Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2779

Datum uitspraak2009-02-12
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000875-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afpersing in vereniging, wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging, verkoop van synthetische drugs en vuurwapenbezit. Bewijsverweren nopens onder meer medeplegen. Staat drugsverkoop aan buitenlanders gelijk met "Met bestemming naar het buitenland ten vervoer aanbieden"?


Uitspraak

Parketnummer: 20-000875-08 Uitspraak : 12 februari 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 3 maart 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-811623-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1957], wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in PI Tilburg, Gevangenis te Tilburg, waarbij de verdachte terzake van: 1. “Medeplegen van afpersing”; 2. “Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden”; 3. primair en 4. primair telkens: “Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod”; 5. “Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II”, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroepen vonnis moet worden vernietigd en: - betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1., 3. primair, 4. primair en subsidiair ten laste gelegde feiten; - zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van bewezenverklaring van de onder 2., 3. subsidiair, 4. tweede subsidiair (althans voor zover dit betreft het opzettelijk tezamen en in vereniging aanwezig hebben van de ten laste gelegde drugs) en 5. ten laste gelegde feiten. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 12 juni 2007 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 400,--, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn echtgenote, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s): * die [slachtoffer] heeft/hebben laten stoppen en/of * die [slachtoffer] onder bedreiging met een mes heeft/hebben vervoerd naar de woning van een of meer van de daders en/of * een mes op korte afstand van de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of met een mes in zijn been heeft/hebben geprikt/gestoken en/of een mes heeft/hebben voorgehouden en/of * die [slachtoffer] (aan zijn handen en enkels) heeft/hebben vastgebonden en/of * die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of * tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Weet je waarom dit zover is gekomen? Omdat je niet hebt betaald. Je hebt je diep in de shit gewerkt" en/of "Als ik straks geen geld heb, dan maak ik je echt af" en/of "Ik ga je met benzine overgieten en in brand steken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad (ernstige kneuzing rechter gelaat (mogelijk met fractuur) en/of beschadiging kaakgewricht en/of kneuzing schouder en/of gekneusde ribben); 2. hij op of omstreeks 12 juni 2007 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet: * die [slachtoffer] laten stoppen en/of * die [slachtoffer] onder bedreiging met een mes vervoerd naar de woning van een of meer van de daders en/of * een mes op korte afstand van de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of met een mes in zijn been geprikt/gestoken en/of een mes voorgehouden en/of * die [slachtoffer] (aan zijn handen en enkels) vastgebonden en/of * die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, geslagen en/of geschopt en/of * die [slachtoffer] een aantal uren in de woning van een of meer van de daders (vast)gehouden, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad (ernstige kneuzing rechter gelaat (mogelijk met fractuur) en/of beschadiging kaakgewricht en/of kneuzing schouder en/of gekneusde ribben); 3. primair hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 15 augustus 2007 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer twee kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 700, althans een aantal, zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA en/of (een) ander(e) op lijst I van de Opiumwet voorkomend(e) middel(en), zijnde amfetamine en/of MDMA en/of (een) middel(en) voorkomendop de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; subsidiair hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 15 augustus 2007 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer twee kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 700, althans een aantal, zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA en/of (een) ander(e) op lijst I van de Opiumwet voorkomend(e) middel(en), zijnde amfetamine en/of MDMA en/of (een) middel(en) voorkomend op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 4. primair hij op of omstreeks 16 augustus 2007 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer tien kilogram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 2.240, althans een aantal, zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk die amfetamine en/of die XTC-pillen verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd aan (een) inwoner(s) van de Bondsrepubliek Duitsland, althans aan (een) buitenlander(s) en/of met bestemming buitenland; subsidiair hij op of omstreeks 16 augustus 2007 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, ongeveer tien kilogram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 2.240, althans een aantal, zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, die amfetamine en/of die XTC-pillen heeft verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd aan (een) inwoner(s) van de Bondsrepubliek Duitsland, althans aan (een) buitenlander(s) en/of met bestemming buitenland, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid; tweede subsidiair hij op of omstreeks 16 augustus 2007 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer tien kilogram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 2.240, althans een aantal,zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 5. hij op of omstreeks 16 augustus 2007 te Tilburg een wapen van categorie II (sub 3), te weten een centraalvuur enkelloops jachtgeweer met afgezaagde/verkorte loop, voorhanden heeft gehad. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak De advocaat-generaal heeft onder andere gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 3. primair en 4. primair ten laste gelegde feiten, één en ander bestaande in het met bestemming naar het buitenland ten vervoer aanbieden. Het hof overweegt als volgt. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de drugs, genoemd in het onder 3. en 4. ten laste gelegde, heeft verkocht aan twee personen, die daartoe vanuit Duitsland naar Nederland waren gekomen. De verdachte heeft erkend dat hij drugs heeft verkocht aan personen met wie hij in de Russische en/of Duitse taal communiceerde, doch ontkend dat hij wist dat die drugs door de kopers buiten het grondgebied van Nederland zouden worden gebracht. In dat verband heeft de verdachte namelijk verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de onder 4. ten laste gelegde drugs zouden worden vervoerd naar Limburg. Voor bewezenverklaring van “buiten het grondgebied van Nederland brengen” in de zin van lid 5 van artikel 1 van de Opiumwet moet, nu uit de verklaring van verdachte of anderszins zijn wilsgerichtheid op die uitvoer niet blijkt, uit bewijsmiddelen ten minste blijken dat de verdachte over concrete aanwijzingen kon beschikken dat zijn gedragingen in direct verband zouden staan tot grensoverschrijdend vervoer van de door hem verkochte drugs. Dergelijke concrete aanwijzingen ontbreken echter in de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Reeds om die reden zal de verdachte van het onder 3. primair en 4. primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. tweede subsidiair en 5. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 12 juni 2007 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 400,--, toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn echtgenote, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders: * die [slachtoffer] met een mes in zijn been hebben geprikt en een mes hebben voorgehouden en * die [slachtoffer] meermalen hebben geslagen en geschopt en * tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Weet je waarom dit zover is gekomen? Omdat je niet hebt betaald. Je hebt je diep in de shit gewerkt" en "Als ik straks geen geld heb, dan maak ik je echt af" en "Ik ga je met benzine overgieten en in brand steken”; 2. hij op 12 juni 2007 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet: * die [slachtoffer] aan zijn handen en enkels vastgebonden en * die [slachtoffer] een aantal uren in zijn, verdachtes, woning vastgehouden; 3. subsidiair hij op in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 15 augustus 2007 te Tilburg, opzettelijk heeft verkocht twee kilogram van een materiaal bevattende amfetamine en 700 zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA of een ander op lijst I van de Opiumwet voorkomend middel, zijnde amfetamine en MDMA middelen voorkomend op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. tweede subsidiair hij op 16 augustus 2007 te Tilburg opzettelijk heeft verkocht ongeveer tien kilogram van een materiaal bevattende amfetamine en 2.240 zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I; 5. hij op 16 augustus 2007 te Tilburg een wapen van categorie II (sub 3), te weten een centraalvuur enkelloops jachtgeweer met afgezaagde/verkorte loop, voorhanden heeft gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs A.1 Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij wist dat [slachtoffer] werd afgeperst door [medeverdachte 1] en evenmin dat [slachtoffer] tegen zijn wil werd vastgehouden, zodat hij niet als medepleger aan die feiten kan worden gezien. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. A.2 Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt (onder meer) -zakelijk weergegeven- dat: - de jegens [slachtoffer] onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden in de woning van de verdachte; - [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte 1] is meegenomen naar de woning van verdachte; - ten tijde van de feiten, al dan niet onafgebroken, in de woning (onder meer) aanwezig waren medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en de verdachte; - [medeverdachte 1] op enig moment een “soort antieke dolk” ter hand heeft genomen en gehanteerd jegens het slachtoffer, waarna de verdachte tegen [slachtoffer] zei: “Weet je waarom dit zover is gekomen? Omdat je niet hebt betaald. Je hebt je diep in de shit gewerkt”; - [medeverdachte 1] vervolgens met de punt van de dolk hard in het linker bovenbeen van [slachtoffer] prikte, waarbij hij hem de woorden toevoegde: “Weet je zeker dat je geld hebt om te betalen?” en "Als ik straks geen geld heb, dan maak ik je echt af" en "Ik ga je met benzine overgieten en in brand steken”; - de verdachte vervolgens zei dat dat laatste geen optie was, waarna [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] zei dat hij zij eigen graf moest graven in het bos en dat hij hem dan zou doodschieten; - [medeverdachte 1] op enig moment aan [slachtoffer] vroeg of hij geld bij zich had en vervolgens zei dat hij naar de woning van [slachtoffer] wilde gaan om spullen te pakken om de schuld in te lossen; - [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] zei dat hij niet weg mocht en dat hij moest blijven; - [slachtoffer] een aantal keren hard tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen door [medeverdachte 1], waarbij hij lichamelijk letsel opliep; - [medeverdachte 1] vervolgens naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en tegen verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft gezegd dat [slachtoffer] niet mocht opstaan uit zijn stoel; - [slachtoffer] vervolgens een half uur later probeerde te vluchten waarna hij werd tegengehouden door verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]; - hij vervolgens met enige dwang weer op de stoel werd gezet door [medeverdachte 3] en verdachte; - [medeverdachte 2] hem vervolgens op die stoel vastbond; - [slachtoffer] de verdachte en de anderen smeekte om te worden vrijgelaten; - [medeverdachte 1] vervolgens weer terug in de woning kwam met cocaïne, waarna iedereen deze cocaïne ging gebruiken; - [medeverdachte 2] een paar uur later tegen [slachtoffer] begon te schelden dat hij hen in de problemen had gebracht door die 150 euro niet te betalen en hem hard tegen zijn benen aanschopte; - [medeverdachte 1] vervolgens voor de tweede keer de woning verliet, waarna verdachte en [medeverdachte 3] zeiden dat zij geen oppas meer wilden spelen; - op een gegeven moment verdachte en [medeverdachte 3] iemand hadden geregeld die met [slachtoffer] naar huis zouden gaan om de 150 euro op te halen; - vervolgens een zekere [naam] naar de woning kwam die samen met [medeverdachte 2] en [slachtoffer] in een auto naar de woning van [slachtoffer] ging om het geld op te halen; - daar aangekomen, [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer] zei dat hij 500 euro moest betalen; - [slachtoffer] in de woning van zijn vrouw een bedrag van EUR 400,00 kreeg en dit vervolgens aan [medeverdachte 2] gaf; - [slachtoffer] weer met [naam] en [medeverdachte 2] mee terug moest naar de woning van verdachte; - daar aangekomen, de verdachte aan [medeverdachte 2] vroeg of het geregeld was; - [slachtoffer] vervolgens, na nog te zijn bedreigd door [medeverdachte 1], werd vrijgelaten; - verdachte een deel van het van [slachtoffer] afgeperste geldbedrag van [medeverdachte 1] heeft ontvangen. A.3 De verdachte heeft, nadat hem ter terechtzitting in hoger beroep de door hem in eerste aanleg afgelegde verklaring was voorgehouden, erkend dat hij samen met anderen [slachtoffer] heeft belet zijn woning te verlaten en verklaard dat “als je het zo gaat bekijken” het klopt dat hij [slachtoffer] met anderen van de vrijheid heeft beroofd. A.4 Uit het hierboven weergegevene leidt het hof af, dat de verdachte, kort na het moment dat [slachtoffer] door [medeverdachte 1] zijn woning werd binnengebracht tot en met het moment van diens vrijlating, op de hoogte is geweest van het feit dat [medeverdachte 1] geld van [slachtoffer] wilde ontvangen en voorts dat (een groot deel van) het door zijn mededaders jegens [slachtoffer] gebruikte lichamelijk geweld en bedreigingen met geweld in zijn tegenwoordigheid hebben plaatsgevonden. Bovendien blijkt daaruit dat hij zijn mededaders daarvan op geen enkel moment daarvan heeft weerhouden, noch dat hij zich op enigerlei andere wijze van hun handelen heeft gedistantieerd, hetgeen voor hem eenvoudig was bijvoorbeeld door zelf zijn woning te verlaten of zijn mededaders de deur te wijzen. Daarentegen blijkt dat hij zich verbaal heeft geschaard aan de zijde van [medeverdachte 1] door - terwijl [medeverdachte 1] een dolk in zijn hand hield - [slachtoffer] de woorden: “Weet je waarom dit zover is gekomen? Omdat je niet hebt betaald. Je hebt je diep in de shit gewerkt” toe te voegen en ten slotte dat hij fysiek heeft ingegrepen op het moment dat [slachtoffer] trachtte de woning te ontvluchten, alsmede hem heeft gedwongen weer op “zijn” stoel plaats te nemen. A.5 Onder die omstandigheden moet worden geoordeeld, dat de verdachte bij de uitvoering van de feiten zo bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders dat sprake is van het tezamen en vereniging afpersen van [slachtoffer] alsmede van het medeplegen van het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden van die [slachtoffer]. A.6 Het verweer wordt bijgevolg verworpen. B. De raadsman heeft namens de verdachte voorts betoogd dat deze moet worden vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen hoogstens kan volgen dat de verdachte zich aan een poging schuldig heeft gemaakt. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, nadat hij 2.240 zogeheten “XTC-pillen” en 10 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine aan twee kopers had geleverd, met die kopers naar zijn woning is gegaan om samen drugs te gaan gebruiken. In woning van verdachte werden de door hem aan vorenbedoelde personen verkochte drugs vervolgens door dezen in de meterkast opgeborgen. Het hof trekt uit dit één en ander het gevolg dat de koop van de onderhavige drugs voltooid was. Dat die door de politie in verdachtes huis werden aangetroffen kan dat onder de weergegeven omstandigheden niet anders maken. Het verweer wordt bijgevolg verworpen. C. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. D. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het onder 1. bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 282, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, juncto artikel 312, tweede lid onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht Het onder 3. en 4. bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet. Het onder 5. bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 26, eerste lid, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, onder a, van de Wet wapens en munitie, Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1. en 2. in “eendaadse samenloop” zijn begaan. Het hof gaat evenwel aan dit standpunt voorbij, nu toch artikel 317 en artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht niet strekken tot de bescherming van hetzelfde rechtsgoed, zodat van twee verschillende feiten in de zin van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden gesproken. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd -: 1. Afpersing in vereniging van [slachtoffer]; 2. Wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging van [slachtoffer]; 3. Verkoop van 700 kilogram zogeheten “XTC-pillen” en 2 kilogram amfetamine; 4. Verkoop van 2.240 zogeheten “XTC-pillen” en 10 kilogram amfetamine; 5. Bezit van een jachtgeweer met afgezaagde loop. De eerste rechter heeft de verdachte terzake van de feiten genoemd onder 1., 2. en 5., alsmede terzake van de uitvoer in vereniging van de onder 3. en 4. genoemde hoeveelheden harddrugs, veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de verdachte terzake van de hiervoor onder 1. tot en met 5. genoemde feiten zal veroordelen tot dezelfde straf als de eerste rechter. Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep in verband met de op te leggen straf het hof verzocht meer dan de eerste rechter rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte bij de uitvoering van de onder 1. tot en met 4. ten laste gelegde feiten slechts een beperkte rol heeft gespeeld, zodat een “wat meer humane strafmaat niet zou misstaan”. De raadsman heeft voorts bepleit dat bij de strafoplegging rekening zal worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte als gevolg van de onderhavige strafzaak “alles”, waaronder zijn woning, is kwijtgeraakt. Het hof overweegt als volgt. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat het in het onder 1. bewezen verklaarde feit gaat om de afpersing van [slachtoffer], waarbij door verdachte en zijn mededaders door middel van het gebruik van fors lichamelijk geweld alsmede door middel van bedreigingen met geweld een geldbedrag van EUR 400,00 van het slachtoffer afhandig is gemaakt; - de omstandigheid dat het in het onder 2. bewezen verklaarde feit gaat om de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer], waarbij deze ongeveer gedurende 10 uren van zijn vrijheid beroofd is gehouden in verdachtes woning en waarbij het slachtoffer door verdachte en zijn mededaders aan een stoel is vastgebonden; - de mate waarin [slachtoffer] als gevolg van het handelen van verdachte en zijn mededaders lichamelijk letsel heeft opgelopen; - de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten -naast de lichamelijke gevolgen- nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid; - de omstandigheid dat door gewelddadige feiten als de onderhavige de rechtsorde ernstig is geschokt en bovendien dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen; - de omstandigheid dat het in de onder 3. en 4. bewezen verklaarde gevallen gaat om de verkoop van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs; - de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren; - de omstandigheid dat verdachte daarbij (kennelijk) slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin; - de omstandigheid dat het voorhanden hebben van een vuurwapen als genoemd in het onder 5. bewezen verklaarde feit grote veiligheidsrisico's met zich brengt. - de omstandigheid dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de volgende strafbare feiten, terzake waarvan hij niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd: 1. parketnummer 02-811623-07: het opzettelijk aanwezig hebben van gebruikershoeveelheden cocaïne in vereniging, gepleegd op 16 augustus 2007 te Tilburg; 2. parketnummer 02-811623-07: opzetheling van een gestolen kluis, gepleegd op 5 augustus 2007 te Tilburg. In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 december 2008, waaruit blijkt dat hij een aantal keren eerder veroordeeld terzake van opzettelijke overtreding (in vereniging) van artikel 2 onder B van de Opiumwet (het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van harddrugs), alsmede een aantal keren terzake van de overtreding van de Wet wapens en munitie en eenmaal terzake van wederrechtelijke vrijheidsberoving; - het voorlichtingsrapport van Novadic-Kentron, d.d. 7 december 2007, opgemaakt door M.C. de Jong; - de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 47, 57, 63, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3. primair, 4. primair en 4. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. tweede subsidiair en 5. ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: 1. Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. 2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden. 3. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. 4. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. 5. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr. H.D. Bergkotte, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier, en op 12 februari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.