Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2867

Datum uitspraak2009-01-20
Datum gepubliceerd2009-02-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers149044/2008-2902
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vernietiging erkenning. De rechtbank is met de bijzondere curator van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de erkenning heeft gedwaald. De man was voornemens om met de moeder van de minderjarige te trouwen en heeft de erkenning gedaan in de periode dat zij in ondertrouw zijn gegaan. Een kortstondige beïnvloeding onder invloed van een vluchtige verliefdheid kan bezwaarlijk aangemerkt worden als een wilsgebrek in de zin van de wet. Daarom zal het verzoek van de man worden afgewezen. Het verzoek van de bijzonder curator namens de minderjarige wordt toegewezen, nu vast staat dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is, de erkenning heeft plaatsgevonden tijdens de minderjarigheid van [naam minderjarige] en het verzoek door de bijzondere curator is ingediend binnen de termijn van art. 1:205 lid 4 BW.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Familie- en Jeugdrecht Vernietiging erkenning zaak-/rekestnr.: 149044/2008-2902 beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 20 januari 2009 in de zaak van: [naam man] wonende in [land], hierna mede te noemen: de man, procureur mr. M.T. Maanicus --tegen-- [naam moeder], wonende te [plaats], hierna mede te noemen: de moeder, alsmede in de zaak van [naam minderjarige], hierna te noemen: de minderjarige, vertegenwoordigd door Mr. E.M. van Hemert, bijzondere curator, kantoorhoudende te Zaandam, --tegen-- [naam man], wonende in [land], hierna mede te noemen: de man, procureur mr. M.T. Maanicus 1 Verloop van de procedure Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken: - het op 15 augustus 2008 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift met bijlagen van verzoekster; - de brief van mr. E.M. van Hemert van 22 oktober 2008, bijzondere curator; - de brief van mr. W.A. Quispel van 24 november 2008; - de akte van instemming van de moeder van 16 december 2008. 2 De vaststaande feiten In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan. 2.1 Uit een eerdere relatie van de moeder is op [geboortedatum] 2004 te [plaats] geboren de minderjarige [naam minderjarige]. 2.2 Partijen hebben van augustus 2007 tot december 2007 een relatie gehad. Op [datum] 2007 heeft de man de minderjarige erkend, van welke erkenning de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] op [datum] 2007 een latere vermelding bij de geboorteakte heeft opgesteld. 3 Het verzoek en de grondslag daarvan 3.1 De man verzoekt op grond van artikel 1: 205 lid 4 Burgerlijk Wetboek de door hem gedane erkenning te vernietigen. 3.2 De man grondt zijn verzoek op de stelling dat hij niet de biologische vader van de minderjarige is en dat hij ten tijde van de erkenning heeft gedwaald. Volgens hem heeft de erkenning van de minderjarige in een vlaag van verstandverbijstering plaatsgevonden zonder dat hij zich goed gerealiseerd had wat de gevolgen van de erkenning waren. De man verkeerde in die periode door privé omstandigheden in een moeilijke situatie. In die omstandigheden is de erkenning tot stand gekomen. De man is daarnaast van mening dat de erkenning van de minderjarige geen recht doet aan de feitelijke situatie omdat hij op geen enkele wijze invulling geeft aan de familierechtelijke betrekkingen die door de erkenning zijn ontstaan zodat de erkenning ongedaan gemaakt dient te worden. Er is geen sprake geweest van enig family-life en er is ook geen contact meer tussen de minderjarige en hem. De man woont inmiddels in [land] bij zijn vriendin en hun op [geboortedatum] 2007 geboren zoon, 4 Het standpunt van de moeder. De moeder heeft bij akte van instemming op 16 december 2008 schriftelijk ingestemd met het verzoek en verklaard dat zij geen verweer zal voeren en geen prijs stelt op een mondelinge behandeling van het verzoek. 5 Beoordeling 5.1 Als uitgangspunt geldt dat de man in beginsel niet terug kan komen op de door hem gedane erkenning, ook als hij, zoals in het onderhavige geval, niet de biologische vader is van het kind. Als uitzondering geldt artikel 1:205, eerste lid, aanheft en onder b, BW, waarin is bepaald dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, kan worden ingediend, indien hij stelt dat hij door dwaling, of een ander wilsgebrek, tot die erkenning is bewogen. 5.2 De bijzondere curator stelt in zijn verslag van 22 oktober 2008 dat uit het gestelde in het verzoekschrift en het gesprek dat hij met de moeder heeft gehad onvoldoende is gebleken dat bij de man sprake is geweest van dwaling op het moment dat hij de minderjarige heeft erkend. Partijen waren in die tijd van plan om met elkaar in het huwelijk te treden. De erkenning van de minderjarige heeft ook in het kader van het voorgenomen huwelijk plaatsgevonden en partijen zijn rond de datum van de erkenning in ondertrouw gegaan. De bijzondere curator is voorts van mening dat het niet in het belang van de minderjarige is dat de man levenslang als haar vader wordt aangemerkt, terwijl hij niet haar biologische vader is. Bovendien is er slechts sprake geweest van een zeer kortstondige relatie tussen de man en de moeder die zich niet anders laat omschrijven dan als een bevlieging. De bijzondere curator verzoekt daarom in zijn conclusie op grond van artikel 1:205 lid 1 BW namens de minderjarige de door de man gedane erkenning te vernietigen nu niet wordt betwist dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is. 5.3 De rechtbank is met de bijzondere curator van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de erkenning heeft gedwaald. De man was voornemens om met de moeder van de minderjarige te trouwen en heeft de erkenning gedaan in de periode dat zij in ondertrouw zijn gegaan. Een kortstondige beïnvloeding onder invloed van een vluchtige verliefdheid kan bezwaarlijk aangemerkt worden als een wilsgebrek in de zin van de wet. Daarom zal het verzoek van de man worden afgewezen. 5.4 Thans zal de rechtbank overgaan tot de beoordeling van het zelfstandige verzoek van de bijzondere curator. Op grond van art.1: 205 lid 1 sub a BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning op de grond van het feit dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind bij de rechtbank worden ingediend door het kind, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden. Nu vast staat dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is, de erkenning heeft plaatsgevonden tijdens de minderjarigheid van [naam minderjarige] en het verzoek door de bijzondere curator namens de minderjarige is ingediend binnen de termijn van art. 1:205 lid 4 BW, zal het verzoek worden toegewezen. 6 Beslissing De rechtbank: 6.1 Wijst het verzoek van de man af. 6.2 Vernietigt de erkenning door [naam man] gedaan op [datum] 2007 van: - [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 te [plaats]. Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 20 januari 2009 in tegenwoordigheid van M.P. Joukes als griffier.