Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2961

Datum uitspraak2009-02-16
Datum gepubliceerd2009-02-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002258-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een geldboete van € 250,- en ter zake van overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een geldboete van € 190,-.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002258-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-840857-06 Arrest van 16 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 december 2007 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1988] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats],[adres], niet ter terechtzitting verschenen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde misdrijf zal veroordelen tot een geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis en hem ter zake van de onder 2 ten laste gelegde overtreding zal veroordelen tot een geldboete van € 190,00 subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis. De beslissing op het hoger beroep Van de (nadere) terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 december 2007 is geen proces-verbaal opgemaakt. Daarom kan het hof niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden en of het vonnis aan de wettelijke eisen voldoet. Het vonnis zal om deze reden worden vernietigd en het hof zal opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 28 oktober 2006, (ongeveer rond 15.26), te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht; 2. hij op of omstreeks 28 oktober 2006, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde. Het hof beschouwt [slachtoffer] als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als [slachtoffer]. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad. Overweging met betrekking tot het bewijs Verdachte heeft in een brief van 3 september 2007 en in zijn schriftuur in hoger beroep betoogd - kort gezegd - dat niet hij de aanrijding heeft veroorzaakt, maar een andere persoon. Verdachte stelt dat hij zijn auto had uitgeleend voor een proefrit aan een jongen genaamd [naam]. Verdachte kent deze persoon verder niet. Ook heeft verdachte geen gegevens, zoals een adres of telefoonnummer, van deze persoon. De politierechter heeft op 11 september 2007 het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, waarna verdachte op de nadere terechtzitting d.d. 19 december 2007 niet is verschenen. Met betrekking tot het standpunt van verdachte in zijn brief d.d. 3 september 2007 en in zijn appelschriftuur overweegt het hof het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de auto altijd bij de garage heeft gestaan. Echter, uit de verklaringen van de verkoper van de auto blijkt dat verdachte wel met de auto heeft gereden. Op 3 september 2007 heeft verdachte zijn verklaring in die zin gewijzigd, dat hij thans stelt dat niet hij, maar een ander aansprakelijk is voor de aanrijding. Verdachte heeft dit herhaald in zijn appelschriftuur d.d. 11 september 2008. De lezing omtrent de feiten zoals die door de verdachte is gegeven, acht het hof onvoldoende aannemelijk geworden. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de aanrijding door een ander dan verdachte is veroorzaakt. Het hof komt daarmee tot het oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigen bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 28 oktober 2006, (ongeveer rond 15.26), te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) schade was toegebracht; 2. hij op 28 oktober 2006, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de [straat] zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert onder 1 op het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994; en onder 2 de overtreding: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft op 28 oktober 2006 een aanrijding veroorzaakt. Hierbij heeft verdachte schade toegebracht aan de auto van [slachtoffer]. Verdachte is ondanks deze aanrijding weggereden van de plaats van het ongeval zonder eerst zijn personalia bij de benadeelde achter te laten, waardoor de mogelijkheden voor de benadeelde om verdachte aansprakelijk te stellen voor zijn handelen werden bemoeilijkt. Verdachte reed daarnaast op de weg als bestuurder van een personenauto, zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven. Aldus heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en de daarvoor in het leven geroepen rijbewijsplicht genegeerd. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 2 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Het hof acht gelet op deze feiten en omstandigheden de eis van de advocaat-generaal, inhoudende de oplegging van een geldboete van € 250,00 ter zake van feit 1 en een geldboete van € 190,00 ter zake van feit 2, passend en geboden. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud) en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 107, 176 (oud) en 177 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake het onder 1 ten laste gelegde misdrijf tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; veroordeelt verdachte ter zake van de onder 2 ten laste gelegde overtreding tot een geldboete van honderdnegentig euro; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt. Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.