Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3099

Datum uitspraak2009-02-17
Datum gepubliceerd2009-02-17
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers125619 / HA RK 07-109
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beschikking in het incident betreffende het al dan niet met gesloten deuren verder horen van een getuigen in een voorlopig getuigenverhoor.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum uitspraak : 17 februari 2009 Zaaknummer : 125619 / HA RK 07-109 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in het incident betreffende het al dan niet met gesloten deuren verder horen van [Naam getuige] inzake [Naam verzoekster], wonende te [ woonplaats], verzoekster, advocaat mr. A.F.G. Pennino; tegen: BISDOM ROERMOND, gevestigd te Roermond, verweerster, advocaten mr. W. van de Wier en mr. E.C.E. Schnackers; 1. Het verloop van de procedure Bij beschikking van 28 februari 2008 heeft de rechtbank op verzoek van [verzoekster] een voorlopig getuigenverhoor bevolen. Op 11 februari 2009 is een aanvang gemaakt met het horen van [Naam getuige] als getuige. Tijdens dit verhoor heeft mr. Pennino te kennen gegeven vragen te willen stellen en daarbij gebruik te maken van in deze procedure niet eerder overgelegde stukken. Na een schorsing van het getuigenverhoor, ten einde verweerster en de rechtbank kennis te laten nemen van de inhoud van deze stukken, heeft de rechtbank – niettegenstaande het bezwaar daartegen van verweerster – het gebruik van deze stukken toegestaan, waarna deze zijn overgelegd. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat deze stukken van belang zouden kunnen zijn voor de waardering van de verklaring van [Naam getuige] betreffende het bewijsonderwerp. Deze stukken zijn vervolgens door de rechtbank genummerd van A tot en met L. Verweerster heeft, onder verwijzing naar artikel 27 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.), verzocht het getuigenverhoor van [Naam getuige], voor zover daarbij gebruik zal worden gemaakt van de stukken A tot en met L, met gesloten deuren te houden. De rechtbank heeft vervolgens besloten dit verzoek als een procedureel incident te behandelen, waartoe het getuigenverhoor is geschorst. De rechtbank heeft besloten de behandeling van dit incident in het belang van een goede rechtspleging achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, omdat niet op voorhand kan worden gezegd of er al dan niet besloten dient te worden tot het openbaar houden van de voortzetting van het verhoor van [Naam getuige]. Het vernemen van de standpunten van partijen, alsmede van de zienswijze van de belanghebbende [Naam getuige], is immers niet te geven zonder dat al openbaar wordt wat wellicht besloten dient te blijven. 2. De beoordeling De standpunten van partijen Verweerster heeft, samengevat, gesteld, dat zij haar voormelde verzoek baseert op de zinsnede in artikel 27 Rv. dat “….. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen”. Verweerster is van mening dat daarbij dient te worden meegenomen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [Naam getuige] in relatie tot [Verzoekster]. Door het in het openbaar bij het verhoor van [Naam getuige] betrekken van de gemelde processtukken A tot en met L wordt de persoonlijke levenssfeer van [Naam getuige] aangetast en wordt [Naam getuige] beschadigd. Van belang is hierbij, aldus verweerster, dat deze stukken voor het bewijsonderwerp van het verzochte getuigenverhoor niet van belang zijn. [Naam getuige] heeft zich bij dit verzoek aangesloten. Samengevat is verzoekster van mening dat openbaarheid van een getuigenverhoor het uitgangspunt is. Artikel 27 Rv. geeft limitatief aan wanneer dit anders kan zijn. De persoonlijke levenssfeer van verweerster is, blijkens het verzoek, niet aan de orde. Voor zover de wetgever al heeft bedoeld dat een getuigenverhoor met gesloten deuren kan plaatsvinden in het belang van de persoonlijke levenssfeer van een getuige, dient dat tot een hoge uitzondering te zijn beperkt. Het belang van [Naam getuige] bij het met gesloten deuren gehoord worden, voor zover daarbij de stukken A tot en met L aan de orde komen, dient niet te prevaleren boven het in het openbaar voortzetten van het horen van deze getuige. De rechtbank kan het beantwoorden van bepaalde vragen wel of niet toelaten. Dit biedt voldoende waarborg voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [Naam getuige]. Het juridische kader Artikel 27 Rv. geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin de rechter kan bevelen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren kan geschieden. De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een getuige wordt niet genoemd. Artikel 27 Rv. dient te worden bezien in het licht van het in het Nederlandse proces doorwerkende artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De openbare behandeling van een zaak is uitgangspunt. In het eerste lid van artikel 6 EVRM wordt onder meer aangegeven dat de toegang tot de rechtszaal aan de pers en het publiek kan worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, wanneer de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eist “of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.” In het Nederlandse strafprocesrecht is in artikel 269 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering deze in artikel 6 EVRM genoemde uitzondering op het openbaar zijn van de terechtzitting onder andere verwoord onder de omstandigheid dat: “….. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen.” De rechtbank is van oordeel dat artikel 27 Rv. gelezen in samenhang met artikel 6 EVRM zo moet worden verstaan dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een getuige, door het geheel of ten dele horen van die getuige met gesloten deuren, dient te prevaleren boven het grote belang van de openbaarheid van een terechtzitting. Geen sluiting van de deuren De rechtbank is van oordeel dat het verhoor van [Naam getuige], voor zover daarbij de stukken A tot en met L aan de orde komen, ook dient plaats te vinden in het openbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het navolgende. De vraag ligt voor of zich dergelijke zeer bijzondere omstandigheden, die eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [Naam getuige] eisen, voordoen. De stukken A tot en met L betreffen deels stukken met een seksuele lading en betreffen deels uitingen van genegenheid van de getuige [Naam getuige] voor [Verzoekster]. [Naam getuige] heeft als zijn zienswijze, ter gelegenheid van het met gesloten deuren behandelde incident, te kennen gegeven dat deze stukken een verzinsel beschrijven. Van een relatie of anderszins met [Verzoekster] is geen sprake geweest. Deze stukken zijn, aldus [Naam getuige], een opzetje van [Verzoekster] en hem om [de deken] “een koekje van eigen deeg” te geven als reactie op uitlatingen van [de deken] over hem, [Naam getuige]. De rechtbank is van oordeel dat deze stukken met een volgens [Naam getuige] verzonnen inhoud, juist omdat het een verzinsel zou zijn, geen “zeer bijzondere omstandigheden” betreffen die rechtvaardigen dat het grote belang van de openbaarheid van een terechtzitting moet wijken voor een op deze omstandigheden gegrond verzoek de persoonlijke levenssfeer van [Naam getuige] te eerbiedigen. 3. De beslissing De rechtbank wijst het verzoek af. Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.W. Huinen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. JH