Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2801

Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2009-02-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers414125 / KG ZA 08-2301 P/RV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vordering van Pretium Telecom tot preventief verbod op de uitzending van een item over oneerlijke handelspraktijken in NOS Journaal wordt afgewezen nu voorshands niet aannemelijk is dat de NOS met de uitzending onrechtmatig zal handelen jegens Pretium Telecom.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 414125 / KG ZA 08-2301 P/RV Vonnis in kort geding van 3 december 2008 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRETIUM TELECOM B.V., gevestigd te Haarlem, eiseres bij dagvaarding van 3 december 2008, advocaten mr. O.G. Trojan te Rotterdam en mr. D.P. Kuipers te Den Haag, tegen de stichting NEDERLANDSE OMROEP STICHTING, gevestigd te Hilversum, gedaagde, advocaat mr. M.A. de Kemp te Amsterdam. Partijen zullen hierna Pretium Telecom en de NOS worden genoemd. 1. De procedure Ter terechtzitting van 3 december 2008 heeft Pretium Telecom gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, waarbij de voorzieningenrechter het woord “s-Gravenhage” in het petitum als een kennelijke schrijffout aanmerkt en hiervoor leest “Amsterdam”. De NOS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting was aan de zijde van Pretium Telecom [bestuurder], bestuurder, aanwezig. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is de beslissing ter zitting mondeling aan partijen gegeven, verder is meegedeeld dat de uitwerking daarvan op 18 december 2008 zou volgen. Het onderstaande is die uitwerking. 2. De feiten 2.1. Pretium Telecom biedt telecommunicatiediensten aan. Daartoe belt zij mensen thuis met een aanbod. De diensten bestaan voornamelijk uit het aanbieden van diensten gebruikmakend van de zogenaamde ‘vaste-lijn telefonie’, waarbij gebruik wordt gemaakt van de infrastructuur van de Koninklijke KPN N.V., verder KPN. 2.2. De NOS verzorgt, voor zover hier van belang, het samenstellen en uitzenden van het NOS Journaal. 2.3. De NOS heeft in de middag van 3 december 2008 aan Pretium Telecom laten weten dat er in de NOS Journaals van die dag van 18:00 en 20:00 uur aandacht zal worden besteed aan een onderzoeksrapport van de Consumentenautoriteit naar oneerlijke handelspraktijken (OHP). 2.4. De NOS heeft verder aan Pretium Telecom meegedeeld dat in de betrokken journaals een mevrouw zal worden geïnterviewd die stelt het slachtoffer van oneerlijke handelspraktijken te zijn, waarbij ook Pretium Telecom ter sprake komt. 3. Het geschil 3.1. Pretium Telecom vordert samengevat - primair dat het aangekondigde onderwerp in het NOS Journaal niet mag worden uitgezonden, subsidiair dat de uitzending van dat onderwerp met een week wordt uitgesteld. Een en ander met veroordeling van de NOS in de proceskosten. 3.2. Pretium Telecom legt aan haar vordering ten grondslag dat de NOS onrechtmatig jegens haar handelt. Er is geen reden voor de NOS om in een onderwerp van het NOS Journaal over oneerlijke handelspraktijken een interview op te nemen waardoor Pretium Telecom in een kwaad daglicht zal worden gesteld. Pretium Telecom wordt niet genoemd in het rapport van de Consumentenautoriteit. Daarnaast heeft het hof in Den Haag Pretium Telecom recentelijk in het gelijk gesteld in een zaak betreffende een onrechtmatige publicatie van een artikel over de handelspraktijken van Pretium Telecom in de Telegraaf. Pretium Telecom wil verder de gegevens van de geïnterviewde krijgen om onderzoek te doen naar de totstandkoming van de overeenkomst tussen Pretium Telecom en haar. Juist voor ouderen – tot welke categorie de geïnterviewde schijnt te behoren – heeft Pretium Telecom namelijk een speciale opt out-regeling en een coulance-regeling, zodat de geïnterviewde niet tegen haar zin aan de overeenkomst zal worden gehouden. Pretium Telecom wil met haar onderzoek ook uitsluiten dat de geïnterviewde in het NOS Journaal ten onrechte zal klagen over de totstandkoming van de overeenkomst met Pretium Telecom. 3.3. De NOS beroept zich op haar vrijheid van meningsuiting en betoogt dat een preventieve beperking daarvan slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegewezen. Verder voert zij aan dat het onderwerp van de uitzending is gemaakt naar aanleiding van het vandaag, 3 december 2008, verschenen rapport van de Consumentenautoriteit over oneerlijke handelspraktijken. Omdat ouderen vaker het slachtoffer zijn van de praktijken die in de reportage aan de kaak worden gesteld, heeft de NOS in de kennissenkring van medewerkers gezocht naar oudere mensen met een negatieve ervaring bij het telefonisch aangaan van overeenkomsten. Zo is de NOS bij de geïnterviewde terechtgekomen. De geïnterviewde vertelt dat zij door een tweetal bedrijven telefonisch is benaderd voor diensten, zonder daarbij de naam van die bedrijven te noemen. Een voice-over maakt echter melding van telecommunicatiebedrijven in verband met de bedoelde praktijken. In het interview toont de geïnterviewde verder nog schriftelijke correspondentie met de door haar bedoelde bedrijven, waaronder brieven van Pretium Telecom aan haar. Het logo van Pretium Telecom in het briefhoofd is slechts heel kort en klein te zien. De naam Pretium Telecom wordt in de rapportage in het geheel niet genoemd en het logo en de bedrijfsnaam komen niet nadrukkelijk in beeld. Het zal de gemiddelde kijker daarom niet opvallen dat een deel van de brieven die de geïnterviewde laat zien, afkomstig zijn van Pretium Telecom. Verder zal na het zien van het onderwerp in het NOS Journaal de gemiddelde kijker niet de indruk hebben dat Pretium Telecom mogelijk oneerlijke handelspraktijken toepast. De NOS handelt dus niet onrechtmatig jegens Pretium Telecom. 4. De beoordeling 4.1. Het gevraagde verbod houdt een beperking in van de vrijheid van meningsuiting, in dit geval van de pers, waarbij gelet op het belang van de voorlichtende taak van de pers een grote terughoudendheid is geboden. Een dergelijke beperking is alleen gerechtvaardigd als deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving. 4.2. Een beperking bij de wet voorzien is aan de orde als de uitzending onrechtmatig zou zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de beoordeling of daarvan sprake is, zijn alle omstandigheden van het geval van belang. 4.3. Ter zitting waren geen beelden van de voorgenomen uitzending beschikbaar. Op basis van de toelichting van de NOS kan echter van het volgende worden uitgegaan: - het onderwerp bevat een interview met een mevrouw die twee voorbeelden geeft van gevallen waarin zij telefonisch is benaderd voor het aangaan van een overeenkomst en waarvan zij achteraf in de gaten kreeg met andere bedrijven te maken te hebben dan zij dacht. Daarbij worden de namen van de betrokken bedrijven niet genoemd, wel wordt vermeld dat één van die bedrijven een telecommunicatiebedrijf is; - tijdens het gesprek ritst de geïnterviewde door een stapel brieven. In die stapel bevinden zich ook brieven waarop het beeldmerk Pretium Telecom is te zien; - Pretium Telecom wordt niet bij name genoemd in het onderwerp; - het logo van Pretium Telecom komt niet prominent in beeld. 4.4. De NOS heeft het recht om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend uit te kunnen laten over misstanden die de samenleving raken. De aanleiding van de voor vanavond - 3 december 2008 - geplande berichtgeving is het vandaag gepubliceerde rapport van de Consumentenautoriteit. In dat rapport komen ook dubieuze praktijken van telecommunicatiebedrijven aan de orde, waarvan met name ouderen vaak het slachtoffer zijn. Het onderwerp in het NOS Journaal kan in dat opzicht illustratief zijn voor berichtgeving over oneerlijke handelspraktijken. Onder deze omstandigheden staat het de NOS ook vrij om de brieven van Pretium Telecom aan de geïnterviewde mevrouw in beeld te brengen, zeker als dat op een neutrale en onnadrukkelijke wijze gebeurt. Dat Pretium Telecom in het vandaag gepubliceerde rapport van de Consumentenautoriteit niet met name wordt genoemd doet aan het voornoemde recht van de NOS niet af. Voorshands kan niet worden geconcludeerd dat de NOS met het uitzenden van het interview onrechtmatig handelt jegens Pretium Telecom. 4.5. Pretium Telecom heeft nog gesteld dat de gemiddelde kijker bij het horen van de term ‘telecommunicatiebedrijf’ onmiddellijk aan Pretium Telecom zal denken, omdat zij naast KPN de enige aanbieder is van telecommunicatiediensten op de vaste lijnen van KPN en de enige die naast KPN haar diensten via telefonische verkoop aanbiedt. Pretium Telecom heeft dit niet onderbouwd zodat niet kan worden vastgesteld dat dit algemeen bekend is bij het publiek. Daarom is voorshands evenmin aannemelijk geworden dat het publiek bij het horen van de term ‘telecommunicatiebedrijf’ zal concluderen dat Pretium Telecom wordt bedoeld. 4.6. Nu op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat er thans onvoldoende aanleiding bestaat om te concluderen dat de NOS onrechtmatig zal handelen jegens Pretium Telecom bestaat in dit geval geen grond voor een beperking van de vrijheid van meningsuiting van de NOS. Voor een uitstel van de uitzending wordt evenmin aanleiding gezien, nog daargelaten dat dit, gelet op de actualiteit van de nieuwsuitzending, feitelijk op hetzelfde zal neerkomen als een verbod daarvan. De slotsom is dan ook dat de gevraagde voorzieningen moeten worden geweigerd. 4.7. Pretium Telecom zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van de NOS worden tot heden begroot op: - aan vast recht € 254,00 - aan salaris procureur 816,00 Totaal € 1.070,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. weigert de gevraagde voorzieningen, 5.2. veroordeelt Pretium Telecom in de proceskosten, aan de zijde van de NOS tot heden begroot op € 1.070,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.?