Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2985

Datum uitspraak2009-02-17
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/775172-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, begaan door een rechtspersoon. Bedrijfsongeval met dodelijke afloop. Naar het oordeel van de rechtbank bestond bij verdachte wetenschap in de zin van voorwaardelijk opzet. De werknemers aan de richtpers en portaallader werken met machines die bij onoordeelkundig of onjuist gebruik gevaar kunnen opleveren voor leven en gezondheid van de operators. Dit is bij verdachte bekend. Indien stelselmatig de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen bij het werken met deze machines en beveiligingen zelfs werden omzeild en deze veronachtzaming zoals hierboven overwogen mede het gevolg is van een gebrekkige veiligheidsstructuur en –bewustzijn, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er voor haar werknemers levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid te verwachten is.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/775172-08 Datum uitspraak: 17 februari 2009 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] gevestigd te [adres, woonplaats] ter terechtzitting vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] beiden directeur, die hebben verklaard gerechtigd te zijn de naamloze vennootschap te vertegenwoordigen. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 juli 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 13 juni 2007, in elk geval op of omstreeks 13 juni 2007, te Eindhoven als werkgeefster in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet handelingen heeft verricht of nagelaten in strijd met voormelde wet en/of de daarop berustende bepalingen, immers heeft zij toen daar in een fabriekshal aan de [adres 1] (motorenfabriek, afdeling nokkenassen), zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1 lid 3 onder g van de Arbeidsomstandighedenwet, door [werknemer 1], zijnde een werknemer in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, en/of door één of meer (andere) werknemers in de zin van dat artikel, arbeid doen/laten verrichten, bestaande uit het machinaal bewerken van nokkenassen en/of metalen producten en/of het bedienen van een richtpers en/of een portaallader en/of nokkenaslijn terwijl niet was/werd voldaan aan (a) het bepaalde in artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet, namelijk -was/waren/werd(en) [werknemer 1] en/of die werknemer(s) niet doeltreffend voorgelicht over de te verrichten werkzaamheden en/of de daaraan verbonden risico's en/of maatregelen die erop gericht waren deze risico's te beperken of te voorkomen, en/of -was/waren/werd(en) [werknemer 1] en/of die werknemer(s) niet (afdoende) op de hoogte gesteld van het doel en/of de werking van de (bij/aan die richtpers en/of portaallader en/of nokkenaslijn) aangebrachte beveiligingen en/of (veiligheids)voorzieningen en/of de wijze waarop (op een veilige en/of juiste manier) van deze beveiligingen en/of (veiligheids)voorzieningen gebruik diende te worden gemaakt, en/of -werd door haar niet (afdoende) toegezien op naleving van de aan [werknemer 1] en/of die werknemer(s) (met het oog op het voorkomen en/of beperken van die risico's) gegeven instructies en/of voorschriften, en/of (b) het bepaalde in artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, namelijk werd door haar niet regelmatig gecontroleerd of de op die arbeidsplaats ter bescherming van [werknemer 1] en/of die werknemer(s) aangebrachte voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneerden, en/of (c) het bepaalde in artikel 7.7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, namelijk -waren/werden de bewegende delen van die richtpers en/of portaallader en/of nokkenaslijn, welke gevaar opleverden, niet (afdoende) voorzien van zodanige schermen en/of beveiligingsinrichtingen, dat dit gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen, en/of - konden die schermen en/of beveiligingsinrichtingen eenvoudig worden genegeerd en/of buiten werking worden gesteld, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer van die werknemers ontstond of te verwachten was; [Arbeidsomstandighedenwet art. 32] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 13 juni 2007, in elk geval op 13 juni 2007, te Eindhoven, hoogst, in elk geval aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of nalatig en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of ondeskundig heeft nagelaten om, terwijl toen en daar in een fabriekshal aan de [adres 1] (motorenfabriek, afdeling nokkenassen) door één of meer van haar werknemers, in elk geval (in haar opdracht) door [werknemer 1], werkzaamheden werd(en) verricht, namelijk het machinaal bewerken van nokkenassen en/of metalen producten en/of het bedienen van een richtpers en/of een portaallader en/of nokkenaslijn, die werkzaamheden zodanig in te richten en/of zodanige maatregelen te nemen dat de veiligheid en/of gezondheid van die werknemer(s), in elk geval van [werknemer 1], bij de uitvoering van die werkzaamheden (zoveel mogelijk) was gewaarborgd en/of bevorderd en/of bewaakt, immers heeft zij toen en daar (a) die werknemer(s), in elk geval [werknemer 1], - niet (afdoende) gewezen op de aan het verrichten van die werkzaamheden verbonden risico's en/of gevaar, en/of - niet doeltreffend voorgelicht over deze risico's en/of dit gevaar en/of over maatregelen die dienden te worden genomen om deze risico's en/of dit gevaar (zoveel mogelijk) tegen te gaan en/of over het veilige en/of juiste gebruik van de (met het oog op deze risico's en/of dit gevaar) aangebrachte beveiligingen en/of (veiligheids)voorzieningen, en/of (b) er niet (afdoende) op toegezien dat die werknemer(s), in elk geval [werknemer 1], - zich aan de (met het oog op deze risico's en/of dit gevaar) gegeven aanwijzingen en/of instructies en/of voorschriften hield(en), en/of - een veilig en/of juist gebruik maakte(n) van de richtpers en/of portaallader en/of nokkenaslijn en/of van de (met het oog op deze risico's en/of dit gevaar aldaar) aangebrachte beveiligingen en/of (veiligheids)voorzieningen, en/of - op een veilige manier werkte(n), en/of (c) de bewegende delen van die richtpers en/of portaallader en/of nokkenaslijn, welke gevaar opleverden, niet (afdoende) voorzien van zodanige schermen en/of beveiligingsinrichtingen, dat dit gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen, en/of (d) onvoldoende (deugdelijke) maatregelen genomen om de/het aan het verrichten van die werkzaamheden verbonden risico's en/of gevaar tegen te gaan, waardoor, of mede waardoor, het aan haar schuld te wijten is dat [werknemer 1] bij het verrichten van die werkzaamheden (tussen de richtpers en de portaallader) bekneld geraakte, waardoor deze is overleden; [Sr art. 307] De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmotivering. Partiële vrijspraak De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen haar onder de letter b van de tenlastelegging wordt verweten omdat er door de veiligheidsmanager wel toezicht werd uitgeoefend. Het toezicht resulteerde alleen niet in een adequaat herstel van de beveiligingen. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging. De officier is van mening dat het primaire feit bewezen is. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van de beschuldiging dat verdachte wist dat levensgevaar ontstond. Vaststaande feiten. Bij [verdachte] was in de periode van 1 juni 2006 tot en met 13 juni 2007 in de fabriekshal aan de [adres 1] Eindhoven een nokkenaslijn in bedrijf. Van deze nokkenaslijn maakten een richtpers en een portaallader deel uit. Gelet op het proces-verbaal van de arbeidsinspectie en de verklaring ter zitting afgelegd door de vertegenwoordigers van verdachte was er zowel bij het werken aan de portaallader als bij het werken met de richtpers onvoldoende aandacht voor veiligheid, werd er bij het opleiden van de personen die met deze machines moesten werken onvoldoende aandacht aan veiligheidsaspecten besteed en bestond er voorts in onvoldoende mate toezicht op naleving van de veiligheidsvoorschriften. Op basis van genoemd proces-verbaal en de afgelegde verklaringen staat vast dat er sprake was van een nalaten als omschreven in de tenlastelegging onder de letters a en c. Voorts staat vast dat op 13 juni 2007 [werknemer 1] is overleden toen hij tijdens zijn werkzaamheden bekneld raakte tussen de portaallader en de richtpers1. Daderschap van de rechtspersoon [verdachte] Bovenstaande vaststaande feiten impliceren niet zonder meer dat er sprake is van daderschap van de rechtspersoon. Ten aanzien van het daderschap van [verdachte] overweegt de rechtbank als volgt. Vele werknemers van [verdachte] die in de ten laste gelegde periode werkten met de richtpers en portaallader van de nokkenaslijn waren op de hoogte van het feit dat beveiligingen werden overbrugd. Voorts bestond deze wetenschap ook bij de werkmeester en de technische dienst2. Indien er veiligheidsaudits van de interne Arbodienst werden aangekondigd werden overbruggingen tijdelijk verwijderd om na de audit de overbruggingen weer aan te brengen3. Naar het oordeel van de rechtbank werden de beveiligingen dan ook door velen stelselmatig omzeild. In die gevallen dat de veiligheidsrapporteur de veiligheidsgebreken constateerde en daarvan melding maakte bij de werkmeester en (door het verstrekken van een kopie van het rapport) bij de Area Manager4 leidde dat niet tot een adequate reactie en dus niet tot herstel van de veiligheid aan de nokkenaslijn. De wetenschap van velen dat de beveiligingen werden overbrugd belandde uiteindelijk niet bij de juiste personen die daadwerkelijk actie hadden kunnen en moeten ondernemen, zoals de Area Manager en de directie. Dit was, zoals verdachte ter terechtzitting heeft erkend, een gevolg van een onvoldoende organisatie binnen [verdachte] op dit punt. Meldingen bleven rondgaan/rondtollen en bereikten het juiste niveau binnen het bedrijf niet. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat binnen de onderneming structureel te weinig aandacht bestond voor veiligheid bij voornoemde richtpers en portaallader. Door het ontbreken van een goede veiligheidsstructuur en –bewustzijn heeft de rechtspersoon niet de juiste zorg betracht die van haar verwacht mocht worden. Aldus heeft [verdachte] feitelijk aanvaard dat er gehandeld werd in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en kan het strafbare handelen in redelijkheid aan haar worden toegerekend. Opzet van de rechtspersoon. De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte wist dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers was te verwachten. Zij overweegt daartoe als volgt. Het begrip weten in artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet impliceert opzet. Onder het begrip opzet vallen verschillende gradaties van wetenschap variërend van ‘weten en willen’ (oogmerk) tot de ondergrens van het opzet, het zogenaamde ‘voorwaardelijk opzet’. Bij deze laatste vorm van opzet gaat het niet om ‘weten en willen’ maar om een waarschijnlijkheids- of mogelijkheidsbewustzijn. Naar het oordeel van de rechtbank bestond bij verdachte wetenschap in de zin van voorwaardelijk opzet. De werknemers aan de richtpers en portaallader werken met machines die bij onoordeelkundig of onjuist gebruik gevaar kunnen opleveren voor leven en gezondheid van de operators5. Dit is bij verdachte bekend. Indien stelselmatig de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen bij het werken met deze machines en beveiligingen zelfs werden omzeild en deze veronachtzaming zoals hierboven overwogen mede het gevolg is van een gebrekkige veiligheidsstructuur en –bewustzijn, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er voor haar werknemers levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid te verwachten is. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht gelet op het vorenstaande het onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 juni 2006 tot en met 13 juni 2007 te Eindhoven als werkgeefster in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet handelingen heeft nagelaten in strijd met voormelde wet en de daarop berustende bepalingen, immers heeft zij toen daar in een fabriekshal aan de [adres 1] (motorenfabriek, afdeling nokkenassen), zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1 lid 3 onder g van de Arbeidsomstandighedenwet, door [werknemer 1], zijnde een werknemer in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, en door andere werknemers in de zin van dat artikel, arbeid laten verrichten, bestaande uit het machinaal bewerken van nokkenassen en het bedienen van een richtpers en/of een portaallader terwijl niet werd voldaan aan (a) het bepaalde in artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet, namelijk -waren [werknemer 1] en die werknemers niet doeltreffend voorgelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's en maatregelen die erop gericht waren deze risico's te beperken of te voorkomen, en -waren [werknemer 1] en die werknemers niet (afdoende) op de hoogte gesteld van het doel en de werking van de bij die richtpers en portaallader aangebrachte beveiligingen en veiligheidsvoorzieningen en de wijze waarop op een veilige en juiste manier van deze beveiligingen en veiligheidsvoorzieningen gebruik diende te worden gemaakt, en -werd door haar niet (afdoende) toegezien op naleving van de aan [werknemer 1] en die werknemers met het oog op het voorkomen en beperken van die risico's gegeven instructies en voorschriften, en (c) het bepaalde in artikel 7.7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, namelijk -waren de bewegende delen van die richtpers en portaallader, welke gevaar opleverden, niet (afdoende) voorzien van zodanige schermen en/of beveiligingsinrichtingen, dat dit gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen, en -konden die schermen en beveiligingsinrichtingen eenvoudig worden genegeerd en buiten werking worden gesteld, terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer van die werknemers te verwachten was. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: artikel 23, 51 en 91 van het Wetboek van Strafrecht artikel 1, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten artikel 1, 32 en 66 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. De strafmotivering. De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft een geldboete van € 55.000,00 gevorderd. Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft zich ten aanzien van de hoogte van een op te leggen geldboete gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte door haar nalaten ten aanzien van de veiligheid op de arbeidsplaats een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor haar werknemers in het leven heeft geroepen en laten voortbestaan. Het niet zorgen voor een adequate handhaving van de veiligheidsmaatregelen heeft er mede toe bijgedragen dat de heer [werknemer 1] bekneld is kunnen raken tussen de portaallader en de richtpers. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte terzake strafbare feiten soortgelijk aan het door haar gepleegde strafbare feit niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte het door haar gepleegde strafbare feit erkend en heeft zij haar volledige medewerking aan het onderzoek verleend. Verdachte geeft er ten volle blijk van dat zij de ernst van het door haar begane feit inziet. Na het arbeidsongeval heeft zij bedrijfsbreed een nieuw veiligheidsbeleid ontwikkeld en nieuwe veiligheidsvoorschriften opgesteld. De implementatie daarvan is reeds ver gevorderd. Er bestaat thans structureel aandacht voor de veiligheidsaspecten van het werk. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte zich betrokken heeft getoond bij de nabestaanden van de heer [werknemer 1] en de nabestaanden ondersteunt. DE UITSPRAAK De rechtbank: verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven; verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: primair: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, begaan door een rechtspersoon De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar. De rechtbank legt ten aanzien van primair op een geldboete van € 55.000,00. Dit vonnis is gewezen door: mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter, mr. J.G. Vos en mr. S.J.W. Hermans, leden, in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier, en is uitgesproken op 17 februari 2009. 1 zie proces-verbaal van de Arbeidsinspectie, Bijlage 46, blad 4 2 zie proces-verbaal van de Arbeidsinspectie, Bijlage 16, blad 2 en blad 3 3 zie proces-verbaal van de Arbeidsinspectie, Bijlage 13, blad 3 4 zie proces-verbaal van de Arbeidsinspectie, Bijlage 3, blad 2, Bijlage 21, blad 4 5 zie proces-verbaal van de Arbeidsinspectie, Bijlage 21, blad 4 ?? ?? 11 Parketnummer: 01/775172-08 [verdachte]