelegging is opgenomen, zodat de tenlastelegging enkel is gebaseerd op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Geheel ten overvloede overweegt de rechtbank dat het slachtoffer in deze het stiefkind van verdachte is, hetgeen niet gelijk is te stellen met “kind” zoals bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht De ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten leveren op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van feit 1: Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn echtegenoot. Ten aanzien van feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Ten aanzien van feit 3: Mishandeling. Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij de artikelen 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 27 januari 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de poging tot zware mishandeling (feit 1 primair), de bedreiging (feit 2) en de mishandeling (feit 3) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. 10.2 De overwegingen van de rechtbank Uit het dossier komt een beeld van verdachte naar voren als een man die ontevreden is met de wending die zijn leven heeft genomen en die frustratie botviert op zijn gezin. Naast zijn echtgenote hebben ook de (stief)kinderen te lijden onder het gedrag van verdachte. Tekenend voor de houding van verdachte is dat hij zijn echtgenote mishandelt terwijl hij weet dat hun zoon van 11 jaar dat allemaal meekrijgt. De mishandeling van zijn echtgenote was een forse. Niet alleen blijkt dat uit de verklaringen van zijn echtgenote en het geconstateerde letsel. Ook is de opmerking van [getuige 2] dat hij dacht dat mama dood was omdat het opeens stil was en omdat papa zei dat als [getuige 2] naar buiten zou lopen hij naast mama kwam te liggen en dat ze morgen een nieuwe mama zouden gaan zoeken, veelzeggend. In het bijzonder rekent de rechtbank het verdachte mishandelen van zijn stiefzoon [slachtoffer 2] zwaar aan. Door het huwelijk van verdachte met [slachtoffer 1] Bottenberghs is haar zoon [slachtoffer 2] tot het gezin van verdachte gaan behoren en uit dien hoofde had [slachtoffer 2] op onvoorwaardelijk liefde en genegenheid van respectievelijk vertrouwen in zijn stiefvader moeten kunnen rekenen. Verder is het zo dat door de bewezen verklaarde feiten grote inbreuk wordt gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de in de bewezen verklaarde feiten vermelde personen. Het feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd hinder van ondervinden, is treffend verwoord door [slachtoffer 2] die zegt dat hij veel emotionele schade heeft ondervonden van het gedrag van verdachte. De pijn van een klap duurt hoogstens een à twee dagen. Van de rest daaromheen houd je langer last. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte nog niet eerder ter zake van het gebruiken van lichamelijk geweld tegen personen met politie en justitie in contact gekomen. Gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder ten opzichte van wie ze zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat eigenlijk een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enige tijd op zijn plaats is. De rechtbank zal echter geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen nu blijkens de inhoud van het over verdachte op 19 augustus 2008 door Novadic-Kenton, verslavingsreclassering te Eindhoven uitgebrachte rapport, het leven van verdachte weer in rustig vaarwater is terechtgekomen. Verdachte heeft weer werk en hij zijn alcoholgebruik tot een minimum beperkt. Begeleiding wordt door de reclassering niet voorgesteld mede omdat hij alle afspraken met rapporteur is nagekomen. De rechtbank zal toch een onvoorwaardelijke straf aan verdachte opleggen gelet op de enorme impact die verdachtes handelen op de slachtoffers heeft gehad. Een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, vormt naar het oordeel van de rechtbank een gepaste bestraffing en kan in dit geval ook een bijdrage leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 240 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen Verder is de rechtbank van oordeel dat door het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsstraf de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten en daarom zal de rechtbank een zodanige straf opleggen. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 285, 300, 304. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 subsidiair, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid; beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast; verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid; beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis welke verdachte heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld. veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde voorts tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden; bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.K. Kleine en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.H. van den Hombergh voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2009. typ: JBIC