Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2987

Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2009-03-09
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers150115 / KG ZA 08-485
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opzegging van managementovereenkomst; schadevergoeding; schorsing van non-concurrentiebeding.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 150115 / KG ZA 08-485 Vonnis in kort geding van 3 december 2008 in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ANEVA B.V., gevestigd te Bant, 2. [A] wonende te [woonplaats], eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat mr. R.K.E. Buysrogge, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B], gevestigd te [woonplaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AARDAPPELKWEEK- EN SELECTIEBEDRIJF IJSSELMEERPOLDERS B.V, gevestigd te Emmeloord, gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie, advocaat mr. J.P.C. van Ruiven. Partijen zullen hierna Aneva c.s. en [B] c.s. genoemd worden, dan wel ieder afzonderlijk worden aangeduid als Aneva, [A], [B] en IJsselmeerpolders. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de eis in reconventie - de mondelinge behandeling d.d. 29 oktober 2008 - de pleitnota van Aneva c.s. - de pleitnota van [B] c.s. - de aanhouding ten behoeve van schikkingsonderhandelingen tussen partijen - de brieven d.d. 20 november 2008 van beide partijen waarin alsnog om vonnis wordt gevraagd. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [A] heeft de onderneming van [B] en IJsselmeerpolders meer dan 30 jaar geleden van zijn vader overgenomen. [A] was enig aandeelhouder van [B] [B] hield (en houdt) 100 % van de aandelen in IJsselmeerpolders. In 1988 is de naam van [B] gewijzigd in Aneva. 2.2. Op 14 juni 1989 heeft Aneva gedaagde sub 1 ([B]) opgericht. Daaraan lag ten grondslag een samenwerkingsovereenkomst van 29 september 1988 (hierna: de joint venture overeenkomst) tussen [A], Aneva, IJsselmeerpolders en een rechtsvoorgangster van de rechtspersoon naar Duits recht Saka Beteiligungsgesellschaft mbH (hierna Saka). 2.3. Saka houdt zich, samen met een aantal 100% dochterondernemingen, bezig met de ontwikkeling van nieuwe aardappelrassen. Meerderheidsaandeelhouder van Saka is de heer [C]. 2.4. De joint venture overeenkomst gaf Saka een aandeel van 50% in [B]. De overige 50% van de aandelen bleef bij Aneva. Door Aneva zijn de ondernemingen van [B] en van IJsselmeerpolders ingebracht. Saka heeft kapitaal ingebracht. 2.5. [A] is 100% aandeelhouder en bestuurder van Aneva. 2.6. [B] houdt zich bezig met de productie en wereldwijde handel in pootaardappelen. IJsselmeerpolders is eigenaar van (inmiddels 19) 30-jarige kwekersrechten van aardappelrassen die door haar aan [B] in licentie zijn verstrekt. 2.7. Gelijktijdig met het sluiten van de joint venture overeenkomst (op 29 september 1988), hebben Aneva, [B] en IJsselmeerpolders een managementovereenkomst gesloten. Ingevolge deze overeenkomst werd Aneva tot statutair bestuurder benoemd van zowel [B] als IJsselmeerpolders. 2.8. De managementovereenkomst bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende: “§ 2 Auftragsdauer, Beendigung des Vertrages (1) Dieser Vertrag beginnt am 1. Juli 1988 und läuft bis zum 30. Juni 1993. Der Vertrag wird jeweils automatisch um 3 Jahre verlängert, wenn er nicht 6 Monate vor Ablauf schriftlich aufgrund eines Gesellschafterbeschlusses gekündigt wird. (2) Dieser Vertrag endet automatisch in dem Zeitpunkt, in dem: a) im Rahmen einer der Gesellschafterversammlungen durch einen Gesellschafter festgestellt wird, dass der von Aneva B.V. beauftragte Geschäftsführer gegen diesen Vertrag und insbesondere gegen die Beschränkungen der Geschäftsführung in den Gesellschaftsverträgen verstoßen hat oder sonst ein wichtiger Grund vorliegt, der in Geschäftsführungsmaßnahmen des Geschäftsführers oder sonstwie in der Person des Geschäftsführers liegt. Ein Verstoß oder ein wichtiger Grund im Sinne dieses Absatzes liegt dann vor, wenn dieser Verstoß oder der wichtige Grund zur fristlosen Kündigung eines Arbeitnehmer-Geschäftsführers berechtigen würde; b) (…)“ 2.9. Op 12 maart 2001 hebben Aneva en Saka de aandelenverhouding tussen hen aangepast in die zin dat door [B] en IJsselmeerpolders een zodanig aantal aandelen aan Saka is uitgegeven dat Saka 85% van de aandelen had en Aneva 15%. De joint venture overeenkomst en de managementovereenkomst zijn ongewijzigd voortgezet. 2.10. Op 13 november 2003 hebben de aandeelhouders van [B] c.s. besloten dat die geschäftsführende Tätigkeit der Aneva für die Gesellschaft (…) nur bei Zustimmung aller Geschellschafter, d.h. mit 100% der Anteilsstimmen kündbar ist. 2.11. In de periode van begin 2005 tot september 2006 fungeerde [D] als bedrijfsleider van Saka. 2.12. In het voorjaar van 2005 heeft Saka, door middel van een dochtervennootschap (Solana), een overeenkomst gesloten met een onderneming te Sri Lanka voor de verkoop en levering van een grote partij aardappelen van het ras Granola. Dit was in strijd met de exclusiviteitsafspraken die door Saka met [B] waren gemaakt. 2.13. Saka heeft eind 2005 [B] laten uitschrijven bij de Raad voor het Kwekersrecht als vertegenwoordiger voor de aardappelrassen van Saka, en Handelsmaatschappij [E] BV in haar plaats doen inschrijven als vertegenwoordiger van Saka. Deze overschrijving is nadien door Saka weer ongedaan gemaakt. 2.14. In het najaar van 2006 heeft de heer H.J. Hodemacher (accountant bij Deloitte te Hamburg) op verzoek van Saka bemiddeld tussen Saka enerzijds en [B] c.s. anderzijds over – onder meer – de omvang van een schadevergoeding, zonder resultaat. 2.15. In het voorjaar van 2007 vinden er enkele gesprekken plaats tussen Saka en [A] over verbetering van de samenwerking, ook zonder positief resultaat. 2.16. Bij brief, gedateerd op 26 mei 2008, heeft Saka de wens geuit om het ontslag van Aneva te agenderen op een aandeelhoudersvergadering. 2.17. [A] heeft zich op 2 juni 2008 ziek gemeld. 2.18. Op 9 juli 2008 heeft [A] opgave gedaan aan Community Plant Variety Office te Angers, Frankrijk, en aan de Raad voor Plantenrassen te Ede van de overdracht door [B] c.s. aan Aneva van een aantal door [B] c.s. gehouden rechten op aardappelrassen, met verzoek om registratie van die overdracht. Nadien, op 21 juli 2008, is de registratie met medewerking van [A] ongedaan gemaakt. 2.19. Bij brief d.d. 18 juli 2008 is Aneva door Saka opgeroepen voor een aandeelhoudersvergadering met als onderwerp het voorgenomen ontslag van Aneva als statutair bestuurder van [B] en IJsselmeerpolders en de benoeming van de heer [F] als nieuwe bestuurder. 2.20. Deze aandeelhoudersvergadering heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2008. De door (een kantoorgenote van de raadsman van) Saka opgestelde notulen van deze vergadering vermelden het volgende: “De heer [G] verklaart dat Saka over de argumenten van de heer [A] heeft nagedacht. De arbeidsongeschiktheid van de heer [A] is geen reden nu geen vergadering te houden. Ter discussie staat immers de beëindiging van de managementovereenkomst met Aneva en het ontslag van Aneva als statutair bestuurder. De heer [A] heeft zijn standpunt adequaat toegelicht en kan zijn raadgevende stem uitbrengen. Het besluit van 13 november 2003 is door partijen slechts genomen als ondeugdelijke poging om te bewerkstelligen dat de heer [A] geen sociale verzekeringspremies hoeft te betalen. Voorts is de eis van unanimiteit in strijd met artikel 2:44 lid 2 BW. De heer [G] bespreekt de andere argumenten van Aneva. Weliswaar zijn 20 jaar geleden kwekersrechten ingebracht en er was zeker een reden voor. Nu echter is de situatie gewijzigd. Saka heeft er, net als Aneva, alle belang bij dat het met de Vennootschappen goed gaat. Saka heeft immers een belang van 85%. De heer [G] geeft aan dat alle door Saka aangevoerde argumenten op zichzelf en samen een gewichtige reden in de zin van §2 lid 2 sub a van de managementovereenkomst opleveren. Op grond daarvan heeft Saka het besluit genomen om de managementovereenkomst per heden te beëindigen en Aneva als bestuurder van [B] en IJsselmeerpolders te ontslaan. Het voorstel tot ontslag van Aneva als statutair bestuurder der Vennootschappen en tot beëindiging van de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang, wordt in stemming gebracht. Het voorstel wordt aangenomen met een meerderheid van 85% vóór het voorstel en met 15% tegenstemmen. Er wordt geen decharge aan Aneva verleend.” 2.21. Op 14 augustus 2008 wordt van de zijde van Aneva een enquêteverzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Hof te Amsterdam. 2.22. Bij brief d.d. 27 augustus 2008 van [B] c.s. aan Aneva is door [B] c.s. medegedeeld dat op de aandeelhoudersvergadering van 13 augustus 2008 is besloten Aneva als statutair bestuurder te ontslaan en is besloten de managementovereen-komst tussen [B] c.s. en Aneva met onmiddellijke ingang te beëindigen. 2.23. In brieven d.d. 18 en 27 augustus 2008 van [B] c.s. aan [A] is door [B] c.s. medegedeeld dat zij “hebben besloten u ([A]) met onmiddellijke ingang op staande voet te ontslaan wegens dringende reden als werknemer (…). Het bovenstaande geldt uitdrukkelijk enkel in het geval er sprake is van een arbeidsovereenkomst.” 2.24. Op 8 september 2008 is opnieuw een aandeelhoudersvergadering bijeen geroepen, met opnieuw als onderwerp de opzegging van de managementovereenkomst. Blijkens de door (een kantoorgenote van de raadsman van) Saka opgestelde notulen van deze vergadering wordt het voorstel van Saka tot opzegging van de managementovereenkomst tussen Aneva en [B] c.s. aangenomen met een meerderheid van 85% vóór het voorstel en met 15% stemmen tegen. 2.25. Bij brief d.d. 12 september 2008 hebben Aneva en [A] de nietigheid en vernietigbaarheid ingeroepen van het ontslag op staande voet en van de ontslagbesluiten die tijdens de vergaderingen van 13 augustus 2008 en 8 september 2008 zouden zijn genomen. 2.26. Bij beschikking d.d. 13 oktober 2008 heeft de Ondernemingskamer het enquêteverzoek van Aneva afgewezen. De Ondernemingskamer overweegt onder meer: “Gelet op de door zowel Aneva als Saka geschetste ontwikkeling van de relatie tussen haar in de periode van ongeveer begin 2007 tot de zomer van 2008, die wordt gekenmerkt door toenemende irritatie over en weer, op het entameren door Aneva van de in 2.19 bedoelde gerechtelijke procedure, op de door Aneva verzochte registratie als bedoeld in 2.24, en op de uit een en ander blijkende vertrouwensbreuk tussen Saka en Aneva, kan het ontslag van Aneva als bestuurder en het opzeggen van de managementovereenkomst niet als strijdig met de redelijkheid en billijkheid worden aangemerkt, ook niet nu Saka in de algemene vergadering van aandeelhouders de meerderheid vormt en aldus feitelijk het ontslag en de benoeming van bestuurders kan bepalen. Dergelijke aangelegenheden behoren nu eenmaal tot de bevoegdheid van de aandeelhouders en het gebruik van die bevoegdheid levert als zodanig nog geen reden op om aan de juistheid van het door (het desbetreffende orgaan van) de vennootschap te twijfelen, terwijl overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen volgen dat zulks in casu anders zou zijn. Noch het in 2.11 vermelde besluit van de aandeelhouders van november 2003 (vzr: hierboven vermeld onder 2.8) , noch de in 2.6 aangehaalde statutaire bepaling maakt dit een en ander anders. In het voorgaande oordeel heeft de Ondernemingskamer bovendien betrokken dat Saka ter terechtzitting heeft meegedeeld dat over een vergoeding in verband met het opzeggen van de managementovereenkomst nog met Aneva zal worden gesproken.” 3. Het geschil in conventie 3.1. Aneva c.s. vordert: I Primair: 1. [B] c.s. te veroordelen Aneva c.s. op de kortst mogelijke termijn weer toe te laten de bedongen werkzaamheden als statutair bestuurder en directeur te hervatten op straffe van verbeurte van een onmiddellijk door Aneva c.s. opeisbare dwangsom van EUR 5.000,- per dag of gedeelte van de dag, dat [B] c.s. hiertoe in gebreke blijven; 2. [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om -binnen twee dagen na betekening van het vonnis- aan Aneva c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting achterstallige managementvergoeding te betalen over de periode van 13 augustus tot 1 september 2008 (middels betaling van een bedrag van EUR 950,- aan eiseres sub 1 en een bedrag van EUR 3.134,51 bruto aan [A]) en over de maand september 2008 (middels betaling van een bedrag van EUR 1.900,- aan eiseres sub 1 en een bedrag van EUR 6.269,02 bruto aan [A]) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 september 2008, respectievelijk vanaf 1 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; 3. [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen aan Aneva c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting vóór de eerste van iedere kalendermaand te betalen de maandelijkse managementvergoeding vanaf oktober (middels betaling van een bedrag van EUR 1.900,- te vermeerderen met BTW aan eiseres sub 1 en een bedrag van EUR 6.269,02 bruto aan [A]) en de tantième in november van ieder jaar (conform artikel 3 lid 3 1b van de managementovereenkomst van 29 september 1988) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere kalendermaand, respectievelijk vanaf 1 december van ieder kalenderjaar, tot aan de dag der algehele vergoeding; 4. [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting per kwartaal EUR 834.45 netto wegens pensioenpremie te betalen voor [A] aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel. Subsidiair: 1. [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis, aan Aneva c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen (een voorschot op) schadevergoeding, door betaling van een bedrag van EUR 65.550,- te vermeerderen met BTW aan eiseres sub 1 en van een bedrag van EUR 283.958,46 bruto en EUR 9.596,18 netto aan [A], te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; 2. [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis, aan eiseres sub 1 tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen wegens niet genoten vakantiedagen een bedrag van EUR 17.714,58 te vermeerderen met BTW en met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; 3. [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de tantième in november 2008 (conform artikel 3 lid 3 1b van de managementovereenkomst van 29 september 1988) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2008 tot de dag der algehele voldoening; 4. de werking van het non-concurrentiebeding, opgenomen in de managementovereenkomst en de joint venture overeenkomst van 29 september 1988, te vernietigen dan wel te schorsen; II [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis, aan eiseres sub 1 te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de buitengerechtelijke kosten van EUR 20.314,37 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; III [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Dan wel een voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren. 3.2. [B] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil in reconventie 4.1. [B] c.s. vordert: I Aneva c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de aan [A] uitbetaalde vakantiedagen ad EUR 15.277,15 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; II. Aneva c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de aan [A] uitbetaalde reiskostenvergoedingen ad EUR 3.515,40 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; III. Aneva c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. 4.2. Aneva c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling in conventie 5.1. Van het spoedeisend belang bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken. Nietigheid/ vernietigbaarheid van besluiten 5.2. Aneva stelt zich op het standpunt dat de besluiten tot ontslag van Aneva als statutair bestuurder en opzegging van de managementovereenkomst non-existent, nietig of vernietigbaar zijn. Dit is door [B] c.s. gemotiveerd bestreden. 5.3. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. 5.4. Aneva stelt dat de voorgenomen besluiten tijdens de aandeelhoudersvergadering niet in stemming zijn gebracht en vervolgens zijn aangenomen. Deze stelling is door [B] c.s. betwist en vindt ook geen steun in de overgelegde notulen van de vergaderingen. Aneva heeft haar standpunt dienaangaande niet nader onderbouwd. Ditzelfde geldt voor de stelling van Aneva dat zij niet in de gelegenheid is gesteld een raadgevende stem uit te brengen, terwijl zij daartoe op grond van art. 2:227 lid 4 wel toe gerechtigd is. Aneva was tijdens beide aandeelhoudersvergaderingen aanwezig, vertegenwoordigd door [A] en bijgestaan door een advocaat. 5.5. Voorts kan de “strijdigheid” van het ontslagbesluit met het op 13 november 2003 genomen besluit (zie 2.10) naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot nietigheid of vernietigbaarheid van het ontslagbesluit leiden. Gelet op de dwingende bepaling van art. 2:244 lid 2 BW kan het besluit van 13 november 2003 niet in de weg staan aan de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit. Ook de Ondernemingskamer zag in het besluit van 13 november 2003 geen consequenties voor het ontslagbesluit. 5.6. De overige argumenten van Aneva c.s. zijn gebaseerd op strijd met de vennoot-schapsrechtelijke redelijkheid en billijkheid, als gevolg waarvan het ontslagbesluit nietig, dan wel vernietigbaar zou zijn. De Ondernemingskamer heeft hierover reeds geoordeeld en beslist dat daar, gelet op de verstoorde verhouding tussen Aneva en Saka, geen sprake van is. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen op basis waarvan thans anders geoordeeld zou moeten worden. Gelet op de onderlinge verhouding tussen de betrokken partijen en de wijze waarop zij met elkaar omgaan kan niet worden geoordeeld dat de verbreking van de relatie niet in het belang van de vennootschappen is. Voorgaande brengt overigens ook met zich dat er geen sprake is van strijdigheid van de besluiten met de joint venture overeenkomst. Inmiddels is door Saka aan de vennootschappen een schadevergoeding uitgekeerd in verband met haar onrechtmatige handelen in het verleden jegens de vennootschappen. 5.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het vennootschapsrechtelijk ontslag ook het einde inhoudt van de managementovereenkomst. Voortzetting van de managementovereenkomst verdraagt zich niet met de strekking welke aan art. 2:244 BW ten grondslag ligt. Ingevolge voormeld artikel kan een bestuurder te allen tijde worden ontslagen en kan geen veroordeling tot herstel van de arbeidsverhouding worden uitgesproken door de rechter. Daaraan ligt de opvatting ten grondslag dat vanwege de verwevenheid van vennootschapsrechtelijke en arbeidsrechtelijke betrekkingen het vennootschapsrechtelijk ontslag tevens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst impliceert. Deze verwevenheid geldt in het onderhavige geval, waar geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een overeenkomst van opdracht (de management-overeenkomst) evenzeer. De vraag of de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang is beëindigd zal hieronder worden beoordeeld. 5.8. Uit het voorgaande vloeit voort dat de besluiten tot ontslag van Aneva als statutair bestuurder van [B] c.s. en tot opzegging van de managementovereenkomst formeel rechtsgeldig zijn genomen. De primaire vorderingen zullen derhalve worden afgewezen. Ontslag op staande voet van [A] 5.9. Ten aanzien van het besluit tot ontslag op staande voet van [A], voor zover noodzakelijk, heeft het volgende te gelden. 5.10. Door [B] c.s. is betwist dat er tussen haar en [A] sprake is van een arbeidsovereenkomst. [A] heeft hier niet op gereageerd en de gepretendeerde arbeidsovereenkomst is niet in het geding gebracht. 5.11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorshands niet is gebleken van het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen [A] en [B] en/of IJsselmeerpolders. Voor zover de vorderingen van Aneva c.s. gebaseerd zijn op het bestaan van een arbeidsovereenkomst zullen deze worden afgewezen. De opzegging per direct van de managementovereenkomst 5.12. De managementovereenkomst is te kwalificeren als een overeenkomst van opdracht. Partijen hebben in hun overeenkomst vastgelegd op welke wijze de managementovereenkomst opgezegd kan worden. In de overeenkomst is in artikel 2 op twee manieren voorzien in de mogelijkheid tot opzegging van de overeenkomst. Lid 1 bepaalt dat de overeenkomst automatisch voor een periode van drie jaar wordt verlengd, tenzij deze zes maanden voor afloop van de driejaarstermijn door een besluit van de vennootschappen schriftelijk wordt opgezegd. Daarnaast voorziet de managementovereenkomst in lid 2 in een beëindiging per direct in drie in dit artikel nader omschreven gevallen. In deze procedure is van die gevallen alleen het onder a genoemde geval van belang: de beëindiging op grond van “ein wichtiger Grund”. Thans ligt de vraag voor of de omstandig-heden die ten grondslag zijn gelegd aan de opzegging van de managementovereenkomst met Aneva wel een opzegging met onmiddellijke ingang op basis van “ein wichtiger Grund” rechtvaardigen. 5.13. Partijen hebben ter beantwoording van de vraag wat een dringende reden oplevert die opzegging van de managementovereenkomst per direct rechtvaardigt blijkens de managementovereenkomst aansluiting gezocht bij de dringende redenen voor beëindiging van een arbeidsverhouding. Hiervan uitgaande zal beoordeeld worden of er sprake is van een zodanige dringende reden. 5.14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [B] c.s. aan haar opzeggingsbesluit ten grondslag gelegde omstandigheden voortvloeien uit de slechte verstandhouding tussen alle betrokken partijen en dan met name tussen Saka en Aneva, waarbij Aneva zowel de positie van statutair bestuurder als die van minderheidsaandeel-houder bekleedt en die posities niet altijd zijn te ontvlechten. Partijen geven ieder een eigen lezing van de aan de opzegging ten grondslag gelegde omstandigheden, hetgeen vanwege de onderlinge verhouding en de daarmee gepaard gaande gebrekkige communicatie nauwelijks verbazing kan wekken. Mede gezien de ongelukkige (onrechtmatige) handelwijze van Saka in het verleden en de moeizame weg om vanwege die handelwijze tot schadevergoeding te komen door Saka aan [B] c.s., kan de slechte relatie niet alleen aan Aneva c.s. worden verweten. Daarnaast moet ook betrokken worden dat [A], de natuurlijk persoon achter Aneva, zich door zijn jarenlange betrokkenheid bij de ondernemingen die in [B] c.s. zijn ingebracht en die hij nog van zijn vader heeft overgenomen, emotioneel verbonden voelt met [B] c.s. Dit alles in samenhang bezien is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door [B] c.s. gestelde omstandigheden onvoldoende zijn om tot “ein wichtiger Grund” in de zin van de managementovereenkomst te komen, hoewel de voorzieningenrechter wel van oordeel is dat [A], handelend namens Aneva, door de (tijdelijke) overdracht van de rechten op aardappelrassen de grens heeft opgezocht. De voorzieningenrechter acht het voorshands aannemelijk dat de rechter, later oordelend in een bodemprocedure, tot een gelijkluidend oordeel zal komen. Een schadevergoeding jegens Aneva is daarmee op zijn plaats. Schadevergoeding 5.15. Aneva heeft (een voorschot op) de schadevergoeding gevorderd. Deze voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat. 5.16. Op basis van hetgeen hierboven reeds is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat [B] schadeplichtig is. Partijen hebben in hun managementovereen-komst geen regeling getroffen die ziet op de situatie van ontslag van Aneva als statutair bestuurder. Ingevolge art. 6:248 lid 1 BW heeft een overeenkomst echter niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. In artikel 2 lid 1 van de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst zes maanden voor afloop van de driejaarstermijn kan worden opgezegd. De voorzieningenrechter zal bij deze wel in de overeenkomst genoemde opzegtermijn aanknopen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een voorschot ter hoogte van een doorbetaling van de tussen partijen overeen-gekomen beloning voor zes maanden de uiteindelijk vast te stellen schadevergoeding niet zal overstijgen. De voorzieningenrechter zal het voorschot op de schadevergoeding dan ook vaststellen op zes maal de door Aneva c.s. gestelde en niet betwiste laatstgenoten beloning van Aneva c.s.. Schorsing van het non-concurrentiebeding 5.17. In de managementovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen voor de duur van twee jaar na beëindiging van de managementovereenkomst. Aneva c.s. bestrijdt niet, dat ook [A] zich hiertoe jegens [B] c.s. heeft verbonden. Aneva c.s. heeft gevorderd dit beding te vernietigen dan wel te schorsen. Aneva c.s. heeft gesteld dat handhaving van dit beding gelet op de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. 5.18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat het non-concurrentiebeding, dat partijen weloverwogen met elkaar zijn aangegaan, geheel buiten werking te stellen. Wel volgt de voorzieningenrechter Aneva c.s. in haar standpunt dat onverkorte handhaving van het beding geen recht doet aan een evenwichtige belangenafweging tussen partijen. Daartoe acht de voorzieningenrechter van belang dat door [B] c.s. in strijd met de toepasselijke bepalingen de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang is opgezegd. Voorts is Aneva c.s. al dertig jaar uitsluitend werkzaam in de aardappelhandel en wordt zij door die eenzijdige ervaring, en mede gelet op de leeftijd van [A], op de arbeidsmarkt onredelijk beperkt door onverkorte handhaving van het non-concurrentie-beding. In deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding het beding gedeeltelijk te schorsen en wel vanaf zes maanden gerekend vanaf de datum van de laatste opzegging van de managementovereenkomst: 8 september 2008. Overige vorderingen 5.19. Aneva c.s. vordert betaling van EUR 20.314,37 terzake buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt daartoe, dat het kosten van rechtsbijstand betreft tot het moment van het opstellen van de dagvaarding. Blijkens de stukken heeft de raadsvrouwe twee aandeelhoudersvergaderingen bijgewoond en een aantal brieven geschreven. Gezien deze bemoeienissen is er aanleiding een bedrag terzake buitengerechtelijke incasssokosten toe te kennen. De door Aneva c.s. als productie 23 bij dagvaarding overgelegde declaraties lijken echter voor een deel betrekking te hebben op de enquete bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam. Nu niet voldoende onderbouwd gesteld is dat ten behoeve van Aneva c.s. werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in de rapport Voorwerk 2 zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaam-heden slechts worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasse-lijke liquidatietarief, derhalve EUR 1.788,-. 5.20. [B] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aneva c.s. worden begroot op: dagvaarding EUR 71,80 vast recht 715,00 salaris advocaat 1.788,00 totaal EUR 2.574,80 6. De beoordeling in reconventie 6.1. [B] c.s. heeft betaling gevorderd van door haar aan [A] uitgekeerde vergoedingen vanwege reiskostendeclaraties en uitbetalingen van niet-opgenomen vakantiedagen. 6.2. De reiskosten die door [A] zijn gedeclareerd zien op een periode dat [A] arbeidsongeschikt was, namelijk van 1 juni 2008 tot en met 13 augustus 2008. De voorzieningenrechter acht het, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, niet aannemelijk dat [A] in deze periode de bedoelde reiskosten heeft gemaakt. Deze bedragen zullen dan ook door [A] aan [B] c.s. moeten worden terugbetaald. 6.3. Ten aanzien van de vakantiedagen wordt als volgt overwogen. In artikel 4 van de Managementovereenkomst is tussen Aneva en [B] c.s. onder andere overeengekomen dat Aneva er zorg voor draagt dat [A] voor vakanties niet meer dan 25 werkdagen per jaar zal opnemen. Blijkens art. 3 van de managementovereenkomst betaalt [B] c.s. aan Aneva een managementvergoeding van fl. 100.000,- per jaar en een tantième van minimaal fl. 10.000,- per jaar. Voor de vakantiedagen van [A] is tussen partijen geen vergoeding overeengekomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit uit de regeling geen verplichting voor [B] c.s. voort tot vergoeding van niet-genoten vakantiedagen. Aneva c.s. heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die voormeld oordeel anders zouden moeten doen uitvallen. Deze bedragen zullen dan ook moeten worden terugbetaald aan [B] c.s.. 6.4. Aneva c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [B] c.s. worden begroot op EUR 452,00 voor salaris advocaat (factor 0,5 maal tarief EUR 904,00). 7. De beslissing De voorzieningenrechter In conventie 7.1. veroordeelt [B] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Aneva c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen: - een voorschot op de schadevergoeding, door betaling van een bedrag van EUR 37.614,12 bruto en EUR 11.769,96 bruto aan [A] en een bedrag van EUR 11.400,00 te vermeerderen met BTW aan Aneva, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; - een bedrag van EUR 1.788,- terzake buitengerechtelijke incasssokosten, 7.2. schorst het non-concurrentiebeding voor zover het beding een periode van zes maanden na de laatste opzegging van de managementovereenkomst d.d. 8 september 2008 overschrijdt, 7.3. veroordeelt [B] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Aneva c.s. tot op heden begroot op EUR 2.574,80 7.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, 7.5. wijst het meer of anders gevorderde af, In reconventie 7.6. veroordeelt Aneva en [A] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de aan [A] uitbetaalde vakantiedagen ad EUR 15.277,15 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, 7.7. veroordeelt Aneva en [A] hoofdelijk, des dat de een betalende zal zijn bevrijd, tot betaling van de aan [A] uitbetaalde reiskostenvergoedingen ad EUR 3.515,40 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober tot aan de dag der algehele voldoening, 7.8. veroordeelt Aneva en [A] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [B] c.s. tot op heden begroot op EUR 452,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na betekening van dit vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening, 7.9. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, 7.10. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.