Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2865

Datum uitspraak2009-02-13
Datum gepubliceerd2009-02-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460526-08 ontneming
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontnemingsuitspraak: Rechtbank legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te betalen een bedrag van € 7.500,- (vijfenzeventighonderd euro).

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van 5 auto's. Hij nam de auto's mee voor een proefrit en retourneerde de auto's vervolgens niet, maar verkocht de auto's dan wel in hun geheel, dan wel in onderdelen. Aan verdachte wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, alsmede een werkstraf voor de maximale duur, te weten 240 uren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt met de werkstraf verrekend. Zie uitspraak LJN BH2828.



Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460526-08 (36e Sr.) Uitspraak d.d.: 13 februari 2009 Tegenspraak (raadsman bepaaldelijk gemachtigd)/ onip VERKORT VONNIS gezien de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Straf¬recht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1979], wonende te [adres], welke vordering (in persoon) aan de veroordeelde is betekend op 23 januari 2009. De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 30 januari 2009. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Bij vonnis van deze rechtbank van 13 februari 2009 is [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uren in mindering wordt gebracht, ter zake van: - feiten 1, 2, 3, 4 en 5 telkens: verduistering. De rechtbank heeft de stukken van het onderhavige dossier bezien, waaronder een in de wettelijke vorm opgemaakt rapport genummerd dossiernummer PL0640/08-207215, gesloten op 18 november 2008 door [agent], werkzaam als [functie] te [plaats], inhoudende een berekening van door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel. Motivering 1. De officier van justitie heeft ter terechtzitting volhard bij haar schriftelijke vordering en heeft het wederrechtelijk voordeel geschat op een bedrag van € 7.500,-. 2. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 3. De rechtbank stelt op basis van haar onderzoek in samenhang met de inhoud van voormeld strafdossier en vonnis vast dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank hanteert als basis bij de schatting van de hoogte van dat voordeel het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank berekent het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve als volgt: Verduistering te - Bedrag Alkmaar - € 1.600,- (ontvangen voor complete auto) Purmerend - € 1.700,- (ontvangen voor complete auto) Leeuwarden - € 1.700,- (ontvangen voor complete auto) Leusden - € 1.400,- (ontvangen voor auto-onderdelen) De Meern - € 1.100,- (ontvangen voor auto-onderdelen) Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 7.500,- Beslissing Stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 7.500,- (vijfenzeventighonderd euro). Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te betalen een bedrag van € 7.500,- (vijfenzeventighonderd euro). Indien de veroordeelde niet aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag voldoet en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaren verlenen. Aldus beslist door mrs. Davids, voorzitter, Gilhuis en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2009.