Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2831

Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2009-02-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers185087 BP RK 08-1763
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

"Ex parte verzoek tot het treffen van maatregelen op grond van 1019b-1019d Rv. Op grond van art. 73 Rijksoctrooiwet-1995 wordt de rechtbank te 's-Gravenhage ook in dit geval exclusief bevoegd verklaard.".


Uitspraak

verlof beslag RECHTBANK 'S HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rekestnummer: [nummer] beschikking van 10 december 2008 in de zaak van [octrooihouder] Limited / [inbreukmaker] International B.V. De voorzieningenrechter, Gezien het op 8 december binnengekomen verzoek van: 1. [octrooihouder] Limited, gevestigd te AAA (Delaware, U.S.A.), 2. [octrooihouder] SAS, gevestigd te BBB (Frankrijk), procesadvocaat: mr. M.A.A. van Wijngaarden te ’s-Gravenhage; gericht tegen: a. de besloten vennootschap [inbreukmaker] International BV, b. de besloten vennootschap [inbreukmaker] Nederland BV, beide gevestigd te [CCC, in het arrondissement ’s-Hertogenbosch] welk verzoek strekt tot het verkrijgen van een ex parte verlof tot het leggen van bewijsbeslag en andere bewarende maatregelen onder gerequestreerden in verband met dreigende en/of in Duitsland reeds gepleegde inbreuken door gerequestreerden op drie Europese octrooien op het terrein van diergeneesmiddelen, met betrekking waartoe [octrooihouder] exclusief bevoegd is deze te handhaven; Overwegende: Verzoekers gronden hun verzoek op de artikelen 1019b – 1019d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). Artikel 80 van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW) verklaart de rechtbank te ’s-Gravenhage uitsluitend bevoegd voor vorderingen, bedoeld in artikel 73 ROW. Artikel 73 ROW spreekt van “vorderingen die de octrooihouder ten dienste staan bij de handhaving van zijn octrooi”. Daarbij doelt Hoofdstuk 4, § 4 waarin artikel 73 is opgenomen onder meer op Europese octrooien als waarom het hier gaat. Hoewel in Hoofdstuk 4, § 4 en in artikel 80 ROW telkens gesproken wordt van “vorderingen”, moeten daaronder mede begrepen worden de niet door een dagvaarding in te leiden handhavingsmaatregelen van de artikelen 1019b – 1019d Rv. Deze artikelen belichamen de implementatie in de Nederlandse wetgeving van de Europese Richtlijn 2004/48. De Europese regelgeving kent geen scherp onderscheid tussen bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend door het uitbrengen van een dagvaarding of bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend door het indienen van een verzoekschrift. Voor het maken van een dergelijk onderscheid is te minder reden omdat de essentie van ex parte beslissingen nu juist is dat ze niet worden ingeleid door een oproeping gericht tot de wederpartij, zoals bij een dagvaarding onvermijdelijk het geval is. De gegrondheid van de door [octrooihouder] ingeroepen handhavingsmaatregelen en de toewijsbaarheid daarvan in een ex parte beslissing, vergen een summiere beoordeling van vragen over de geldigheid en handhaving van de octrooien (vgl. Vzr. Zutphen, 23 augustus 2007, LJN BB5753). Met betrekking tot het onderhavige verzoek rijst tevens de vraag of een mogelijke inbreuk op de octrooien van [octrooihouder] niet eenvoudig kan worden vastgesteld door analyse van de reeds op de Duitse markt verkrijgbare diergeneesmiddelen waarvan [octrooihouder] inbreuk vermoedt. Voor de ex parte beslissingen die in Boek 3, Titel 15 Rv. de gelaedeerde ten dienste staan geldt daarenboven dat deze, de één wellicht meer dan de ander, een grote impact kunnen hebben op de commerciële positie van de beweerdelijke inbreukmaker en veel schade kunnen toebrengen, ook voordat een vordering tot opheffing is toegewezen en uitvoerbaar is. Die maatregen en de daarbij te betrachten terughoudendheid vergen daarom beoordeling door een bijzonderlijk in de materie geverseerde rechter, waarvan sedert de daarmee beoogde concentratie van octrooizaken bij de rechtbank ’s-Gravenhage elders in den lande in afnemende mate sprake is. Bij deze uitleg van artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 is de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage in Nederland bij uitsluiting bevoegd om van verzoeken tot het geven van ex parte beslissingen op grond van Boek 3, Titel 15 Rv. (de artt. 1019 t/m 1019i) kennis te nemen. De voorzieningenrechter zal zich onbevoegd verklaren en de zaak op de voet van artikel 270 Rv. verwijzen naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage. Beslissende De voorzieningenrechter, verklaart zich onbevoegd, verwijst het verzoek naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage. Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.W. Rullmann, voorzieningenrechter.