
Jurisprudentie
BH3090
Datum uitspraak2009-02-16
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3113 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3113 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ongewijzigde voortzetting WAO-uitkering. Ongegrond verklaring van het hoger beroep. Betrokkene heeft dezelfde gronden aangevoerd als bij de rechtbank. In de uitspraak van de rechtbank is op die gronden ingegaan en zijn die gronden verworpen. De Raad is het eens met de uitspraak van de rechtbank en ook met de overwegingen van die uitspraak. Hetgeen betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd, is voor de Raad daarom geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Uitspraak
07/3113 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 april 2007, 06/1236 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2009. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. Lagerweij.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 11 november 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
1.2. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 6 april 2006 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat is om in loondienst arbeid te verrichten. Daarbij heeft appellant erop gewezen dat hij last heeft van ernstige vermoeidheid die weliswaar medisch niet te onderbouwen is, maar wel is erkend. Appellant heeft verder opgemerkt dat zijn hart als gevolg van een operatie tegen zijn luchtpijp zit, waardoor hij slecht slaapt en zijn vermoeidheid is verergerd.
4. De Raad overweegt dat appellant in hoger beroep dezelfde gronden heeft aangevoerd als bij de rechtbank. In de uitspraak van de rechtbank is op die gronden ingegaan en zijn die gronden verworpen. De Raad is het eens met de uitspraak van de rechtbank en ook met de overwegingen van die uitspraak. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is voor de Raad daarom geen reden om tot een ander oordeel te komen.
5. De aangevallen uitspraak komt dus voor bevestiging in aanmerking.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en J.P.M. Zeijen en P.J. Jansen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) R.L. Rijnen.
KR