Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2658

Datum uitspraak2009-02-05
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440208-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

ontrekken aan gezag; strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440208-08 en 07.630152-08 (TUL) Uitspraak: 5 februari 2009 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboortejaar] [adres] thans in voorarrest verblijvende in [xxx] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Tas, advocaat te Deventer. De officier van justitie, mr. W. Ludwig, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de vrijspraak van verdachte ter zake het onder 2 ten laste gelegde; - de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 11 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren; - de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.630152-08 aan verdachte opgelegde voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf van 90 dagen. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging). BEWIJS De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: hij in de periode van 8 september 2008 tot en met 16 oktober 2008 in de gemeente Raalte en in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een minderjarige te weten [naam] heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent, te weten [naam]gezinsvoogd Bureau Jeugdzorg Overijssel) en/of Bureau Jeugdzorg. Van het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het onder 1 primair bewezene levert op: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent, strafbaar gesteld bij artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft zijn minderjarige vriendin onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag door haar, zonder medeweten en toestemming van haar voogd, op te (laten) halen bij de woning van haar oma en gedurende een periode van ruim 1 maand verblijf te laten houden in Almelo. De rechtbank heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 28 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Zeer recent, namelijk op 22 juli 2008, is verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor het opzettelijk verbergen van zijn minderjarige vriendin, die zich onttrokken had aan het wettig over haar gesteld gezag. Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte verliefd was op het meisje waar het in deze zaak om gaat, dat hij dat meisje daarom op haar verzoek heeft laten ophalen en dat er geen kans is op recidive aangezien de relatie inmiddels is beëindigd. De officier van justitie heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd. De rechtbank rekent het de verdachte erg zwaar aan dat hij heel kort na zijn veroordeling tot een gevangenisstraf voor een bijna identiek delict weer de fout in is gegaan. Dit getuigt van weinig inzicht van verdachte in de strafwaardigheid van zijn handelen, terwijl het oordeel van de politierechter op 22 juli 2008 daar toch duidelijk over is. Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De duur van straf zal echter hoger zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, met name door de recidive op zeer korte termijn. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de gehele tenuitvoerlegging te gelasten van de door de politierechter bij vonnis d.d. 22 juli 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 1 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 2 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het opgelegde onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging De rechtbank wijst de vordering toe. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.630152-08 bij vonnis d.d. 22 juli 2008 van de politierechter voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 90 dagen. Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. A.J. Louter en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2009.