Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3092

Datum uitspraak2005-09-09
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/1678 MRB, AWB 05/1695 MRB, AWB 05/1680 MRB, AWB 05/1697 MRB, AWB 05/1702 MRB, etc.
Statusgepubliceerd


Indicatie

Motorrijtuigenbelasting, bedrijfsvoorraad, handelaarskenteken. Met het parkeren van de auto’s op de openbare weg zonder dat deze waren voorzien van handelaarskentekenplaten, heeft eiseres gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 44, derde lid, van het Kentekenreglement. Dat wordt niet anders indien de auto’s slechts korte tijd op de openbare weg hebben gestaan met het uitsluitende doel om ruimte te maken om een andere auto uit de showroom te kunnen halen. De geschiedenis van de totstandkoming van de Wet biedt geen grond voor de opvatting dat de wetgever onder 'gebruik van de weg met een motorrijtuig' niet ook het hiervoor omschreven gebruik heeft willen verstaan (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2000, nr. 35 076, BNB 2000/85). Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres gehouden haar bedrijfsvoering zo in te richten dat zij aan de voorwaarden voor de handelaarsregeling voldoet. Een tekort aan capaciteit op het bedrijfsterrein van eiseres komt voor haar risico.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Registratienummers: AWB 05/1678 MRB AWB 05/1695 MRB AWB 05/1680 MRB AWB 05/1697 MRB AWB 05/1682 MRB AWB 05/1698 MRB AWB 05/1683 MRB AWB 05/1700 MRB AWB 05/1690 MRB AWB 05/1701 MRB AWB 05/1693 MRB AWB 05/1702 MRB Uitspraakdatum: 9 september 2005 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraken als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in de gedingen tussen [X] BV Inc., gevestigd en kantoorhoudende te [Z], eiseres, gemachtigde [A] te [plaats], en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, gemachtigde [B]. Betreft: De uitspraken van verweerder van 1 maart 2005 op de in één geschrift verenigde bezwaren van eiseres tegen de navolgende aan eiseres opgelegde naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij genomen boetebeschikkingen: - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 1], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 1] (AWB 05/1678 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 2], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 2] (AWB 05/1680 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 3], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 3] (AWB 05/1682 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 4], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 4] (AWB 05/1683 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 5], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 5] (AWB 05/1690 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 6], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 6] (AWB 05/1693 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 7], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 7] (AWB 05/1695 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 8], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 8] (AWB 05/1697 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 9], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 9] (AWB 05/1698 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 10], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 10] (AWB 05/1700 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [numer 11], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 11] (AWB 05/1701 MRB); - de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer 12], opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 12] (AWB 05/1702 MRB). Onderzoek ter zitting: Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2005. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen. Eiseres heeft zich, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet doen vertegenwoordigen. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 8 juli 2005 aan de gemachtigde van eiseres op het adres [adres 1] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TPG Post is gebleken dat de brief op 11 juli 2005 op het voormelde adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op regelmatige wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. 1. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage verklaart de beroepen ongegrond. 2. Gronden Eiseres exploiteert een autohandel. Eiseres maakt gebruik van de bij en krachtens artikel 1, tweede lid, en hoofdstuk V van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) getroffen regeling (hierna: de handelaarsregeling). Op 17 oktober 2004, omstreeks 11.10 uur, is door middel van een visuele controle geconstateerd dat de hierna te noemen auto's op de openbare weg stonden geparkeerd, zonder te zijn voorzien van een handelaarskenteken: - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 1]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 2]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 3]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 4]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 5]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 6]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 7]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 8]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 9]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 10]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 11]; - een personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken 12]; (hierna: de auto's) Deze auto's behoorden op het genoemde tijdstip tot de bedrijfsvoorraad van eiseres. Eiseres stelt dat er geen sprake was van gebruik van de openbare weg. De auto's zijn voor een korte tijd op de openbare weg geparkeerd met het uitsluitende doel om ruimte te maken om andere auto's uit de showroom te kunnen halen. Het is niet mogelijk in deze gevallen gebruik te maken van handelaarskentekenplaten, nu aan een handelaar maximaal twee van deze platen worden verstrekt. Eiseres kan haar bedrijf niet uitoefenen indien het haar niet is toegestaan auto's voor het hiervoor genoemde doel te verplaatsen. Bovendien heeft eiseres de zogenoemde '14-dagen brief' niet ontvangen en heeft een functionaris van de belastingdienst tijdens een controle gezegd dat er in deze situatie geen sprake kan zijn van belastingplicht. Eiseres is in eerdere zaken in het gelijk gesteld door Hof Arnhem. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet, in samenhang met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, zijn met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad de krachtens artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorwaarden voor het gebruik van die motorrijtuigen en de aldaar bedoelde kentekens van toepassing. Nadere regels ter uitvoering van onder meer het bepaalde in artikel 37 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn gesteld in het Kentekenreglement. In artikel 44, derde lid, van het Kentekenreglement is bepaald dat een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven. Met het parkeren van de auto's op de openbare weg zonder dat deze waren voorzien van handelaarskentekenplaten, heeft eiseres gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 44, derde lid, van het Kentekenreglement. Dat wordt niet anders indien de auto's slechts korte tijd op de openbare weg hebben gestaan met het uitsluitende doel om ruimte te maken om een andere auto uit de showroom te kunnen halen. De geschiedenis van de totstandkoming van de Wet biedt geen grond voor de opvatting dat de wetgever onder 'gebruik van de weg met een motorrijtuig' niet ook het hiervoor omschreven gebruik heeft willen verstaan (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2000, nr. 35 076, BNB 2000/85). Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres gehouden haar bedrijfsvoering zo in te richten dat zij aan de voorwaarden voor de handelaarsregeling voldoet. Een tekort aan capaciteit op het bedrijfsterrein van eiseres komt voor haar risico. Anders dan eiseres - naar de rechtbank begrijpt - stelt, is het voor het opleggen van een naheffingsaanslag niet vereist dat na iedere controle waarbij wordt geconstateerd dat wordt gehandeld in strijd met de voorwaarden voor de handelaarsregeling, de betrokken belastingplichtige in de gelegenheid wordt gesteld alsnog binnen 14 dagen aan de voorwaarden te voldoen. Niet tussen partijen in geschil is dat aan eiseres met dagtekening 16 december 2003 een '14-dagen brief' is gestuurd. Eiseres diende derhalve vanaf 30 december 2003 aan de voorwaarden van de handelaarsregeling van artikel 1, tweede lid, van de Wet te voldoen. De overige door eiseres aangevoerde gronden slagen niet. In het tot de gedingstukken behorende controlerapport van de controle van 15 juli 2003 vindt de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat bij eiseres het vertrouwen is gewekt dat in haar situatie geen sprake kan zijn van belastingplicht. Uit de gedingstukken is gebleken dat eiseres in voorgaande procedures haar beroep heeft ingetrokken nadat verweerder de in geschil zijnde naheffingsaanslagen had vernietigd, omdat zij dateerden van vóór de zo-even genoemde '14-dagen brief' van 16 december 2003. Hof Arnhem heeft eiseres derhalve niet in het gelijk gesteld. Met betrekking tot de opgelegde boete heeft eiseres geen beroepsgronden aangevoerd. Gelet op artikel 26a, tweede lid, van de AWR dient de rechtbank niettemin antwoord te geven op de vraag of verweerder de boeten terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het opleggen van de boeten het bepaalde in artikel 70, van de Wet, gelezen in samenhang met artikel 37 van die wet en artikel 67c van de AWR alsmede § 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 in acht genomen. Ook overigens acht de rechtbank de boeten, gelet op de aard van de overtreding en de omstandigheden van het geval, passend en geboden. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst. De beslissing is op 9 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. I. Selanno, griffier. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank; 2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.